28 684 Naar een veiliger samenleving

Nr. 380 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 mei 2013

Tijdens de regeling van werkzaamheden op 24 april jl. heeft uw Kamer mij gevraagd een brief te sturen met een reactie op het onderzoek «Schoon, heel en werkzaam?! – Een wetenschappelijke beoordeling van sociale interventies op het terrein van buurtleefbaarheid» (Handelingen II 2012/13, nr. 79, Regeling van werkzaamheden). Met deze brief ontvangt u het onderzoeksrapport, zes factsheets daarover1 en mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mijn reactie daarop. De beantwoording van de Kamervragen van de leden Van Klaveren en Helder (Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 2209) over hetzelfde onderzoek zijn separaat aan uw Kamer aangeboden. Het merendeel van die vragen wordt door middel van deze brief beantwoord.

Voor de goede orde merk ik op dat deze brief los staat van de visie op de buitengewone opsporingsambtenaren waar de Kamerleden Kooiman en Marcouch aan refereerden tijdens de regeling van werkzaamheden.

Onderzoek «Schoon, heel en werkzaam?!»

Dit onderzoek betreft een wetenschappelijke toetsing, op basis van nationale en internationale studies, van een aantal sociale interventies op het terrein van buurtleefbaarheid: stimuleren van bewonerscontacten, activering van bewoners, de inzet van straatcoaches, gebiedsgebonden gedragscodeprojecten en sport en spel in de wijk. Het onderzoek is verricht op verzoek van het kennisinstituut MOVISIE in het kader van het programma Inzicht in sociale interventies. De aanleiding voor dit onderzoek is het gebrek aan kennis over de wetenschappelijke basis van interventies.

Ik vind het belangrijk dat er wetenschappelijke onderzoek wordt gedaan naar de onderbouwing van interventies. Het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie Centrum (WODC) van mijn ministerie rapporteert daarom regelmatig over de effectiviteit van interventies op het terrein van Veiligheid en Justitie2. Mijn ambtsvoorgangers hebben het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) onderzoek laten doen naar de effectiviteit van interventies op het gebied van veiligheid. Enkele jaren terug verschenen de SCP-rapporten «Sociale veiligheid ontsleuteld»3 en «Overlast en verloedering ontsleuteld»4 waarin de effectiviteit van respectievelijk het sociale veiligheidsbeleid en het beleid aangaande overlast en verloedering is beoordeeld. Op dit moment worden onder mijn verantwoordelijkheid enkele lokale interventies op het gebied van overlastbeleving uitgevoerd en geëvalueerd waarmee wetenschappelijke inzichten in de praktijk worden getoetst.

Evidence based kennis over wat werkt in buurten en wijken tegen criminaliteit, overlast en verloedering is, zoals de onderzoekers schrijven, inderdaad uitermate nuttig voor beleidsmakers en uitvoerders. Het onderzoek «Schoon, heel en werkzaam?!» kan – evenals andere rapporten met wetenschappelijke inzichten over interventies zoals die van het WODC en het SCP – beleidsmakers en uitvoerders op lokaal niveau ondersteunen bij het bepalen van de interventies die zij inzetten bij lokale veiligheidsvraagstukken. Ik hecht eraan te benadrukken dat het voorkomen en aanpakken van verloedering, overlast en criminaliteit in wijken en buurten in eerste instantie een verantwoordelijkheid is van het lokale bestuur. Het lokaal bestuur zal dit samen met de ketenpartners doen, waarbij in de regel sprake zal zijn van een combinatie van preventieve en repressieve maatregelen. Of deze effectief zijn voor het doel waarvoor ze worden ingezet is mede afhankelijk van de specifieke lokale omstandigheden. Het is dan ook aan het lokaal bestuur en zijn partners om te beoordelen welke (combinaties van) maatregelen worden ingezet. De inzichten van onderzoek als dit kunnen daarbij behulpzaam zijn.

Ondersteuning gemeenten

De rijksoverheid, en ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, ondersteunen gemeenten en hun partners onder meer met informatie over in te zetten maatregelen, ervaringen van gemeenten, best practices en kennis over de effectiviteit van maatregelen. Ik zal daarom de inzichten van het onderzoek «Schoon, heel en werkzaam?!» via de mij beschikbare kanalen beschikbaar stellen aan gemeenten. Gemeenten hebben ook uit andere bronnen veel kennis tot hun beschikking. Zo heeft het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) een database met wijkinterventies en het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) een databank effectieve jeugdinterventies. Recent is via het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de handleiding «Maatwerk voor risicojongeren»5 beschikbaar gesteld aan gemeenten. In deze handleiding zijn ervaringen uit de aanpakken van Marokkaans- en Antilliaans-Nederlandse risicojeugd gecombineerd met wetenschappelijke inzichten.

Voorts merk ik op dat het CCV sinds eind 2012 is gestart met het structureel verankeren van evidence based werken in zijn werkwijze. Door het systematisch evalueren van CCV projecten en producten, is het mogelijk de effectiviteit ervan aan te tonen. Al in de planfase van projecten wordt het evidence based werken geborgd. Het CCV zal ik vragen zijn database met interventies op het gebied van lokale veiligheid uit te breiden met de inzichten uit het onderzoek «Schoon, heel en werkzaam?!».

De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
3

Noije, L. van en K. Wittebrood, Sociale veiligheid ontsleuteld – Veronderstelde en werkelijke effecten van veiligheidsbeleid, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, juli 2008 (rapport en beleidsreactie Kamerstuk 28 684, nr. 161)

X Noot
4

Noije, L. van en K. Wittebrood, Overlast en verloedering ontsleuteld. Veronderstelde en werkelijke effecten van het Actieplan overlast en verloedering, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, september 2009 (Kamerstuk 28 684, nr. 239 en beleidsreactie Kamerstuk 28 684, nr. 251)

Naar boven