28 684 Naar een veiliger samenleving

Nr. 338 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 februari 2012

Bij de begrotingsbehandeling van het ministerie van Veiligheid en Justitie op 1 en 2 november 2011 heb ik u naar aanleiding van een vraag van het lid Helder naar de reikwijdte van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) inzake openlijke geweldpleging toegezegd met het Openbaar Ministerie en de politie de aanpak van groepen relschoppers te bezien en u hierover te berichten.1

Als vaststaat dat een individu actief deel heeft uitgemaakt van een groep die zich schuldig maakt aan openlijke geweldpleging, dan is de kans groot dat een strafrechtelijke sanctie volgt. Ingevolge het eerste lid van artikel 141 Sr kan een ieder die zich in een groep bevindt strafrechtelijk medeverantwoordelijk worden gehouden voor het openlijk geweld dat deze groep pleegt: voor het toekennen van strafrechtelijke aansprakelijkheid moet gebleken zijn van enige gedraging waaruit de bewuste deelname aan de groep blijkt. Een individu hoeft daarvoor niet zelf gewelddadige handelingen te hebben verricht. Voldoende is dat iemand door woord (bijv. joelen) en/of gebaar (bijv. vuist ballen) laat blijken bij deze groep te horen en mede door zijn aanwezigheid en aanmoediging het plegen van openlijk geweld ondersteunt. De betrokkene hoeft dus niet zelf vernielingen te hebben verricht of een persoon te hebben aangevallen. Artikel 141, eerste lid, Sr wordt bedreigd met een gevangenisstraf van maximaal vierenhalf jaar.

Bij het bepalen van de hoogte van de sanctie speelt de ernst van openlijke geweldpleging als zodanig een rol. Met betrekking tot het vervolgingsbeleid van het openbaar ministerie geldt per 1 september 2009 dat het verdachten zwaarder wordt aangerekend indien geweldpleging in de context van een evenement plaatsvindt. Dan wordt een procentuele verhoging van 75% i.p.v. 25% in de BOS/Polaris richtlijnen toegepast. Juist omdat de hoogte van de schade een belangrijke indicatie is voor de ernst van het feit, is dit per 1 januari 2012 ook expliciet in de BOS/Polaris richtlijnen opgenomen. Tegelijkertijd is komen te vervallen dat schadevergoeding door de verdachte tot een lagere strafeis leidt. Uitgangspunt is dat de schade dient te worden vergoed en dat dit niet – zoals in de oude richtlijnen – met een lagere strafeis moet worden beloond.

Voor openlijke geweldpleging kunnen ook forse straffen worden opgelegd. Zo heeft de politierechter op 22 november 2011 de persoon die een stalen balk naar de politie gooide bij de rellen bij het Maasgebouw veroordeeld tot 12 maanden cel, waarvan drie maanden voorwaardelijk. Bij het bepalen van de strafmaat wordt gekeken naar het aandeel van de verdachte in de omvang en ernst van de geweldpleging. Naarmate het aandeel groter is, komen hogere straffen in beeld. Op het moment van schrijven heeft de rechter in een andere strafzaak eveneens een vrijheidsstraf opgelegd en in een andere een taakstraf; andere zaken, variërend in ernst, lopen nog.

In het tweede lid van artikel 141 Sr zijn een aantal strafverzwarende omstandigheden opgenomen, die met name betrekking hebben op de gevolgen van het gepleegde openlijk geweld, namelijk vernieling of lichamelijk letsel. Deze strafverzwaringen zijn alleen toepasselijk op diegenen die zelf het geweld hebben gepleegd dat de vernieling of het lichamelijke letsel tot gevolg heeft gehad. Ook in dat geval gelden vormen van gezamenlijke strafrechtelijke aansprakelijkheid, bijvoorbeeld als sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die aansprakelijkheid is hechter gegrond op het persoonlijk verwijt dat betrokkenen kan worden gemaakt, hetgeen ook tot uitdrukking komt in de hogere strafmaat. Bij ernstig letsel wordt ook vaak gekozen om te vervolgen voor bijvoorbeeld poging tot doodslag, zware mishandeling, medeplegen van zware mishandeling of een poging tot zware mishandeling.

Gelet op ernstige gevolgen van openlijke geweldpleging is het beleid er de afgelopen jaren nadrukkelijk ook op gericht om openlijke geweldpleging te voorkomen. De wetgeving is aangepast om de bevoegdheid tot het opleggen van gebiedsverboden en meldplichten te verruimen.

Inmiddels zijn dergelijke gebiedsverboden en meldplichten opgelegd.

U ontvangt medio 2012 de evaluatie van de Wet maatregelen voetbalvandalisme en ernstige overlast. Bij deze evaluatie zal ook breed het wettelijke kader worden betrokken.

Op 1 april a.s. treedt de wet rechterlijke vrijheidsbeperkende maatregelen in werking op grond waarvan de rechter als maatregel (niet als straf) voor een duur van maximaal twee jaar een gebiedsverbod en/of meldingsplicht kan opleggen om te voorkomen dat een verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt.

Het bestraffen van openlijke geweldpleging heeft prioriteit bij politie en Justitie, ook al vraagt dat relatief veel capaciteit. Inzet van de politie in de praktijk is om de ergste geweldplegers zoveel mogelijk aan te houden. Daarnaast worden de geweldplegers zo goed mogelijk op beeldmateriaal vastgelegd, opdat zij daarna kunnen worden geïdentificeerd en alsnog aangehouden. Bij ernstige misstanden wordt daarbij de hulp van het publiek ingeroepen. Het identificeren van individuen in onoverzichtelijke situaties is lastig, maar blijkt wel succesvol. Zo zijn naar aanleiding van de rellen op 22 november 2011 bij het Maasgebouw in Rotterdam 32 verdachten aangehouden. Op het moment van schrijven zijn naar aanleiding van de rellen op 4 december 2011 na afloop van de wedstrijd tussen FC Utrecht en FC Twente 91 verdachten aangehouden. Het is met deze technieken minder eenvoudig voor een relschopper om zich te verschuilen in de anonimiteit van de groep.

Voorts zal actief worden gerechercheerd op de aanstichters van dit soort rellen, die bij de geweldpleging zelf vaak buiten beeld weten te blijven (Hooligans in Beeld).

Het huidige wettelijke kader biedt alles in achtnemend, voldoende ruimte voor het opsporen en vervolgen van openlijke geweldplegers. Artikel 141, eerste lid, Sr wordt daarbij veelvuldig en met succes benut. De huidige lijn is zorg te dragen dat dergelijke daders niet ongestraft wegkomen. Deze lijn zal onverkort worden doorgezet.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Handelingen II 2011/12, nr. 18, item 17, blz. 71.

Naar boven