28 684 Naar een veiliger samenleving

Nr. 487 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 december 2016

Aanleiding

Op 21 september 2012 vonden rellen plaats in Haren onder de naam Project X naar aanleiding van een veel te wijd verspreidde aankondiging van een feestje op Facebook. Daarbij is naar schatting € 200.000 aan materiële schade aangericht. Omdat de schade van afzonderlijke gedupeerden niet aan individuele relschoppers kon worden gekoppeld, is de «regeling tegemoetkoming schade openlijk geweld» ingesteld om schuldigen aan de rellen in Haren toch een financiële bijdrage te kunnen laten betalen om de schade aan eigendommen van burgers te vergoeden.

In de toelichting op de regeling werd een evaluatie in het vooruitzicht gesteld na afloop van de regeling mede ter beantwoording van de vraag of er een permanente wettelijke regeling zou moeten komen. In opdracht van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is door Bureau Beke onderzoek gedaan naar deze regeling. De resultaten van dit onderzoek biedt ik u hierbij aan1 samen met mijn beleidsreactie.

Opzet en uitkomsten van het onderzoek

De regeling werkte als volgt. Personen die zich schuldig hadden gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging (art. 141 Sr) konden door de rechter of door de Officier van Justitie (met een strafbeschikking) worden veroordeeld tot storting van een geldsom (in beginsel € 250 voor minderjarigen en € 500 voor meerderjarigen) in een fonds ten behoeve van gedupeerde burgers. Wanneer zij dit niet deden, kon tot inning van de voorwaardelijke opgelegde hogere geldboete worden overgegaan. De «Regeling tegemoetkoming schade openlijk geweld» was een tijdelijke regeling en is met ingang van 1 januari 2015 van rechtswege geëindigd.

Voor het onderzoek naar de regeling is deskresearch uitgevoerd naar mogelijk relevante documentatie en zijn officiële documenten rondom de regeling bekeken. Daarnaast zijn alle betrokken partijen geïnterviewd over hun ervaringen en is een zoekslag uitgevoerd in LexisNexis, een digitale krantenbank. Op verzoek van de onderzoekers heeft het SGM alle 23 aanvragers van een tegemoetkoming uit het fonds benaderd met een vragenlijst, waarvan er 8 hebben gereageerd en bij degenen die daartoe bereid waren zijn telefonische interviews afgenomen.

Uit cijfers van het SGM bleek dat de regeling is opgelegd bij 68 van de 108 verdachten (63%). Hiervan heeft iets meer dan twee derde een storting gedaan (46). Hierbij viel op dat jeugdige daders vaker bereid waren te betalen dan volwassenen. Er zijn 23 verzoeken om schadevergoeding ingediend, waarvan er 18 zijn toegewezen. Uiteindelijk bleek het gestorte bedrag in het fonds voldoende om de toegewezen schadevergoedingen volledig uit te keren.

Bij het onderzoek onder slachtoffers bleek dat slachtoffers van wie de aanvraag tot schadevergoeding werd geweigerd ronduit negatief reageerden, maar slachtoffers van wie de aanvraag werd gehonoreerd reageerden uitermate positief over de communicatie, de beslistermijn en over de afhandeling. De actie van het instellen van de regeling werd als «steun in de rug» ervaren door slachtoffers die hun schade vergoed zagen.

Uit de interviews met respondenten blijkt dat de regeling om verschillende redenen voorzag in een maatschappelijke behoefte. Ten eerste voorzag de regeling in een behoefte doordat slachtoffers tegemoet gekomen konden worden in de schade die zij ten gevolge van de rellen hadden geleden. Daarnaast bestond vanuit de aandacht die de rellen kregen en de gevolgen daarvan, de behoefte om de daders duidelijk te maken dat hun gedrag niet getolereerd werd en consequenties had. Als nadeel wordt genoemd dat alleen particulieren en zzp’ers aanspraak op de regeling hebben kunnen maken en (kleine) ondernemers niet.

Samenvattend kan gesteld worden dat de uitvoering van de regeling goed is verlopen en – los van de totstandkoming van de regeling – een beperkte inspanning van partijen heeft gevergd. Respondenten geven aan blij te zijn met het feit dat de regeling er was. Het lager dan verwachte aantal aanvragers doet hier niet aan af.

Beleidsconclusies

De regeling tegemoetkoming schade na openlijk geweld heeft in de zaak rond de rellen in Haren geleid tot succes: er is voldoende geld geïncasseerd waarmee schade kon worden vergoed. Het was bovendien een helder signaal dat ook in deze situatie «de dader betaalt».

De regeling is met name zinvol gebleken als sprake is van een flinke groep gedupeerden en als er genoeg personen zijn aan wie weliswaar geen afzonderlijke schade kan worden toegerekend, maar die wel medeverantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de ontstane schade en aan wie daarom wel een storting in een schadefonds kan worden opgelegd. Sinds de rellen in Haren heeft zich geen situatie meer voorgedaan waarbij een beroep op de regeling is gedaan. Het omzetten van de inmiddels geëindigde regeling naar wetgeving ligt daarom niet in de rede. Bovendien blijft de mogelijkheid bestaan die artikel 14c lid 2 onder 4 van het Wetboek van Strafrecht biedt om als bijzondere voorwaarde op te leggen: «een storting van een door de rechter vast te stellen som gelds [..] ten gunste van een instelling die zich ten doel stelt belangen van slachtoffers van strafbare feiten te behartigen».

Wanneer zich in de toekomst een vergelijkbare situatie voordoet van grootschalig openlijk geweld en zaakbeschadigingen bij een flink aantal particulieren, is het mogelijk om – gebruikmakend van de opgedane ervaringen – opnieuw een ministeriële regeling als deze in te stellen. In het geval zich in de toekomst een trend gaat aftekenen van het herhaald toepassen ervan, wordt het treffen van een wettelijke regeling meer opportuun.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven