28 638 Mensenhandel

Nr. 92 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 oktober 2012

Tijdens het plenaire debat over mensenhandel op 12 juni 2012 (Handelingen II 2011/12, nr. 94) heb ik toegezegd u te zullen informeren over de stand van zaken met betrekking tot de doorstroom van buitenlandse slachtoffers uit de categorale opvang voor slachtoffers van mensenhandel. Mede namens de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel voldoe ik hierbij aan deze toezegging.

In mijn brief van 3 juli 20121 heb ik u reeds meegedeeld dat de uitbreiding van het aantal opvangplekken binnen de categorale opvang van 50 naar 70 opvangplekken per 1 juli 2012 is gerealiseerd. In antwoord op schriftelijke vragen van het Kamerlid Arib2 over de opvang van slachtoffers van mensenhandel heb ik u gemeld dat de capaciteit van de categorale opvang op dit moment voldoende is om de doelgroep – slachtoffers in de bedenktijd – op te vangen. Tevens meldde ik u dat er nog wel knelpunten zijn bij de doorstroming van slachtoffers uit deze opvang naar – onder andere – reguliere huisvesting. In de afgelopen periode zijn maatregelen getroffen om deze knelpunten op te lossen.

Zoals ik in mijn brief van 3 juli 2012 heb toegelicht zijn slachtoffers met een B9-vergunning inmiddels op grond van artikel 60 a (e.v.) van de Huisvestingswet onder de «taakstelling voor de huisvesting van vergunninghouders» gebracht. Dit houdt in dat een gehuisvest slachtoffer met een B9-vergunning wordt meegeteld bij de taakstelling van gemeenten om een bepaald aantal verblijfsgerechtigden3 per jaar te voorzien van huisvesting. Sinds enkele maanden bemiddelt het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) tussen de B9-vergunningshouders en een geselecteerd aantal gemeenten. Het COA wordt in dit proces ondersteund door het Coördinatiecentrum Mensenhandel (CoMensha). Als een B9-vergunninghouder kan uitstromen naar een zelfstandige woning wordt betrokkene door CoMensha voorgedragen aan het COA. Nadat een B9-vergunninghouder door het COA is aangemeld bij een gemeente heeft deze gemeente twee maanden de tijd om geschikte woonruimte te vinden. De verwachting is dat op zeer korte termijn de eerste B9-vergunninghouders via dit proces daadwerkelijk zullen verhuizen van de opvang naar een, via een gemeente beschikbaar gestelde woning.

Het COA is overigens begonnen met de bemiddeling bij een achttal gemeenten. De ervaring die hiermee wordt opgedaan wordt gebruikt om het proces te verbeteren, zodat op een later moment het aantal deelnemende gemeenten kan worden uitgebreid.

Een ander knelpunt bij de doorstroming betreft buitenlandse personen die in een opvanginstelling verblijven maar wier strafzaak is geseponeerd en die niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf op grond van klemmende redenen van humanitaire aard. Zij hebben geen recht op opvang en dienen het land te verlaten. Gebleken is echter dat een aantal van deze personen een opvangplek bleef bezetten. Deze personen kunnen met behulp van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) terugkeren naar het land van herkomst. Het IOM heeft een specifiek terugkeerprogramma waar deze groep een beroep op kan doen. Dit specifieke terugkeerprogramma van de IOM wordt onder de aandacht gebracht bij de opvanginstellingen. Daarnaast beziet het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) de mogelijkheden om het terugkeerproces van deze groep personen intensiever te faciliteren.

Voorts heeft de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel maatregelen genomen4 om de vreemdelingrechtelijke procedures bij slachtoffers van mensenhandel te versnellen. Hierdoor krijgen slachtoffers eerder duidelijkheid over hun aanvragen voor een verblijfsvergunning en kunnen zij ook sneller doorstromen, zodat de plekken in de categorale opvang beschikbaar komen voor andere slachtoffers.

Ik verwacht dat de uitvoering van bovenstaande maatregelen de knelpunten in de doorstroming voor een groot deel zal oplossen. Daarnaast blijf ik in overleg met CoMensha, de opvanginstellingen en de betrokken departementen om eventuele overblijvende of nieuwe knelpunten snel en adequaat aan te pakken.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


X Noot
1

Kamerstuknummer 28 638, nummer 90, vergaderjaar 2011–2012

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 176

X Noot
3

Vreemdelingen die in Nederland op grond van een asielverzoek rechtmatig verblijf hebben als bedoeld in artikel 8, onderdelen a tot en met d, van de Vreemdelingenwet 2000

X Noot
4

Kamerstuknummer 28 638, nummer 57, vergaderjaar 2011–2012

Naar boven