28 684 Naar een veiliger samenleving

Nr. 456 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 november 2015

Conform mijn toezeggingen in het Algemeen Overleg Veilige Publieke Taak van 11 november 2015 informeer ik u onderstaand over:

  • De beëindiging van de subsidie aan het Expertisecentrum Veilige Publieke Taak;

  • Het aantal verstoringen van de lokale democratie (raadsvergaderingen etc.) en de (juridische) reacties hierop;

  • De mogelijkheden van een publiekscampagne bedoeld om aan het publiek de norm van (on)acceptabel gedrag uit te dragen.

Alvorens hierop in te gaan, schets ik u in het kort de stand van zaken in de aanpak van agressie en geweld van derden tegen werknemers met een publieke taak en politieke ambtsdragers.

Stand van zaken.

Bij de start van het programma Veilige Publieke Taak (VPT) in 2007 was een veelgehoorde opvatting van werkgevers, werknemers en de publieke opinie dat agressie van derden tegen werknemers met een publieke taak «er nu eenmaal bij hoorde». Dat de publieke taak emotie met zich meebrengt en dat je daar als werknemer maar tegen moest kunnen, of anders maar ander werk moest zoeken.

Met de inzet vanuit het programma Veilige Publieke Taak is in die opvattingen verandering gebracht. Vanaf 2007 is op alle denkbare manieren duidelijk gemaakt dat met agressie de grens van het aanvaardbare wordt overschreden en dat de verantwoordelijkheid voor een veilige werkplek bij de werkgever ligt. De Arbowet geeft dat ook duidelijk aan, maar veiligheid van werknemers was niet overal prioriteit.

Er is de afgelopen 9 jaar vanuit het programma geïnvesteerd in het ondersteunen van werkgevers in hun primaire verantwoordelijkheid, onder meer via communicatiecampagnes, stimuleringsregelingen en via het expertisecentrum Veilige Publieke Taak1. En met succes.

Op dit moment is de breed gedeelde opvatting van werkgevers, werknemers en de samenleving als geheel dat agressie tegen werknemers met een publieke taak en politieke ambtsdragers onaanvaardbaar is. Steeds meer werkgevers met een publieke taak implementeren en borgen de aanpak van agressie en geweld binnen hun organisatie. Dat blijkt zowel uit de monitoronderzoeken van het programma VPT als uit de onderzoeken van de Inspectie SZW. Werkgevers zijn zich – mede door campagnes van de Minister van SZW – bewust dat agressie van derden werkdruk en psychosociale arbeidsbelasting geeft en leiden tot verzuim. De kosten ten gevolge hiervan bedragen volgens berekeningen van TNO € 317 mln. Dat bewustzijn geeft in het veld een extra stimulans om door te zetten.

Vakdepartementen (VWS, OCW, IenM, SZW en VenJ) coördineren binnen hun sectoren inmiddels hun eigen VPT-trajecten. Zelf ga ik voort met de aanpak van agressie tegen werknemers in het openbaar bestuur en politieke ambtsdragers.

Via bijvoorbeeld de A&O fondsen worden overheidswerkgevers al structureel ondersteund in de aanpak van agressie.

Expertisecentrum Veilige Publieke Taak (EVPT)

Ik zie geen aanleiding om de startsubsidie van het EVPT om te zetten in een vervolgsubsidie. In het algemeen overleg is mij gevraagd Uw Kamer schriftelijk te informeren omtrent de argumenten voor het niet doorzetten van de subsidie aan het Expertisecentrum Veilige Publieke Taak.

Het expertisecentrum is van grote waarde geweest. Samen met het programma VPT van mijn ministerie is veel bereikt en in de markt is voldoende aanbod voorhanden om werkgevers – die hun verantwoordelijkheid voor de aanpak inmiddels nemen – te ondersteunen bij de implementatie van beleid.

