De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er afgelopen jaar een sterke toename was van «vriend in nood»-fraude
waarbij gemiddeld € 300 schade werd geleden;
constaterende dat de overheid samen met de Nederlandse Vereniging van Banken voorlichting
maakt om slachtofferschap te voorkomen, maar dit nog onvoldoende effect heeft;
constaterende dat een slachtoffer van «vriend in nood»-fraude aangifte kan doen en
via de bank persoonsgegevens van de «ontvanger» kan ontvangen waarna het slachtoffer
via de gerechtelijke weg het geld moet proberen terug te krijgen;
overwegende dat ervaring is opgedaan met de NAW-verstrekking door banken en de pilot
voor directe aansprakelijkheidstelling en de inschakeling van deurwaarders;
van mening dat «vriend in nood»-fraude grote impact heeft op het slachtoffer dat te
goeder trouw heeft gehandeld;
van mening dat het nodig is om alle opties te verkennen om de schade van het slachtoffer
te verhalen, ook als dat betekent dat er wijziging van wet- of regelgeving nodig is;
verzoekt het kabinet in gesprek te gaan met primair de banken en secundair de politie,
de telecomsector en onlineplatforms om te komen tot een aanpak voor «vriend in nood»-fraude
waarbij het verhalen van de schade voor het slachtoffer centraal staat en daarbij
de bovengenoemde ervaring te betrekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Michon-Derkzen
Van Nispen