Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 maart 2010
In een algemeen overleg op 14 januari jongstleden (kamerstuk 28 684, nr. 265) over het rapport «Overlast en verloedering ontsleuteld» van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), heeft mijn ambtsvoorgangster
u een nadere uitwerking van het instrument preventieve dwangsom in het kader van de aanpak van notoire overlastgevers tijdens
de jaarwisseling toegezegd.
Raddraaiers die tijdens de viering van «Oud en Nieuw» overlast hebben veroorzaakt en strafbare feiten hebben begaan, worden
thans veelal aangepakt via de strafrechtelijke weg. Het bestaand wettelijk kader biedt het gemeentebestuur dat belast is met
de uitvoering van voorschriften – zoals bijvoorbeeld de voorschriften als opgenomen in de Algemeen Plaatselijke Verordening
(APV) – ook diverse bestuurlijke instrumenten om ervoor te zorgen dat een voorschrift op de juiste wijze wordt nageleefd.
De (preventieve) last onder dwangsom is een dergelijk instrument.
De (preventieve) last onder dwangsom is een bestuursrechtelijke herstelsanctie die onder meer strekt tot het voorkomen van
herhaling van een overtreding. Een dwangsom kan ook preventief worden opgelegd zodra het gevaar voor een overtreding klaarblijkelijk
dreigt, dat wil zeggen, indien met grote mate van waarschijnlijkheid vaststaat dat de overtreding zal plaatsvinden. De last
onder dwangsom heeft als beoogd effect dat wordt afgezien van het begaan van een overtreding of een herhaling daarvan.
Door middel van de (preventieve) last onder dwangsom kan (hernieuwd) ordeverstorend gedrag van notoire raddraaiers worden
aangepakt door hen in de portemonnee te treffen. Concreet komt het er dan op neer dat raddraaiers een dwangsom verbeuren als
zij (een volgende keer opnieuw) de fout in gaan. Zo’n (preventieve) dwangsomaanschrijving zou bijvoorbeeld kunnen inhouden:
«Potentiële daders, u verbeurt een dwangsom van 500 euro, als u zich tijdens de jaarwisseling schuldig maakt aan (bijvoorbeeld)
het verbod om vuur te stoken1».
Hierbij past wel de kanttekening dat het gebruik van de (preventieve) last onder dwangsom voor de aanpak van overlastsituaties
een nieuwe ontwikkeling is. Voor zover thans bekend, is hierover nog geen jurisprudentie. Daarom kunnen de randvoorwaarden
nog niet exact worden aangegeven.
De (preventieve) last onder dwangsom wordt door het gemeentebestuur regelmatig ingezet ter handhaving van (bouw- en of gebruiks)voorschriften,
bijvoorbeeld in het kader van loze brandweermeldingen. In een enkele gemeente is de last onder dwangsom ingezet in de strijd
tegen woonoverlast. Ook is gebleken dat een gemeente voornemens is om het middel in te zetten tegen carbidschieters in de
periode rond de komende jaarwisseling.
Uit een verkenning met een aantal gemeenten en de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG) blijkt dat zij in beginsel positief
oordelen over de inzet en het beoogde effect van de (preventieve) last onder dwangsom. De inzet van de (preventieve) dwangsom
zou dan ook een aanvulling kunnen zijn op het instrumentarium van gemeenten dat thans wordt ingezet in de aanpak van overlast
rondom de jaarwisseling.
Het initiatief bij de toepassing van de (preventieve) last onder dwangsom ligt bij gemeenten. Zij dienen bereid te zijn om
het middel in voorkomende gevallen in te zetten. Deze brief wordt in afschrift aan de VNG gezonden en via de VNG beschikbaar
gesteld aan hun leden om gemeenten nader te informeren over de toepassingsmogelijkheid van de (preventieve) last onder dwangsom.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
E. M. H. Hirsch Ballin