In 2011 is aan het CAOP gevraagd om samen met het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid en Slachtofferhulp Nederland een expertisecentrum op te zetten om de beschikbare kennis en instrumenten op VPT-gebied verder te verspreiden en de aanpak van agressie en geweld door werkgevers een flinke stimulans te geven. Hiervoor is een startsubsidie verstrekt tot en met 2014, waarvan de hoogte jaarlijks opnieuw is vastgesteld. Zoals eerder aan Uw Kamer gecommuniceerd2 zou het expertisecentrum na 2014 zelfvoorzienend moeten zijn. Het expertisecentrum zou gedurende de looptijd van de startsubsidie nagaan of de verrichte activiteiten dusdanige meerwaarde voor werkgevers zouden hebben, dat deze na beëindiging van de startsubsidie ook door hen gefinancierd zouden kunnen worden. Door een externe partij is een haalbaarheidsonderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor continuering van het EVPT. Daaruit is een aantal verdienmodellen naar voren gekomen.

Op 1 juli 2014 werd de Wet Markt en Overheid van kracht. Vanaf die datum moet bij de levering van goederen en diensten aan derden, waaronder overheidsbedrijven, een integrale kostprijs in rekening worden gebracht. Het EVPT heeft besloten geen betaling voor advisering aan individuele werkgevers te gaan vragen. Vanaf medio 2014 heeft het EVPT de advisering op instellingsniveau over de implementatie van het VPT-beleid stopgezet. Advisering aan werkgevers over de implementatie binnen hun organisatie geschiedt vanaf dat moment door marktpartijen. Het aanbod van trainings- en adviesbureaus op dit terrein is ruimschoots voorhanden, zodat die advisering ook gecontinueerd is.

In de loop van het laatste subsidiejaar (2014) werd duidelijk dat niet alle beschikbaar gestelde middelen zouden worden uitgeput en dat nog geen zicht was op andere financiers voor de activiteiten. Om het EVPT in de gelegenheid te stellen alsnog te verkennen of een doorstart in een andere vorm mogelijk zou zijn, heb ik de subsidieperiode met een jaar verlengd, tot eind 2015. Dit heeft niet geleid tot een (financieel) haalbaar model waaronder kan worden doorgestart.

Vanuit BZK is met alle relevante stakeholders, waaronder de vakdepartementen, gesproken over de bereidheid om een doorstart van het expertisecentrum mee te financieren. Van een dergelijke bereidheid is mij niet gebleken, mede omdat elk departement zijn eigen sectorale expertise- en kenniscentrum heeft. Ook uit eigen onderzoek van het CAOP komt naar voren dat organisaties op zichzelf wel waardering hebben voor de activiteiten van het EVPT, maar dat er geen bereidheid is om deze activiteiten te (co-)financieren.

Steeds meer werkgevers – zoals de gemeente Den Haag en de NS – richten intussen zelf hun eigen expertisepunt rond de aanpak van agressie in, om van daaruit organisatiebreed de aanpak te coördineren (o.a. trainingen, aangifte te doen namens werknemers, schade te verhalen, nazorg te regelen, etc.). Alles wat nodig is om de aanpak van agressie van derden door te zetten binnen hun organisatie kunnen werkgevers betrekken van de rijksoverheidwebsite www.agressievrijwerk.nl.

De bovenstaande ontwikkelingen hebben geleid tot mijn besluit om de start subsidie aan het expertisecentrum niet te verlengen.

Publiekscampagne

In het algemeen overleg heeft Uw Kamer mij gevraagd de mogelijkheden te onderzoeken van een publiekscampagne bedoeld om aan het publiek de norm van (on)acceptabel gedrag uit te dragen.

Eerder zijn vanuit het programma Veilige Publieke Taak landelijke publiekscampagnes uitgevoerd op het thema veiligheid en agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak. Daarin is aan de hand van vier tips duidelijk gemaakt wat je als getuige van geweld kunt doen (vraag anderen om hulp en spreek samen de dader aan; bel 112; blijf bij het slachtoffer; maak foto’s voor de politie en meld je als getuige).

Uit evaluatie van deze campagnes blijkt, dat het overgrote deel van het algemeen publiek voorafgaand aan de campagne al van mening was dat zij zelf iets kunnen doen als zij getuige zijn van agressie en geweld tegen mensen met een publieke taak. De intentie om in de toekomst iets te doen als men getuige is van agressie en geweld tegen mensen met een publieke taak bleek voorafgaand aan de campagne met (bijna) negen op de tien eveneens al hoog, zo blijkt uit evaluatie. De doelstelling om hierin een stijging te realiseren, is met de campagnes niet behaald.

Als ik de hoge kosten van een dergelijke publiekscampagne (ca. € 1,5 mln) afzet tegen de geringe effecten ervan, zie ik geen reden om wederom zo’n grote campagne te starten. Dat neemt niet weg dat ikzelf op ieder geschikt moment de norm zal uitdragen dat agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak onacceptabel is en werkgevers vraag om dat ook te doen.

Vanaf 2007 wordt vanuit het programma VPT campagne gevoerd richting werkgevers en werknemers met een publieke taak, om de aanpak van agressie en geweld van derden langs de acht VPT-maatregelen te implementeren.

Bij brief van 4 juni 2015 aan de Tweede Kamer3 heb ik toegezegd eind oktober 2015 samen met de Minister van SZW de campagne «Wees duidelijk over agressie» te zullen lanceren. Op 27 augustus 2015 heb ik in de aanloop van de campagne werkgevers uit de publieke sector middels een brief opgeroepen om mee te doen aan de campagne. Met deze campagne wordt het onderwerp agressie van derden tegen werknemers met een publieke taak nog eens stevig onder de aandacht gebracht van werkgevers en werknemers binnen de sectoren, om de implementatie van beleid verder te stimuleren. Werkgevers spelen in de campagne een belangrijke rol en worden in de voorbereiding van de campagne betrokken. Op dit moment worden samen met SZW landelijke en regionale conferenties voorbereid, die in januari 2016 van start gaan. Daarnaast wordt via vakbladen en sociale media aandacht besteed aan het onderwerp en de campagne.

Ondermijning lokale democratie

In het algemeen overleg Veilige Publieke Taak op 11 november jl. werd mij de vraag gesteld of er zicht is op het aantal verstoringen van de lokale democratie en op de (strafrechtelijke) reactie op die verstoringen. Uit navraag blijkt dat er geen centrale registratie plaatsvindt van dergelijke verstoringen (en de reactie daarop), mede omdat er geen heldere afbakening van het begrip «verstoring» is bepaald.

Ik zal onderzoek laten doen naar het aantal verstoringen en de (juridische) reacties daarop en Uw Kamer over de uitkomsten daarvan zo spoedig mogelijk informeren.

Tot slot

Na het – conform afspraak – aflopen van de startsubsidie aan het expertisecentrum VPT eind van dit jaar is de basis op orde: alle kennis, expertise en instrumenten voor een goede aanpak door werkgevers zijn voorhanden. Zij dragen verantwoordelijkheid en pakken die ook op.

Binnen mijn ministerie wordt aan de met VPT verbonden thema’s structureel doorgewerkt, onder meer binnen het nieuwe programma Bestuur en Veiligheid. Daarin wordt de inzet op agressie en intimidatie verbonden met de aanpak op ondermijning van de lokale democratie en bestuurlijke integriteit. Dit programma start begin volgend jaar, in nauwe samenwerking met de beroepsverenigingen van burgemeesters, wethouders en raadsleden, waarmee ik vorige week constructieve afspraken heb gemaakt op het punt van ondersteuning.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Gemiddeld € 3 mln per jaar voor het programma VPT en in totaal € 7 mln voor het expertisecentrum.

X Noot
2

Kamerstuk 28 684, nr. 344.

X Noot
3

Kamerstuk 28 864, nr. 441.

Naar boven