28 642 Sociale veiligheid openbaar vervoer

Nr. 57 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 oktober 2012

Met deze brief reageer ik op het verzoek vanuit de procedurevergadering eerder vandaag inzake de pilot met betrekking tot verbeterd toezicht in het openbaar vervoer. Uw Kamer vraagt mij om de uitkomst van het overleg van decentrale overheden over de pilot en de eventuele financiering daarvan.

Zoals bekend is de pilot – die uitgevoerd wordt in de stadsregio Amsterdam, stadsregio Eindhoven, Almere, provincie Noord-Brabant en provincie Zuid-Holland – en welke oorspronkelijk een looptijd had van september 2011-augustus 2012, destijds gefinancierd door BZK, IenM en de genoemde decentrale overheden. Beide departementen financierden 25%, de overige 50% kwam van de betreffende provincies en stadsregio’s (met een bijdrage van vervoerders). Toen in augustus 2012 duidelijk werd dat de pilot nog voor de evaluatie ervan dreigde te worden stopgezet, hebben de minister van BZK en ik gezorgd voor een overbrugging à € 600 000 voor 2 maanden (ieder € 300 000 tot 1 november 2012).

Op 18 oktober 2012 is in IPO/Skvv-verband gesproken over de wenselijkheid van voortzetting van de pilot. Dit is mede op basis van een evaluatie van de pilot gebeurd. Uit de brief die ik vandaag (24 oktober 2012) van IPO/Skvv ontving *), komt het beeld naar voren dat zij veel verantwoordelijkheid zien bij de vervoerders. De pilot werd beschouwd als aanmoediging, maar e.e.a. zou in beginsel in concessies danwel tussen vervoerders onderling op basis van hetgeen is afgesproken in vervoerconcessies, geregeld moeten worden.

Ik deel die mening. Voor gedecentraliseerd vervoer zijn immers vervoerders en hun concessieverleners verantwoordelijk. Tegelijkertijd heb ik begrip voor hun standpunt dat de evaluatie van de pilot een belangrijke rol zal moeten gaan spelen, alsook het onderzoek onder leiding van BZK naar een landelijke norm voor sociale veiligheid in het OV.

Helaas heb ik pas vandaag bericht ontvangen van IPO/Skvv. Dat spijt mij met name omdat er voor de circa 60 veiligheidsmedewerkers die de afgelopen 14 maanden goed werk gedaan hebben als concessieoverstijgende toezichthouders opnieuw onduidelijkheid is ontstaan over hun toekomst. Ik ben daarom bereid om nog eenmaal de Rijksbijdrage aan de pilot (50 procent) beschikbaar te stellen voor een verlenging van 6 maanden. Op basis van contacten met IPO/Skvv en betreffende regio’s ga ik er vanuit dat ook zij een substantieel deel zullen bijdragen. Afhankelijk van deze bijdrage zal de pilot daardoor minimaal 3 maanden tot maximaal een halfjaar verlengd kunnen worden. Het ministerie van BZK draagt niet bij aan deze eenmalige bijdrage van het Rijk.

Betrokken vervoerders en regio’s zullen tijdig een beslissing moeten nemen over de toekomst van het concessieoverstijgend toezicht. Wat mijn betrokkenheid betreft gaat het nu nadrukkelijk om een laatste financiële bijdrage aan deze pilot.

Op basis van de brief van IPO/Skvv concludeer ik verder dat voor landelijke uitrol het in die brief genoemde onderzoek van BZK (dat naar verwachting in februari 2013 verschijnt), maar ook het lopende onderzoek van de Themagroep Sociale Veiligheid (onderdeel van de «Initiatiefgroep naar een beter OV» van Rover) dat nog dit jaar moet verschijnen, duidelijkheid zal geven over hoe partijen sociale veiligheid concreet gezamenlijk willen vastleggen, bijvoorbeeld in concessies of anderszins. Het onderzoek van BZK is daarbij cruciaal aangezien er tussen de deelnemers aan de huidige pilot reeds vragen spelen omtrent basisnormen voor sociale veiligheid. Voor landelijke pilots inzake concessieoverstijgend toezicht OV zie ik mede vanuit de huidige gang van zaken en de decentralisatie van het OV geen rol voor IenM weggelegd.

Ik ga er vanuit dat IPO/Skvv en de 5 pilotregio’s op basis van (het verloop van) de nadere onderzoeken tijdig helderheid aan de veiligheidsmedewerkers zal verschaffen over hun baanperspectief. Dat moet voor het verstrijken van de pilot gebeuren.

De minister van Infrastructuur en Milieu, M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

*) Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven