28 684
Naar een veiliger samenleving

nr. 190
BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR JEUGD EN GEZIN, VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, EN VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 december 2008

Zoals meegedeeld in het Actieplan Overlast en Verloedering (brief van 10 maart 2008, TK 28 684, nr. 130) heeft het kabinet de Raad van State juridisch advies gevraagd over de mogelijkheden tot het dwingend opleggen van opvoedingsondersteuning door burgemeesters. Dit naar aanleiding van het verzoek van een aantal gemeenten om bij de bestrijding van overlast en verloedering sneller en preventiever te kunnen ingrijpen. Bij dezen ontvangt u de door de Raad van State verstrekte voorlichting voorzien van een reactie van het kabinet.1

Voorlichting Raad van State

De Raad van State geeft een uitvoerige toelichting op artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en de daarop gebaseerde jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Het EVRM stelt strenge eisen aan het ingrijpen door de overheid in het gezinsleven: aantoonbare dringende maatschappelijke behoefte, zorgvuldigheidswaarborgen en strenge eisen aan de uitvoering inzake noodzakelijkheid, proportionaliteit, subsidiariteit en effectiviteit. Bij het opleggen van gedwongen opvoedingsondersteuning is te allen tijde rechterlijke toetsing vooraf nodig. Waar bij andere rechtsvraagstukken in acute en bedreigende situaties nog wel gekozen wordt voor ingrijpen op bestuurlijk niveau met rechterlijke toetsing achteraf, is dat in de kinderbescherming niet gerechtvaardigd; op het terrein van de jeugdbescherming is immers voorzien in het verkrijgen van een rechterlijk oordeel op ieder gewenst moment. Voorts vergt het opleggen van een maatregel van gedwongen opvoedingsondersteuning inzicht en kennis op het terrein van opvoeding. Het is de vraag of de burgemeester daartoe wel geëquipeerd is. Tot slot zou een eventuele nieuwe kinderbeschermingsmaatregel van de burgemeester volgens de Raad het bestaande stelsel van jeugdbescherming doorkruisen.

Toegang burgemeesters tot de kinderrechter

Naar aanleiding van de door de Raad van State verstrekte voorlichting heeft het kabinet gekozen voor een versterking van de positie van de burgemeester binnen het huidige stelsel. Het kabinet wil de burgemeester via de Raad voor de kinderbescherming toegang geven tot de kinderrechter om opvoedingsondersteuning af te kunnen dwingen in situaties waarin dat voor de ontwikkeling van het kind noodzakelijk is en ondersteuning niet op vrijwillige basis wordt aanvaard.

Ons voornemen is de burgemeester de mogelijkheid te bieden de Raad voor de Kinderbescherming zo nodig te dwingen de zaak aan de kinderrechter voor te leggen indien er verschil van inzicht bestaat tussen de Raad en de burgemeester over de noodzaak van een op te leggen civielrechtelijke dwangmaatregel. Overlastproblematiek kan mede de aanleiding zijn tot dit verzoek voor zover het gaat om jeugdigen die in hun ontwikkeling worden bedreigd. Het is aan de kinderrechter om daar vervolgens een oordeel over te vellen. Dit zal worden geregeld in het reeds in voorbereiding zijnde wetsvoorstel Herziening kinderbeschermingsmaatregelen.

Een bijzondere positie van burgemeesters in het stelsel van kinderbescherming, in samenhang met de voorgenomen herziening van de kinderbeschermingsmaatregelen, maakt het mogelijk om opvoedingsondersteuning sneller op te leggen in het kader van een ondertoezichtstelling. Naar het oordeel van het kabinet wordt hiermee op adequate wijze invulling gegeven aan één van de voorstellen uit het Actieplan overlast en verloedering. Op deze wijze verkrijgt de burgemeester een bijzondere positie in het stelsel van jeugdbescherming zonder een inbreuk te plegen op de internationale rechtsregels rond overheidsingrijpen in het gezin zoals uiteengezet in de voorlichting van de Raad van State. Hiermee wordt ook recht gedaan aan andere adviezen van de Raad van State. Zo wordt altijd het inzicht in de consequenties van ingrijpen in het gezin van de Raad voor de kinderbescherming benut én is altijd voorzien in een rechterlijke toets vooraf. Ook wordt met deze aanpak het bestaande stelsel intact gelaten.

De verdere vormgeving van de desbetreffende regeling zal plaatsvinden in overleg met gemeenten en betrokken uitvoeringsinstanties zoals de Raad voor de Kinderbescherming.

Het kabinet verwacht het wetsvoorstel Herziening kinderbeschermingsmaatregelen kort na het kerstreces aan uw Kamer te kunnen voorleggen.

De minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven