Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 november 2010
Hierbij kom ik tegemoet aan uw verzoek bij regeling van werkzaamheden op 28 oktober jl. om een brief voorafgaande aan het
spoeddebat over geweldsincidenten bij moskeeën.
Ik wil om te beginnen heel duidelijk stelling nemen: geweld jegens mensen en gebedshuizen van welke religie dan ook is onacceptabel.
Ieder incident bij een gebedshuis zorgt ervoor dat mensen geraakt worden in de uitoefening van hun geloofsbeleving. Ik neem
daar op de meest krachtige manier afstand van.
Ik wil benadrukken dat ik respect heb voor de verantwoordelijke en rustige wijze waarop de moskee-besturen en hun achterban
en het lokaal bestuur met deze incidenten zijn om gegaan. Daarmee dragen zij bij aan het niet verder vergroten van het probleem.
Vanuit het rijk zetten we ons op vele vlakken in om deze incidenten te voorkomen en aan te pakken maar het is duidelijk dat
de beste aanpak de aanpak is waarbij de betrokken partijen lokaal de handen ineen slaan, duidelijk normen stellen en laten
zien dat dit soort gedrag niet wordt geaccepteerd.
Afgelopen maandagavond 1 november ontving ik de voorzitter van het Samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders (SMN) voor
een gesprek hierover. De voorzitter heeft zijn zorgen duidelijk verwoord en we hebben vastgesteld dat we een gezamenlijke
verantwoordelijkheid en rol hebben om dit soort incidenten te voorkomen en de daders aan te pakken.
Bij dat gesprek waren ook de burgemeesters van Groningen en Dordrecht aanwezig; plaatsen waar recent ernstige incidenten bij
moskeeën hebben plaatsgevonden. Beide burgemeesters gaven aan dat dit incidenten zijn waar je als lokaal bestuur de norm stelt
door direct krachtig afstand te nemen van de gebeurtenis en samen te werken met lokale partners en bewoners. Betrokkenheid
van alle lokale partners is essentieel.
In Groningen heeft de buurt waar de moskee staat het initiatief genomen om de moskee weer op te gaan knappen. Een actie waar
onder andere de burgemeester en de loco-burgemeester bij aanwezig zullen zijn. Daarnaast zorgt de gemeente Groningen ervoor
dat relevante medewerkers en eerstelijnswerkers training krijgen om radicalisering te signaleren en aan te pakken.
Ook in Dordrecht is het bestuur zeer betrokken en is er nauw contact met het moskeebestuur. De burgemeester en een wethouder
zijn op bezoek geweest. Ook hier heeft het moskeebestuur heel evenwichtig en verantwoordelijk gereageerd.
De onderzoeken in Dordrecht en Groningen lopen nog en hebben hoge prioriteit. Op dit moment is onbekend wat de motieven zijn
achter de gebeurtenissen. De lokale overheid kan besluiten tot het nemen van aanvullende beveilligingsmaatregelen. Uit veiligheidsoverwegingen
doe ik hier, zoals gebruikelijk, verder geen uitspraken over.
Gelukkig is er op dit moment op basis van de recente incidenten geen aanleiding te concluderen dat sprake is van een verband
tussen die incidenten maar ik maak me, met u, zorgen over deze incidenten. Het kabinet neemt stelling tegen iedere vorm van
discriminatie en geweld.
De cijfers uit het landelijk criminaliteitsbeeld discriminatie van politie, zogeheten Poldis 2009, laten geen stijgend beeld
zien. Het gaat om 16 incidenten bij moskeeën ten opzichte van 32 een jaar eerder. Bij het uitkomen van Poldis 2010 zal blijken
of er een stijging is van incidenten bij moskeeën ten opzichte van 2009. Voor Poldis worden de politiecijfers geanalyseerd
om jaarlijks vergelijkbaar te zijn.
Tegen anti-islamitisch geweld wordt steeds stevig opgetreden, net als tegen elke andere vorm van geweld met een discriminatoir
oogmerk. Bij dit soort ernstige geweldsincidenten vindt steeds strafrechtelijk onderzoek plaats door politie en justitie om
de daders te achterhalen. Ook krijgt het de aandacht van de gemeente.
Dit kabinet heeft in het regeerakkoord expliciet opgenomen dat gewelddadige misdrijven met een discriminatoire achtergrond
of motief zwaarder dienen te worden gestraft. Zoals bekend geldt een strafverzwaring voor delicten gepleegd met een discriminatoir
motief (recent nog verhoogd van 25% naar 50%).
De minister van Veiligheid en Justitie,
I. W. Opstelten