28 684
Naar een veiliger samenleving

nr. 35
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 september 2004

Bij het beantwoorden van de vragen van uw Kamer van 26 maart 2004 (Aanhangsel der Handelingen II, vergaderjaar 2003–2004, nr. 1171) heb ik toegezegd om onderzoek te doen naar het weren van winkeldieven met behulp van winkelverboden. Ook heb ik toegezegd onderzoek te doen naar het opzetten van een landelijke databank ter ondersteuning van deze winkelverboden. Met deze brief geef ik, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, uitvoering aan deze toezeggingen.

1. Stand van zaken

Het individuele winkelverbod

Elke winkelier kan zelf een winkelverbod opleggen en handhaven. Een winkel is immers privé-gebied dat wordt opengesteld voor het publiek. Het winkelverbod moet wél aan bepaalde voorwaarden voldoen. Zo moet de winkeldief op heterdaad betrapt worden en moet aan alle klanten kenbaar worden gemaakt dat gebruik wordt gemaakt van winkelverboden. Ook moet worden aangegeven voor welke delicten het verbod geldt en bij welke frequentie en hoe lang het verbod duurt.

Als de winkeldief in strijd met het winkelverbod de winkel betreedt, is deze strafbaar op grond van artikel 138 Wetboek van Strafrecht (huisvredebreuk). Als de winkeldief zich niet laat tegenhouden kan de winkelier de hulp van de politie inroepen. Deze moet hij dan wel vooraf informeren over het opgelegde verbod.

Een winkelier kan ook bij de civiele rechter, bijvoorbeeld in kort geding, een bevel (eventueel met dwangsom) vorderen dat een persoon zich niet in zijn winkel mag bevinden. Daarbij is vereist dat er sprake is van een dreigende onrechtmatige daad. De winkelier kan daartoe bijvoorbeeld aantonen dat hij eerder aangifte heeft gedaan van winkeldiefstal door de betrokken winkeldief.

Het collectieve winkelverbod

Bij het collectieve winkelverbod wordt een persoon de toegang ontzegd tot meerdere winkels tegelijk. Dit kan gelden zowel voor een (besloten) winkelcentrum of winkelstraat als voor een (landelijke) winkelketen. De vereisten zijn gelijk aan die voor een individueel winkelverbod. Dit betekent onder meer dat een filiaal dat een winkelverbod van een ander filiaal overneemt, dit moet melden aan de lokale politie.

Ook kunnen winkeliers op grond van artikel 305a van Boek 3 BW bij de civiele rechter een collectief verbod vragen (gebiedsverbod).

Het verblijfsverbod

Een gemeente kan in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) bepalingen opnemen op basis waarvan de burgemeester een verblijfsverbod kan opleggen aan iemand die regelmatig de openbare orde in een bepaald gebied verstoort. Daarbij moet er sprake zijn van verstoring van de openbare orde in het gebied (in casu rondom de winkels) en moet er sprake zijn van méér dan alleen het plegen van winkeldiefstallen. Een verblijfsverbod kan slechts voor bepaalde, relatief korte, duur (vaak 2 weken) worden opgelegd.

2. Toekomstige ontwikkelingen

Tot voor kort werd het individuele winkelverbod maar weinig toegepast. Dat kwam grotendeels door de onbekendheid met de materie. In reactie hierop is met de detailhandel een brochure ontwikkeld waarin helder wordt uiteengezet wat wel en niet kan bij de aanpak van winkelcriminaliteit, met name ten aanzien van winkelverboden. Deze brochure is breed verspreid onder winkeliers en geniet daar veel belangstelling. Daarnaast is begin 2003 met de detailhandel afgesproken dat zij de toepassing van winkelverboden zouden stimuleren. Dat is op grote schaal gebeurd door het gebruik van gerichte voorlichtingsmiddelen en het verspreiden van modelformulieren en protocollen. Door gerichte voorlichting wint ook de toepassing van het collectieve winkelverbod aan bekendheid. De lokale samenwerking met de politie inzake winkelverboden verloopt eveneens naar wens. De bekendheid en het gebruik van het winkelverbod zullen naar verwachting dan ook nog verder toenemen de komende jaren.

Het opleggen van een verblijfsverbod lijkt, gezien de genoemde eisen (oplegging voor korte duur; verstoring openbare orde), niet de meest aangewezen weg om winkeldieven te weren. Winkeldieven verstoren immers primair het privé-gebied van de winkelier en niet de openbare ruimte. Deze maatregel wordt daarom slechts als aanvullende maatregel door gemeenten gehanteerd en niet als structurele oplossing.

De kans op succes van een collectief winkelverbod is het grootst als het verbod zich beperkt tot een winkelcentrum of winkelstraat. Daarbinnen is het immers gemakkelijk om goede afspraken te maken en te handhaven. Belangrijk daarbij is ook dat de winkeliers de winkeldieven van gezicht kunnen herkennen. Wordt het gebied groter of zelfs landelijk dan wordt een winkelverbod praktisch gezien lastig om te handhaven. Dit geldt ook voor collectieve winkelverboden toegepast binnen een landelijke winkelketen. In de praktijk blijken overigens de meeste winkeldieven zich te beperken tot een stad. Van regionaal of landelijk opererende winkeldieven is vrij weinig sprake. Een winkelverbod voor een regio of zelfs het hele land alsmede een daaraan te koppelen landelijke databank is gezien het bovenstaande dan ook niet aan de orde.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven