28 665
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van de stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie

nr. 100
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 februari 2009

In het Algemeen Overleg van 25 juni 2008 (Kamerstuk 31 239/28 665, nr. 35) heb ik u aangegeven dat het mogelijk is nieuwe WKK te exploiteren met een redelijk rendement. In het overleg heb ik toegezegd dat ik in 2009 zal bekijken of deze situatie niet drastisch veranderd is. Tevens heb ik toegezegd dat ik bij de nieuwe berekeningen van de rentabiliteit van WKK de door uw kamer genoemde «warmtekorting» in aanmerking zal nemen. De conclusie van dit overleg was dat de uitkomst van de berekeningen van invloed kan zijn op de aanwending van de SDE in 2009. Met deze brief voldoe ik aan deze toezeggingen.

ECN heeft op mijn verzoek nieuwe berekeningen gemaakt.1 De berekeningen betreffen een actualisatie van de berekeningen die ECN begin 2008 heeft uitgevoerd. Daarbij is gebruik gemaakt van geactualiseerde gegevens over investeringskosten en kosten voor bediening en onderhoud. Deze kosten zijn door het bureau Jacobs Consultancy onderzocht. Tevens heeft ECN bij haar berekeningen gebruik gemaakt van de meest recente inzichten in de lange termijn energieprijzen om een actueel beeld te kunnen verstrekken van de ontwikkelingsmogelijkheden van WKK. Het gehanteerde berekeningsmodel is gelijk aan het model dat ook vorig jaar door ECN is gebruikt en waarop KEMA een review heeft uitgevoerd.

Onderstaand overzicht geeft de resultaten weer van de geactualiseerde berekeningen van ECN voor projecten die in 2009 starten. Het betreft de uitkomsten voor de drie gehanteerde categorieën WKK, te weten: klein, midden en groot. Hierbij is aangesloten bij het overzicht dat ik u met mijn brief van 28 mei 2008 deed toekomen. Tevens zijn, ter vergelijking ook de uitkomsten van de 2008 studie gegeven. Zoals gebruikelijk is per categorie gekeken of WKK rendabel kan worden geëxploiteerd.

Tabel: Uitkomsten berekeningen nieuwe WKK (ct/kWh)*

Categorie1. Klein2. Midden3. Groot
Type installatieGrote gasmotorKleine gasmotorKleine STEGGrote gasturbineKleine gasturbineGrote STEG
Onrendabele top 2009 per type [€ct/kWh]– 2,0– 0,7+ 1,01,9– 0,3+ 0,3
Onrendabele top 2009 per categorie [€ct/kWh]– 2,0 – 1,9  + 0,3
Haalbaar rendement op eigen vermogen 2009 per type74%28%65%20%7%
Haalbaar rendement op eigen vermogen conform 2008 studie per type.68%21%54%12%8%

* Bij een onrendabele top van «0» bedraagt het rendement op eigen vermogen 15%. Bij een negatieve onrendabele top is er een hoger rendement dan die 15% en bij een positieve onrendabele top een lager rendement.

Bij de berekeningen is gebruik gemaakt van een prijsscenario behorend bij de Referentieraming Energie en Emissies die wordt uitgevoerd door ECN en het Planbureau voor de Leefomgeving. In de Referentieraming worden twee varianten voor de ontwikkeling van de brandstofprijzen en de daarmee samenhangende elektriciteitsprijzen gepresenteerd. Het betreft hier respectievelijk het door de Europese Commissie gehanteerde Primes-scenario en een in februari jl. beschikbaar gekomen doorrekening van het Planbureau voor de Leefomgeving en ECN gebaseerd op de World Energy Outlook van het International Energy Agency. ECN is bij haar berekeningen uitgegaan van het scenario dat het minst gunstig is voor de rentabiliteit van WKK. Hiermee wordt beoogd te vermijden dat een te gunstig beeld van de toekomstige rentabiliteit van WKK wordt gevormd. Berekeningen met het andere scenario leveren aanzienlijk hogere haalbare rendementen op. De haalbare rendementen komen dan, met uitzondering van de kleine STEG, allemaal boven de 15%. Ook is er in de berekeningen geen rekening gehouden met de opbrengsten die behaald kunnen worden door het flexibel inzetten van de WKK. Dit betekent dat ondernemers gunstiger rendementen kunnen behalen dan hierboven aangegeven.

ECN heeft tevens de warmtekorting bezien. Op basis daarvan is besloten deze warmtekorting niet mee te nemen in de berekeningen. De analyse van ECN is namelijk dat WKK exploitanten de prijs van warmte (moeten) baseren op de prijs van alternatieve opwekking. Daar past een warmtekorting niet bij. Dit is niet bedoeld om de kosten goed te maken, maar is een door marktpartijen bedacht instrument waarbij WKK exploitanten bij levering van warmte aan een afnemer een korting op de warmteprijs aanbieden om deze afnemer ertoe te bewegen te kiezen voor WKK-warmte. Bovendien is er vaak geen sprake van levering aan afnemers, maar is de WKK-exploitant zelf de gebruiker van de warmte. Het niet meenemen van de warmtekorting is volgens ECN ook niet strijdig met het niet-meer-dan-anders-principe. Dit principe stelt namelijk dat de warmteprijzen (met name van belang voor kleinverbruikers) niet hoger zijn dan de kosten van warmteproductie met in dit geval een HR-ketel (de «anders» situatie).

Uit de nieuwe berekeningen concludeer ik dat de marktomstandigheden voor WKK in lijn liggen met de positie van WKK ten tijde van het A.O. van 25 juni 2008. In de alle categorieën kan WKK rendabel worden geëxploiteerd onder het minst gunstige van de twee gangbare prijsscenario’s en zonder rekening te houden met opbrengsten die behaald kunnen worden door het flexibel inzetten van de installaties. Slechts het type kleine STEG is en blijft verliesgevend. Echter ik zie geen reden om dit type te gaan ondersteunen. De CO2-prestaties van dit type zijn immers vergelijkbaar met die van de grote gasturbine, waarmee wel een aantrekkelijk rendement kan worden gehaald.

Bovendien zal als gevolg van het in december 2008 bereikte akkoord over het EU Klimaatpakket vanaf 2013 de beprijzing van CO2 aanzienlijk verder worden doorgevoerd. WKK dat in of na 2009 gebouwd krijgt hiermee voor een groot deel van haar levensduur te maken. Er worden vanaf 2013 geen gratis rechten meer gegeven voor elektriciteitsproductie. Dit betekent dat deze rechten worden geveild. Voor warmteproductie kunnen wel gratis rechten worden ontvangen. De toedeling zal gebaseerd worden op een algemene benchmark, onafhankelijk van de wijze van opwekking. Schone en zuinige technologieën – waaronder WKK – kunnen zich hiermee bewijzen op de markt, omdat ze naarmate ze minder emitteren minder rechten hoeven te kopen. Hierbij dient beseft te worden dat WKK een middel is en geen doel op zich.

Ik ben dan ook niet voornemens om voor 2009/2010 naast de Energie-investeringsaftrek een subsidiefaciliteit voor WKK in het leven te roepen.

Het budget (€ 32 mln) zal beschikbaar komen binnen de SDE en onderdeel uitmaken van de benodigde middelen om de kabinetsdoelstelling in het kader van Schoon en Zuinig te realiseren.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven