28 684
Naar een veiliger samenleving

nr. 240
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 september 2009

1. Inleiding

Hierbij bieden wij u het rapport ’Vuurwapens weg? Een onderzoek naar de afhandeling van vuurwapens en munitie door de politie en het OM’ aan.1 Dit rapport is opgesteld door de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV) en de Auditdienst (AD) van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Wij legden dit rapport voor advies voor aan het Korpsbeheerdersberaad (KBB), het Korps landelijke Politiediensten (als voorganger van de Voorziening tot samenwerking Politie Nederland voor wat betreft de unit logistiek) en het College van procureurs-generaal. De adviezen van deze drie instanties zijn in de voorgestelde maatregelen in deze brief meegenomen.

2. Conclusie rapport en aanbevelingen

Het proces van afhandeling van vuurwapens, vanaf het moment van aantreffen van het vuurwapen tot opslag en vernietiging van ingenomen en in beslag genomen vuurwapens dient buitengewoon zorgvuldig plaats te vinden vanwege de opsporings- en veiligheidsbelangen die ermee gemoeid zijn. Het Openbaar Ministerie, de politiekorpsen en de unit logistiek, onderdeel van de Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland zijn hiervoor verantwoordelijk. De IOOV en de AD hebben getoetst of de wijze waarop een en ander plaatsvindt, voldoet aan de daarvoor geldende normen.

Uit het onderzoek blijkt dat de ketenpartners zich inspannen om het deel van het proces waarvoor zij verantwoordelijk zijn, goed te laten functioneren. De verbeterpunten bevinden zich vooral op de raakvlakken van de deelprocessen. De IOOV en de AD bevelen daarom aan ieders verantwoordelijkheid voor het algehele functioneren van de keten door middel van uniforme afspraken vast te leggen. Er dient in de ’vuurwapenketen’ zicht te blijven waar een vuurwapen zich in die keten bevindt. Volgens de IOOV en de AD is dit niet altijd het geval. Om hier verandering in te brengen, bevelen zij aan de afstemming van de deelprocessen te verbeteren. Dit kan bijvoorbeeld door de ontwikkeling van een wapenvolgsysteem en door gebruik te maken van een uniek (gezamenlijk) registratienummer voor ieder afzonderlijk vuurwapen.

3. Reacties van het veld

De ketenpartners herkennen en onderschrijven de analyse van de problematiek zoals die in het rapport wordt beschreven. Ten aanzien van de belangrijkste constatering uit het onderzoek, dat de processen bij elk van de ketenpartners onvoldoende op elkaar aansluiten, wordt – zoals door de KBB en het OM voorgesteld – de verantwoordelijkheid voor het proces van afhandeling van vuurwapens bij het OM gelegd. Om die verantwoordelijkheid te kunnen dragen worden voor elk van de ketenpartners voorts uitgewerkte voorstellen voor verbetering van de processen en de afstemming daartussen gedaan. Het landelijk Platform Vuurwapens, een landelijke permanente projectorganisatie ten behoeve van de korpsen, heeft op verzoek van de Raad van Hoofdcommissarissen een plan voor de aanpak van illegale vuurwapens ontwikkeld. Daarin zijn alle aanbevelingen uit het rapport meegenomen. Ook de werkgroep Wapens van het Landelijk Beslaghuis (onder voorzitterschap van het OM) heeft het hele proces rond de afhandeling van inbeslaggenomen vuurwapens herzien waarmee een werkwijze wordt geboden die tegemoet komt aan de aanbevelingen uit het rapport. De implementatie van deze maatregelen heeft overigens eveneens als gunstig effect dat de informatiepositie omtrent de (internationale) wapenstromen zal worden verbeterd.

De overeengekomen aanpak komt in het kort op het volgende neer:

– de registratie én beschrijving van vuurwapens wordt verbeterd;

– er komt een strakkere procedure in het opstellen van een proces verbaal van kennisgeving van inbeslagname (PV-KVI);

– elk wapen wordt bewaard door het Regionaal Bureau Wapens en Munitie (RBWM) waar expertise op het gebied van vuurwapens aanwezig is;

– het wapen wordt bij het RBWM voorzien van een identificerend nummer, waarmee het wapen in de keten kan worden gevolgd;

– het OM neemt beheersbeslissingen met betrekking tot vuurwapens alleen nog op locatie, te weten bij het RBWM, zodat geen onduidelijkheid kan bestaan welk wapen vernietigd wordt;

– de Unit Logistiek komt periodiek de te vernietigen wapens ophalen bij het RBWM;

– de Unit logistiek heeft de door IOOV voorgestane functiescheiding ingevoerd en toezicht en controle in het vernietigingproces verwerkt;

– de nieuwe werkwijze wordt neergelegd in een Aanwijzing van het College van procureurs-generaal.

4. Tot slot

Het rapport van de IOOV en de AD is een jaar geleden afgerond en gedeeld met de ketenpartners. De betrokken instanties hebben met het rapport als uitgangspunt voorstellen ontwikkeld hoe hun werkwijzen het beste kunnen worden verbeterd. De verschillende uitgewerkte voorstellen zijn intussen afgestemd en met de uitvoering is begonnen. Elke ketenpartner neemt zijn verantwoordelijkheid en doet dat onder regie van het OM.

Wij zullen ons via het reguliere overleg met het OM en de Korpsbeheerders over de voortgang laten informeren.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven