28 644
Voorstel van wet tot wijziging van de Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen en de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen in verband met de bevordering van de kwaliteit van de rampenbestrijding door middel van een planmatige aanpak en de aanscherping van het provinciale toezicht en tot wijziging van de Wet ambulancevervoer (Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding)

nr. 7
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 14 augustus 2003

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel C wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, dat luidt:

Ca

Artikel 6 vervalt.

2. In onderdeel D vervalt de zinsnede «6, tweede lid,».

B

Artikel III wordt als volgt gewijzigd:

In het in onderdeel A voorgestelde artikel 1, onderdeel b, wordt «de medische hulpverlening» vervangen door: de hulpverleningsactiviteiten op het gebied van de somatische en psychosociale zorg en de preventieve en openbare gezondheidszorg.

C

Artikel IV wordt als volgt gewijzigd:

Onder verlettering van de onderdelen A tot en met G tot B tot en met I wordt een nieuw onderdeel A ingevoegd, dat luidt:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, dat luidt: centrale post: een centrale post voor het ambulancevervoer als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, van de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen.

Toelichting

A

Artikel 6 van de Brandweerwet 1985 bepaalt dat de voorzitter van het dagelijks bestuur van de regionale brandweer met het oog op het verlenen van bijstand een organisatieoverzicht vaststelt. Dat organisatieoverzicht dient jaarlijks ter kennisneming aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de commissarissen van de Koningin gezonden te worden. Het organisatieoverzicht is enerzijds bedoeld voor intern gebruik, aangezien een dergelijk overzichtelijk gerangschikt organisatieschema het snel en adequaat handelen bevordert. Anderzijds werd het in het verleden door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gebruikt om een landelijk overzicht te hebben van eenheden die beschikbaar zijn om bijstand te verlenen en daarnaast als een vorm van prestatieverantwoording in het kader van het toenmalige Besluit doeluitkering rampen en zware ongevallen. Al enige tijd wordt van de hier bedoelde organisatieoverzichten door het ministerie geen gebruik meer gemaakt, onder meer in verband met een andere bekostigingssystematiek zoals die nu in het Interim-Besluit doeluitkering rampen en zware ongevallen is opgenomen.

Dat de regio ook na de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel een overzicht dient te hebben van eenheden die inzetbaar zijn voor interregionale bijstand valt af te leiden uit het voorgestelde artikel 5, tweede lid, onder b en het derde lid van de wet rampen en zware ongevallen. Met de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel zal het overzicht dus deel uitmaken van het multidisciplinaire regionale beheersplan rampenbestrijding en meer in detail van de monodisciplinaire regionale organisatieplannen. Over de uitvoering van het beheersplan zal jaarlijks worden gerapporteerd aan de provincie en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties door middel van de bestuurlijke rapportage. Materieel wordt het organisatieoverzicht voor de bijstandsverlening dus in de nieuwe regionale plannen overgenomen, waardoor artikel 6 van de Brandweerwet 1985 kan komen te vervallen.

Op grond van het onderhavige wetsvoorstel, kunnen bij algemene maatregel van bestuur eisen worden gesteld ten aanzien van de inhoud van het regionale beheersplan en de regionale organisatieplannen. In dat kader zal ook aandacht worden besteed aan het organisatieoverzicht voor de bijstandsverlening.

B

Het is wenselijk gebleken in het kader van de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen de activiteiten en processen aan te geven waarop de regionaal geneeskundig functionaris zich ter versterking van zijn coördinerende taak op grond van artikel 5, tweede lid, van die wet heeft te richten. In principe komen de activiteiten en processen neer op de somatische zorg, de psychosociale zorg en de preventieve en openbare gezondheidszorg.

De somatische zorg houdt in de opvang van en zorg voor gewonden. Het gaat hier om een opschaling van de normale spoedeisende medische hulpverlening en om de organisatie van een doelmatige afstemming van de hulpverlening in het verdere proces van de medische keten.

De psychosociale zorg heeft betrekking op de organisatie van de psychosociale opvang van slachtoffers bij een dreigende ramp of direct na een ramp, tot het moment dat de reguliere zorg het overneemt. Deze zorg kan zowel op het rampterrein als op andere locaties zoals opvangcentra (bijvoorbeeld bij evacuaties) worden verleend. Als nuancering op hetgeen hieromtrent aan het slot van de nota naar aanleiding van het verslag is gesteld, is de verzorging van psychosociale hulpverlening en de voorbereiding hierop dus wel een van de GHOR taken van de GHOR-regio. Het zwaartepunt van de somatische en psychosociale nazorg zal evenwel liggen bij reguliere zorginstellingen.

Bij preventieve en openbare gezondheidszorg gaat het om preventie van respectievelijk beoordeling van en maatregelen tegen schadelijke invloeden op de gezondheid via infecties, voedsel, (drink)water, bodem en lucht, straling of andere media door blootstelling tijdens een ramp of zwaar ongeval. Ook dit is een GHOR proces, in een nadrukkelijke interactie met de GGD.

C

De instelling en instandhouding van centrale posten geschiedt ingevolge de Wet ambulancevervoer door de gemeente of samenwerkende gemeenten. Het onderhavige wetsvoorstel brengt deze taak over naar het openbaar lichaam, ingesteld op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen. Omdat in sommige artikelen van de Wet ambulancevervoer het begrip «centrale post» wordt gehandhaafd, verdient bij nader inzien een verwijzing in die wet voor de inhoud van dat begrip naar de Wet GHOR aanbeveling.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Naar boven