28 681
Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met versnelde invoering toets nieuwe opleiding

nr. 7
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 17 december 2002

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Artikel II wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst van het artikel wordt de aanduiding «2.» geplaatst.

2. Er wordt een eerste lid ingevoegd, luidende:

1. De voordracht voor het koninklijk besluit waarbij het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, van de wet van 6 juni 2002 tot wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de invoering van accreditatie in het hoger onderwijs (Stb. 302) wordt vastgesteld, wordt niet eerder gedaan dan nadat de toetsingskaders, bedoeld in artikel 5a.8, zevende lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, en de beleidsregels, bedoeld in artikel 6.2, vierde lid, van die wet, zijn vastgesteld.

Toelichting

Deze nota van wijziging onderteken ik mede namens de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Op dit moment lopen de procedures omtrent de vaststelling van de toetsingskaders door de Nederlandse Accreditatie Organisatie (NAO) en beleidsregels van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in verband met de toetsing van de doelmatigheid volgens planning. Mede op verzoek van de Vaste Kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van de Tweede Kamer wordt met deze nota van wijziging zekerheidshalve geregeld dat er in geen geval een «gat» valt tussen de op te heffen ACO-procedure en de nieuwe procedure. Hiermee wordt bereikt dat er voldoende ruimte in de tijd bestaat voor constructief overleg over de kaders en de beleidsregels. Indien dit overleg veel meer tijd vergt dan nu voorzien, zou de vaststelling daarvan pas laat in het jaar kunnen plaatsvinden waardoor een dergelijk «gat» zou kunnen ontstaan.

De adviescommissie onderwijsaanbod (ACO) heeft haar grondslag in artikel 6.3 van de WHW. Een aantal artikelen van de wet van 6 juni 2002 (Stb. 302), hierna te noemen: accreditatiewet, treedt in werking op bij koninklijk besluit te bepalen tijdstippen.

Door deze nota van wijziging wordt geregeld dat het koninklijk besluit, als gevolg waarvan de ACO wordt opgeheven, niet eerder wordt vastgesteld dan nadat:

* de toetsingskaders van de NAO zijn vastgesteld;

* de beleidsregels van de minister voor de doelmatigheidstoetsing zijn vastgesteld.

Volgens de huidige planning zullen de toetsingskaders van de NAO op of voor 1 juni 2003 zijn vastgesteld; overleg met de instellingen en de beide Kamers der Staten-Generaal heeft dan plaatsgevonden evenals de goedkeuring van die kaders door de minister. Voorts zullen naar verwachting de beleidsregels – na overleg met de beide Kamers – op 1 mei 2003 vastgesteld kunnen worden. De algemene voornemens op dit punt, zoals die in het HOOP opgenomen zullen worden, zullen voor deze eerste keer samen met het concept van de beleidsregels aan de Tweede en Eerste Kamer worden voorgelegd.

Ik ga er – mede op grond van de planning van de NAO – van uit dat dit een reële planning is. Zoals ik reeds in de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II, 2002/03, 28 681, nr. 5, pag. 3) heb aangegeven, is 1 oktober 2003 de uiterste datum waarop de toetsingskaders van de NAO en de beleidsregels van de minister moeten zijn vastgesteld om nog reëel mogelijk te maken dat een nieuwe opleiding per 2004–2005 kan starten, inclusief de werving van studenten voor een dergelijke opleiding.

Ik beschouw de datum van 1 oktober 2003 dan ook als de uiterste datum waarop het koninklijk besluit kan worden vastgesteld als gevolg waarvan de ACO wordt opgeheven.

Mochten de toetsingskaders en/of de beleidsregels niet voor 1 oktober 2003 vastgesteld zijn, dan zal de ACO alsnog een oordeel geven over de voornemens omtrent het starten van een nieuwe opleiding op grond van het dan nog bestaande artikel 6.3. Vanwege het gedynamiseerde CROHO kan de nieuwe opleiding – indien de minister geen gebruik maakt van zijn bevoegdheid om de rechten aan de desbetreffende opleiding te onthouden – alsnog worden geregistreerd.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

A. D. S. M. Nijs

Naar boven