28 684
Naar een veiliger samenleving

nr. 266
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 februari 2010

In deze brief informeer ik u, conform de toezeggingen aan uw Kamer in de Algemeen Overleggen met de Vaste Kamercommissies voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Justitie op 17 maart 2009 (28 684, nr. 208), op 28 januari 2010 en op 17 februari 2010, over resultaten op het gebied van anonimiteit in het strafproces.

Achtergrond

Voor de criminaliteitsbestrijding is het van groot belang dat slachtoffers en getuigen bereid zijn aangifte te doen. Als slachtoffers en getuigen geen aangifte willen doen of verklaringen willen afleggen uit angst voor represailles van de zijde van de verdachte of anderen, dan is dat voor hen persoonlijk en de samenleving een zeer onwenselijke situatie. Bij een reële angst van een slachtoffer of getuige voor represailles is het daarom essentieel dat bescherming wordt geboden. Of die angst reëel is, hangt onder meer af van de aard en ernst van het delict, het aantal getuigen, de (eventuele) relatie tussen getuige/aangever en verdachte, de antecedenten van de verdachte en de omstandigheden in de privésfeer van de getuige/aangever. Anonimiteit voor het slachtoffer of de getuige kan een nuttige rol spelen in deze bescherming en het gevoel van veiligheid dat slachtoffers en getuigen ervaren. Anonimiteit heeft betrekking op het afschermen van de identiteit van de aangever of getuige, maar ook op het zorgvuldig omgaan met diens persoonsgegevens.1 Als anonimiteit wordt aangeboden, is het van belang dat deze anonimiteit ook kan worden gegarandeerd gedurende het gehele strafproces.

De huidige mogelijkheden voor anonimiteit in het strafproces zijn opgesomd in de door het College van procureurs-generaal opgestelde handleiding «Opnemen (deels) anonieme aangifte/verklaring». In de bijlage2 van deze brief treft u deze handleiding conform uw verzoek aan.

Hieronder wordt aangegeven hoe het gebruik van deze mogelijkheden wordt bevorderd. Langs deze weg wil ik een betere bescherming bieden aan slachtoffers en getuigen die vrezen voor represailles. Het bestaande beleid dat daartoe reeds in gang is gezet, zal in de toekomst worden verstevigd.

Naast het bevorderen van mogelijkheden in dit kader, is ook gekeken naar het wegnemen van eventuele belemmeringen. Zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer van 17 maart jl. is bezien of de beroepscode van de politie belemmerend is voor het opnemen van «anonieme aangifte». Dit blijkt niet het geval te zijn. De juiste omgang met anonimiteit in het strafproces begint bij het goed en behoorlijk opnemen van de aangifte of verklaring door de politie en het verstrekken van deugdelijke en volledige voorlichting over de bestaande mogelijkheden en onmogelijkheden. Een (beperkte) vorm van anonimiteit in het strafproces moet ten goede komen aan de waarheidsvinding en mag niet afdoen aan het recht op een eerlijk proces van de verdachte.

Domiciliekeuze

Allereerst is ingezet op een ruimere toepassing van de mogelijkheid van domiciliekeuze. Dit houdt in dat het slachtoffer of de getuige de keuze wordt aangeboden een ander adres op te laten nemen dan zijn feitelijke huisadres. In plaats van het huisadres kan bijvoorbeeld het adres van de werkgever of van het politiebureau worden gebruikt. De politie kan zelfstandig en zonder nader overleg met de officier van justitie aan de aangever en de getuige aanbieden domicilie te kiezen, bijvoorbeeld op het politiebureau. Hoewel domiciliekeuze reeds mogelijk is, wordt dit nog niet optimaal benut. Daarom wordt erop gestuurd dat, door middel van voorlichting (zie hieronder) en eenduidige landelijke afspraken met politie en Openbaar Ministerie (zie hieronder), dat politie altijd domiciliekeuze aanbiedt als mogelijkheid als aangevers of getuigen aangeven angst voor represailles te hebben.

Om de positie van het slachtoffer verder te verbeteren, loopt op dit moment een pilot «vernieuwd slachtofferloket» waarin wordt geoefend met domiciliekeuze van het slachtoffer op het adres van het slachtofferloket. Bezien wordt wat er nodig is om domiciliekeuze op het adres van het slachtofferloket verder onder de aandacht te brengen, welke automatiseringsaanpassingen noodzakelijk zijn en hoe kan worden gewaarborgd dat slachtoffers met een domicilieadres de voor het strafproces relevante informatie ontvangen over de strafzaak.

Beperkt anonieme getuige/bedreigde getuige

Daarnaast zijn er ook de mogelijkheden op grond van art. 190 lid 2 Wetboek van Strafvordering (beperkt anonieme getuige) en art. 226a Wetboek van Strafvordering (bedreigde getuige). Voor de beperkt anonieme getuige is een vordering van de officier van justitie bij de rechter-commissaris nodig. De delicten waar deze vorm van anonimiteit kan worden gevorderd, zijn niet wettelijk beperkt tot bepaalde categorieën. Deze vorm van anonimiteit gaat verder dan de hiervoor genoemde domiciliekeuze. Als een beperkt anonieme getuige wordt opgeroepen om ter terechtzitting een verklaring af te leggen, kan de beantwoording van bepaalde vragen naar de identiteit van de getuige worden belet en kan de getuige onherkenbaar worden gemaakt, bijvoorbeeld door gebruik van vermomming (valse snorren, baarden en pruiken).

Beperkte anonimiteit kan worden toegepast in het vooronderzoek en tijdens het onderzoek op de terechtzitting. Een bedreigde getuige daarentegen hoeft nooit op zitting te verschijnen. Het verkrijgen van de status van bedreigde getuige gebeurt op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de getuige/aangever. Ook hier beslist de rechter-commissaris. Deze optie is mogelijk als sprake is van een ernstig strafbaar feit, waaronder levensdelicten, georganiseerde criminaliteit en zware geweldsdelicten (artikel 226a-f juncto 344 a, eerste en tweede lid, Wetboek van Strafvordering). Om de positie van slachtoffers en getuigen die vrezen voor represailles beter te beschermen zal ik bezien of deze maatregelen ook bij andere zeer ernstige delicten kunnen worden toegepast. Belangrijk gevolg van de erkenning als bedreigde getuige is dat deze niet op de openbare terechtzitting behoeft te verschijnen.

Bij deze vormen van anonimiteit is het van belang dat het recht van de verdachte op een eerlijk strafproces niet wordt geschonden. De verdediging moet in de gelegenheid worden gesteld belastende verklaringen te betwisten.

Hieraan kan worden tegemoetgekomen door de advocaat van de verdachte de mogelijkheid te bieden voorafgaand aan de zitting na een opdracht daartoe van de rechtbank de beperkt anonieme of bedreigde getuige te horen bij de rechter-commissaris. In aanwezigheid van de rechter-commissaris kan dan de verklaring worden getoetst, hetgeen voorkomt dat zaken stuklopen. Deze mogelijkheid wordt nog niet of nauwelijks gebruikt.

Als de rechter het toch nog wenselijk acht om tijdens de zitting de beperkt anonieme getuige te horen, dan kan dit bijvoorbeeld door middel van videoconferentie of telehoren (zie hieronder) en/of met vermomming of stemvervorming. Op grond van artikel 187d, eerste lid, Wetboek van Strafvordering heeft de rechter-commissaris bovendien de mogelijkheid op verzoek van de getuige of van de officier van justitie te beletten dat bepaalde vragen worden beantwoord, indien de getuige door het openbaarmaken van dit gegeven ernstige overlast zal ondervinden of in de uitoefening van zijn ambt of beroep ernstig zal worden bemoeilijkt. Op grond van deze bepaling behoeven gegevens van de getuige niet in de processtukken te worden vastgelegd. Dit artikel bevat geen drempel met betrekking tot ernst of aard van de feiten. Door het combineren van deze mogelijkheden kan de identiteit van de aangever/getuige gedurende het gehele strafproces worden afgeschermd.

De minister van Justitie is in gesprek met het College van procureurs-generaal over de verdere toespitsingen die nodig zijn voor intensievere gebruikmaking van de wettelijke mogelijkheden in gevolge de artikelen 187d en 190 van het Wetboek van Strafvordering voor anonimiteit, zoals vermeld in de handleiding van het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie zal over de verdere toespitsingen in overleg gaan met de politie opdat, meer dan nu het geval is, de positie van het slachtoffer centraal wordt gesteld. Tevens zal het Openbaar Ministerie met de politie bespreken hoe meer kan worden gewezen op de bestaande mogelijkheden, waarvan onvoldoende gebruik wordt gemaakt.

Voorlichting

Om de mogelijkheden voor anonimiteit beter te benutten heeft de hieronder beschreven voorlichting plaatsgevonden binnen het Openbaar Ministerie en de politie en in de richting van werkgevers. Nadat de bovengenoemde handleiding voor anonimiteit in het strafproces bekend is gemaakt, hebben de parkethoofden deze beleidsregel onder de aandacht gebracht van de politiekorpsen in hun regio en binnen hun eigen OM-organisatie. Voorts is de handleiding geplaatst op de interne netwerken van OM en politie.

De politie communiceert binnen het programma Intake en Noodhulp en via de communicatiecampagne slachtoffers van de politie over de mogelijkheid van domiciliekeuze. De bovengenoemde handleiding van het OM wordt hierbij extra onder de aandacht gebracht.

Verder heeft de politie de informatie over anoniem melden en domiciliekeuze ook opgenomen op de website van het politieproject Hatecrimes. Via deze website kan iedereen in Nederland online anoniem melding maken van een hatecrime, zoals homofoob of racistisch geweld. Ook kan een verzoek tot aangifte worden gedaan.

Op het terrein van geweld tegen overheidsdienaren worden werkgevers en werknemers sinds november 2008 voorgelicht over het belang van het doen van aangifte, al dan niet beperkt anoniem. Binnenkort wordt het stappenplan verhoging aangiftebereidheid voor werkgevers (genaamd «Aangifte, gewoon doen!») en de handreiking agressie en geweld opgeleverd. In beide documenten worden werkgevers en werknemers geïnformeerd over het kiezen van domicilie. Nog voor de zomer zullen wij dit plan lanceren en toesturen aan 5000 publieke werkgevers.

Andere maatregelen

Naast voorlichting teneinde bestaande mogelijkheden beter te benutten, zijn ook andere maatregelen genomen om slachtoffers en getuigen die vrezen voor represailles beter te beschermen.

Naar verwachting zal per 1 januari 2011 de Wet versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces in werking treden. Ter voorbereiding hiervan wordt momenteel in het kader van het project Versterking positie slachtoffers de informatieverstrekking aan slachtoffers opnieuw in kaart gebracht en waar nodig aangepast. De mogelijkheden voor anonimiteit zullen daarin worden meegenomen, onder meer door alle correspondentie richting slachtoffers te herzien. Zo kan informatie over anonimiteit en domiciliekeuze nadrukkelijker dan nu het geval is een plaats worden gegeven.

Verder is het Schadeopgaveformulier Misdrijven, voor schaderegeling en voegen in het strafproces (het zogenaamde «voegingsformulier») grondig aangepast. Dit wordt nu getest in de pilot slachtofferloketten. Door deze wijziging hoeven minder persoonsgegevens te worden ingevuld.

Een ander instrument dat verder is ontwikkeld en dat de positie van slachtoffers en getuigen die angst hebben voor represailles of zich bedreigd voelen verder kan beschermen, is videoconferentie of telehoren. In een brief aan Uw Kamer van 15 november jl. heeft de minister van Justitie reeds bericht dat er, zowel in wettelijke als in technische zin, geen belemmeringen zijn voor het gebruik van videoconferentie bij het horen van getuigen. Het biedt de verdediging de mogelijkheid de getuige vragen te stellen over de toedracht van het gebeurde of andere waarnemingen van de getuige, waarbij niet in alle gevallen de identiteit of persoonsgegevens van de getuige volledig kenbaar zijn voor de verdediging.

In het kader van het programma Veilige Publieke Taak zijn eenduidige landelijke afspraken opgesteld voor de aanpak van agressie en geweld tegen functionarissen met een publieke taak. In zulke gevallen wordt door de aangever of getuige in beginsel domicilie gekozen op het werkadres. De afspraak is dat de politie aangevers en/of getuigen over de mogelijkheden hieromtrent informeert. De afspraken zijn vastgesteld en zullen op 1 april 2010 in werking treden. De brief met eenduidige landelijke afspraken wordt u in maart 2010 toegestuurd.

Naast bovengenoemde mogelijkheden staat ook de mogelijkheid open om meld misdaad anoniem te bellen. Hier kan anoniem informatie worden gegeven over delicten die vervolgens wordt doorgegeven aan politie en andere opsporingsinstanties. Die toetsen de anonieme melding, kijken of meer bekend is en gaan zonodig over tot actie.

In het Algemeen Overleg van 17 maart 2009 is gevraagd naar speciale mogelijkheden voor vrouwen die het slachtoffer zijn geworden van vrouwenhandel. Bij het voorbereiden van de Kaderwet prostitutie wordt momenteel meegenomen of er speciale mogelijkheden in het leven moeten worden geroepen vanwege het feit dat bij deze groep de angst om te melden buitengewoon groot kan zijn. In de kabinetsreactie op de 7de rapportage van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel (Kamerstukken II 2009–2010, 28 638, nr. 47, brief van 21 januari 2010) heeft de minister van Justitie aangegeven welke voorzieningen er zijn gecreëerd voor slachtoffers van mensenhandel. Zij kunnen gebruik maken van opvangvoorzieningen waar sprake is van extra beveiliging. Vanaf juni 2010 creëren de ministeries van Justitie en VWS een opvangvoorziening specifiek voor 50 slachtoffers van mensenhandel.

Getuigenbescherming

Wij hebben op 8 juli 2009 in antwoord op schriftelijke vragen van het lid, de heer Teeven (VVD) (Kamerstukken II 2008–2009, nr. 3266) aangegeven geen noodzaak te zien tot een nieuwe evaluatie met betrekking tot de invulling van het getuigenbeschermingsprogramma. Over het juridische instrumentarium betreffende getuigenbescherming wordt momenteel overleg gevoerd. Medio 2010 zal uw Kamer hierover verder worden geïnformeerd.

De minister van Justitie,

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Behalve gegevens als naam en adres kan bijvoorbeeld gedacht worden aan gevallen van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak, waarin het wenselijk is dat gegevens over de uitoefening van iemands beroep, zoals werktijden, worden afgeschermd (zie ook artikel 190, lid 2 van het Wetboek van Strafvordering).

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven