28 663
Milieubeleid 2002–2006

nr. 12
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 december 2003

Hierbij bied ik u aan: Erop of eronder, uitvoeringsnotitie emissieplafonds verzuring en grootschalige luchtverontreiniging 2003.1 Ik heb deze notitie in 2002 aangekondigd in Vaste waarden, nieuwe vormen. Deze notitie beschrijft de manier waarop Nederland voornemens is te voldoen aan de emissieplafonds voor het jaar 2010 die de Europese Unie aan Nederland oplegt ter bestrijding van de verzuringproblematiek. Het gaat om zwaveldioxide (SO2, plafond 50 kiloton), stikstofoxiden (NOx, plafond 260 kiloton), niet-methaan vluchtige organische stoffen (NMVOS, plafond 185 kiloton) en ammoniak (NH3, plafond 128 kilton).

Het Kabinet verdeelt in deze notitie de emissieplafonds voor de vier stoffen over de verschillende sectoren (en doelgroepen daarbinnen) en zal de komende jaren sturen op het realiseren van deze plafonds per sector. Daarbij laat het Kabinet de sectoren en doelgroepen zo veel mogelijk vrijheid bij de uitvoering, zolang deze te verenigen is met het realiseren van de sectorplafonds. Specifieke maatregelen kunnen daarbij worden vervangen door andere maatregelen die voor de betreffende doelgroep acceptabeler zijn. Generieke regelgeving wordt ingezet als dat de beste oplossing is en bevat waar mogelijk doel- in plaats van middelvoorschriften.

De rijksoverheid houdt de eindverantwoordelijkheid voor het halen van de emissieplafonds. De doelgroepen hebben expliciet aangegeven dat te willen. Deze verantwoordelijkheid wordt gedeeld door de betrokken ministeries, zoals geëxpliciteerd in hoofdstuk 2 van de bijgevoegde notitie. Het dragen van eindverantwoordelijkheid impliceert ook dat het Kabinet dient te zorgen voor een goed risicomanagement. De overheid deelt daarom niet alle beschikbare emissieruimte uit en ontwikkelt de komende jaren reservemaatregelen. Daarmee wordt het dan mogelijk om eventuele tegenvallers op te vangen of belangrijke nieuwe ontwikkelingen te accommoderen zonder de resultaatsverplichtingen die voortvloeien uit de NEC-richtlijn in gevaar te brengen. Daarbij kiest het Kabinet ervoor om voor die stoffen waarvoor het risico van tegenvallers groter is, een grotere reserve aan te houden.

In 2006 is Nederland op basis van de NEC-richtlijn verplicht een actualisatie van deze notitie bij de Europese Commissie in te leveren. Bij de daaraan voorafgaande evaluatie beziet het Kabinet of en hoe (een deel van) de voornoemde reserves worden ingezet.

De implementatie van deze notitie loopt de komende jaren voor een belangrijk deel in overleg met de sectoren/doelgroepen via bestaande beleidstrajecten. Bij het kiezen van de schaal waarop het beleid ontwikkeld wordt, geldt het adagium: Europees waar dat kan, nationaal waar dat moet.

Ik ben voornemens om deze notitie eind februari 2004 naar de Europese Commissie te sturen, als nadere uitwerking van het nationale plan dat ik reeds in 2002 heb ingediend (de Rapportage emissieplafonds verzuring en grootschalige luchtverontreiniging 2002).

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven