28 684 Naar een veiliger samenleving

Nr. 493 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 februari 2017

Tijdens het Algemeen Overleg Gerechtsdeurwaarders, d.d. 24 november 2016 (Kamerstukken 34 047 en 34 145, nr. 19), werd door het lid Van Wijngaarden (VVD) van uw Kamer aan mijn ambtsvoorganger een reactie gevraagd op een drietal voorstellen met betrekking tot de aanpak van agressie tegen deurwaarders. Overeenkomstig de door mijn voorganger gedane toezegging informeer ik uw Kamer met deze brief over het gesprek dat heeft plaatsgevonden tussen de Koninklijke Beroepsorganisatie voor Gerechtsdeurwaarders (KBvG), de politie en het OM over agressie tegen de deurwaarders. Daarbij zal ik ook ingaan op de wijze waarop aangifte kan worden gedaan. Verder zal ik aandacht besteden aan de bewijskracht van het proces-verbaal van een deurwaarder in het strafrecht. Ten derde zal ik ingaan op de wijze waarop een gerechtsgerechtsdeurwaarder rechtmatig beeldopnamen kan maken tijdens zijn werkzaamheden.

Aangiftemogelijkheden en gesprek met de KBvG

Situaties met geweld vragen om goede politiezorg, zeker wanneer het geweld jegens openbaar ambtsdragers is gericht. Om het geweld tegen medewerkers met een publieke taak – zoals gerechtsdeurwaarders – tegen te kunnen gaan, is het daarom van belang dat er aangifte wordt gedaan. De aangifte kan daarbij ook door de werkgever worden gedaan, hetgeen in de praktijk door werknemers als een belangrijke steun in de rug wordt ervaren. In het Algemeen Overleg Gerechtsdeurwaarders van 24 november jl. (Kamerstukken 34 047 en 34 145, nr. 19) heeft u mij gevraagd om in te gaan op de manieren waarop aangifte kan worden gedaan.

Slachtoffers wordt geadviseerd contact op te nemen met de politie en aangifte te doen op het bureau. Uw Kamer heeft gevraagd de aangiftes ook digitaal op te nemen. Vooralsnog is dit niet mogelijk. Gezien de ernst van geweldsincidenten ligt een uitbreiding naar digitale aangifte voor deze strafbare feiten minder voor de hand. Bij geweldsdelicten is het van belang dat de aangifte in persoon wordt opgenomen. Dat kan zijn in de rol van aangever wanneer het slachtoffer zelf aangifte doet of in de rol van benadeelde wanneer zijn werkgever de aangifte doet. Op die wijze kan adequate opvolging worden geboden door middel van een individuele beoordeling met het oog op de opsporing, bijvoorbeeld ten aanzien van het slachtoffer wanneer het eventueel letsel betreft. Dit vloeit voort uit de Europese richtlijn «Minimumnormen slachtoffers», in het kader van de bescherming van de positie van het slachtoffer, een goede informatiepositie voor het slachtoffer en het voorkomen van een onzorgvuldig proces (secundaire victimisatie).

Ter bescherming van het slachtoffer kan er gekozen worden voor het opgeven van het adres van de werkgever of het doen van aangifte onder nummer, dan wel het doen van aangifte door de werkgever. Omdat de aangifte het startpunt vormt van het opsporingsonderzoek, blijft het een stap die zorgvuldig moet worden doorlopen en derhalve enig tijdbeslag kent.

Door het maken van een afspraak voor het doen van aangifte kan deze zowel snel als zorgvuldig worden opgenomen. Dit is voor zowel de kwaliteit als de efficiëntie van belang. Zoals tijdens het algemeen overleg aan de orde kwam (Kamerstukken 34 047 en 34 145, nr. 19), wordt in specifieke gevallen gekozen voor het opnemen van de aangifte bij de aangever thuis.

In algemene zin zou ik willen benadrukken dat voor zaken ten aanzien van een Veilige Publieke Taak (VPT) een specifieke VPT-code bij de aangifte geldt waarmee meldingen van agressie en/of geweld tegen functionarissen met een publieke taak directe opvolging krijgen. Er zijn daarmee maatregelen genomen voor de grote groep werknemers met een publieke taak die te maken kunnen krijgen met agressie en geweld.

Zoals mijn voorganger tijdens het eerder genoemde algemeen overleg (Kamerstukken 34 047 en 34 145, nr. 19) heeft genoemd, heeft de KBvG aangegeven behoefte te hebben aan verduidelijking rondom het aangifte- en strafrechtelijk proces bij VPT-zaken. Op 13 december jl. heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de KBvG, de politie en het OM. Tijdens dit gesprek heeft de KBvG de verschillende acties toegelicht die door de beroepsorganisatie zijn ondernomen ter voorkoming van agressie en geweld. Langs deze weg wil ik daarvoor mijn waardering uitspreken. Daarnaast is gesproken over de beleidsmaatregelen die genomen zijn met Programma Veilige Publieke Taak (VPT), de belangrijke rol van de werkgever ten aanzien van agressie en geweld, de Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA), het belang van een zorgvuldige aangifte en de optie om met twee deurwaarders naar risicovolle adressen te gaan. Tot slot is aan de KBvG de suggestie gedaan om een VPT-coördinator aan te stellen en aan te sluiten in een VPT-regio1, waar op reguliere basis politie, OM en werkgevers met elkaar in gesprek zijn over agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak.

Bewijskracht verklaring gerechtsdeurwaarder

Het toekennen van bijzondere bewijskracht aan een verklaring van een gerechtsdeurwaarder die slachtoffer is van geweld, is niet mogelijk omdat deze bewijskracht thans is voorbehouden aan opsporingsambtenaren. Een verklaring van een gerechtsdeurwaarder gelijkschakelen met die van een opsporingsambtenaar is onwenselijk, omdat de opsporingsambtenaar is opgeleid om een zodanig proces-verbaal op te maken dat daarin alle elementen van de toepasselijke delictsomschrijving die nodig zijn voor de bewijsbaarheid en de strafbaarheid van het feit aan de orde komen. Dat is de deurwaarder niet.

Daar komt bij dat zelfs wanneer de verklaring wel dezelfde bijzondere bewijskracht zou hebben als die van een opsporingsambtenaar, dat nog niet wil zeggen dat in een-op-een situaties deze verklaring ook feitelijk tot bewijs zal worden gebezigd. Het staat de rechter blijkens vaste jurisprudentie vrij ook in gevallen van bijzondere bewijskracht zelf te bepalen welke overtuiging hij daaruit krijgt. In situaties waarin betrokkene zelf het slachtoffer is van een strafbaar feit, worden door de rechter extra hoge eisen gesteld aan de betrouwbaarheid. Hoe ernstiger het feit, hoe meer ermee rekening gehouden zal worden dat de eigen verklaring daardoor wellicht minder objectief zal zijn en daardoor aan overtuigingskracht inboet. Aanvullend bewijs bijvoorbeeld door camerabeelden of een extra (getuigen)verklaring is in dit soort zaken daarom belangrijk.

Mogelijkheid voor opnamen

Het is een gerechtsdeurwaarderskantoor toegestaan om cameratoezicht door middel van bijvoorbeeld bodycams toe te passen om het personeel te beschermen tegen geweld. In het geval zich een incident voordoet, kunnen de camerabeelden als bewijsmateriaal fungeren. De gerechtsdeurwaarder heeft voor het maken van opnamen bij de uitvoering van zijn wettelijke taak een informatieplicht; de gerechtsdeurwaarder dient bij het aanspreken van de schuldenaar of bij het binnentreden van de woning of een pand aan te geven dat gebruik wordt gemaakt van een camera met het oog op de veiligheid.

Om op geoorloofde wijze gebruik te maken van bodycams dient een afweging plaats te vinden of de inzet van bodycams noodzakelijk is voor het doel (de bescherming van de deurwaarder) en voldoet aan de proportionaliteits- en subsidiariteitsvereisten. De afweging over de feitelijke inzet en de te verwachten effectiviteit is vanzelfsprekend aan de desbetreffende deurwaarder of diens werkgever. Deze zal bijvoorbeeld de afweging moeten maken of het gebruik van een camera al dan niet een escalerend effect op geweldsgebruik jegens de gerechtsdeurwaarder zal hebben en of de aanvullende bewijsmogelijkheden daartegen opwegen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok


X Noot
1

Binnen een VPT-regio werken werkgevers met een publieke taak op regionaal niveau samen bij de aanpak van agressie en geweld, samen met de politie en het Openbaar Ministerie.

Naar boven