Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 januari 2021
In de regeling van werkzaamheden van heden (Handelingen II 2020/21, nr. 48, Regeling
van Werkzaamheden) heeft het lid Van Nispen (SP) gevraagd om een analyse van de regering
van de rellen en de waardering voor de politie. Het lid Van Toorenburg (CDA) heeft
gevraagd om voorafgaand aan het door het lid Wilders (PVV) aangevraagde spoeddebat
over de rellen rond de handhaving van de avondklok een brief te sturen over de inzet
van overige onderdelen van de krijgsmacht, ten behoeve van de handhaving van de openbare
orde en de strafrechtelijke handhaving van de zogenoemde avondklok. Daarbij werd tevens
gevraagd om aan te geven hoe het Veiligheidsberaad dit weegt. Deze Kamerbrief schrijf
ik mede namens mijn ambtgenoot van het Ministerie van Defensie.
Deze brief is afgestemd met de voorzitter van het Veiligheidsberaad. Deze heeft aangegeven
dat deze brief, uitgaande van de vergadering van het Veiligheidsberaad van 25 januari
2021, naar zijn oordeel het gevoelen van het merendeel van de vergadering reflecteert.
Ik begin met de opmerking dat het getoonde gedrag verwerpelijk en crimineel is. Eenieder
mag het niet eens zijn met het kabinetsbeleid, daar boos over zijn en vreedzaam tegen
protesteren. Maar geweldpleging, het moedwillig vernielen van andermans eigendommen,
plunderen bij ondernemers die het al zwaar hebben en hulp verhinderen dan wel hulpverleners
en ziekenhuizen lastigvallen, heeft daar niets mee te maken en moet stoppen. Daar
werkt de politie hard aan. En zij verdienen ons grootste respect.
Ten aanzien van de inzet van defensie moet onderscheid gemaakt worden op een aantal
vlakken: allereerst tussen de inzet van de Koninklijke Marechaussee (KMar) en de inzet
van overige onderdelen van de krijgsmacht en daarnaast tussen de specialistische ondersteuning
van de overige onderdelen en de handhaving op straat. Bij specialistische ondersteuning
is bijvoorbeeld te denken aan de inzet van materieel zoals drones, camera’s of aan
logistieke kennis en middelen zoals bijvoorbeeld bij de boerenprotesten van vorig
jaar. De KMar levert in het kader van artikel 57 Politiewet 2012 reeds bijstand in
de vorm van ME-pelotons.
De inzet van overige onderdelen van de krijgsmacht ten behoeve van de handhaving van
de openbare orde en als voortzettingsmacht van de politie komt conform artikel 58
Politiewet 2012 eerst aan de orde in het geval de overige opties gebruikt en uitgeput
zijn. Bij die inzet zal altijd rekening moeten worden gehouden met het feit dat een
groot deel van de overige onderdelen van de krijgsmacht niet getraind en uitgerust
is voor openbare orde handhaving in vredestijd.
De politie, het Veiligheidsberaad en ik zijn blij met de bijstand die de KMar momenteel
levert. Op deze manier worden de ME-pelotons van de politie ontlast.
De korpschef heeft maandag 25 januari jl. in het Veiligheidsberaad gemeld dat de politie
onder de huidige omstandigheden met de bijstand van de ME-pelotons door de KMar in
staat is het geweld te beteugelen en de openbare orde te herstellen.
De politie bereidt zich voor op scenario’s waarbij de huidige inzet langer en/of verder
opgeschaald voortgezet moet worden. Daarbij worden ook de mogelijkheden van meer bijstand
door de KMar of van specialistische ondersteuning door Defensie verkend. Tevens is
er intensief overleg met onze buurlanden over politiële ondersteuning. Bijstand voor
handhavend optreden door overige onderdelen van de krijgsmacht is thans niet aan de
orde.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus