28 638 Mensenhandel

Nr. 54 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juli 2011

Tijdens het vragenuur op 7 juni jongstleden over illegale prostitutie heb ik toegezegd de Korpsmonitor prostitutie en mensenhandel 2010 aan u toe te zenden en mijn reactie op deze monitor nader toe te lichten. Bijgevoegd treft u de Korpsmonitor aan1 en hieronder mijn inhoudelijke reactie op het document.

Voordat ik in ga op de inhoud van de Korpsmonitor wil ik benadrukken dat ik het belangrijk vind dat de politie met dit instrument kritisch naar zich zelf kijkt. Het geeft een goed inzicht in het presteren van de politie op twee onderwerpen die bij mij een hoge prioriteit hebben, namelijk de aanpak van mensenhandel en het toezicht op de prostitutiesector. Het uitbrengen van de monitor heeft tot doel de prestaties van de politie op deze twee onderwerpen te verbeteren. Zoals uit het onderstaande blijkt zijn de resultaten van de Korpsmonitor 2010 in vergelijking met de resultaten uit de Korpsmonitor over 2008 inderdaad verbeterd.

Uit de Korpsmonitor prostitutie en mensenhandel 2010 blijkt dat 12 regiokorpsen conform de norm hebben gepresteerd, dat 9 korpsen «aandacht» moeten schenken aan bepaalde «dimensies» (bijvoorbeeld aan de dimensie toezicht op de vergunde prostitutiebranche of de dimensie informatievoorziening) en dat 4 korpsen onvoldoende hebben gepresteerd op basis van een weging van de prestaties op alle dimensies. Ten opzichte van de uitkomst van de Korpsmonitor 2008 (6 conform norm, 14 aandacht en 5 onvoldoende) is sprake van een duidelijke verbetering van de prestaties.

Hoewel er sprake is van een duidelijke verbetering van de prestaties ben ik nog niet tevreden over de resultaten. Zo vind ik het niet aanvaardbaar dat 7 van de 25 korpsen onvoldoende presteren op het gebied van het toezicht op de niet-vergunde prostitutiebranche en 3 korpsen onvoldoende op het gebied van het toezicht op de vergunde branche. De andere dimensies waarop korpsen onvoldoende presteren liggen meer in de organisatorische sfeer, zoals het structureel aanleveren van informatie aan het Expertisecentrum voor Mensenhandel en Mensensmokkel of het verlenen van onvoldoende mandaat aan de korpsexpert mensenhandel. Ook op deze dimensies zal de politie beter moeten presteren om de greep op de prostitutiesector en de aanpak van mensenhandel te versterken. Ik zal daarom de korpsbeheerders van de 13 korpsen die niet conform de norm hebben gepresteerd schriftelijk verzoeken om verbetermaatregelen vast te stellen die er toe moeten leiden dat deze korpsen alsnog conform de norm gaan presteren. Ik zal beoordelen of deze maatregelen het gewenste effect hebben en – zo nodig – nadere afspraken met de betreffende korpsbeheerder maken over de wijze waarop het presteren van het korps kan worden verbeterd.

Voor het eerst zijn bij deze Korpsmonitor ook het Korps Landelijke Politiediensten en de Koninklijke Marechaussee meegenomen. Beide organisaties presteren niet «conform norm» en zullen dus ook aan de slag moeten met verbetermaatregelen. Ik zal ook hen hierover schriftelijk benaderen.

In de Korpsmonitor wordt – naast de beoordeling van de korpsen – ook een groot aantal aanbevelingen gedaan. Deze aanbevelingen hebben vooral betrekking op de regulering van de prostitutiesector, de opvang van slachtoffers, de organisatie van de politie en de ketenpartners.

De aanbevelingen met betrekking tot de regulering van de prostitutiesector zijn een vervolg op eerdere aanbevelingen uit de Korpsmonitor 2008. Deze zijn betrokken en deels overgenomen bij de opstelling van het wetsvoorstel Regulering prostitutie en bestrijding misstanden in de seksbranche waarmee uw Kamer inmiddels heeft ingestemd.

De aanbevelingen op het gebied van de opvang richten zich op het komen tot een adequate vorm van opvang voor slachtoffers van loverboys, het ter beschikking krijgen van diagnostische opvang en het beperken van het aantal transportbewegingen bij het onderbrengen van slachtoffers in een opvanginstelling. Met betrekking tot de loverboys zal ik u – naar aanleiding van het schriftelijk verzoek1 van 9 juni jongstleden hierover van uw vaste commissie voor Veiligheid en Justitie – informeren over de maatregelen die op het gebied van de opvang worden getroffen. Voor wat betreft de diagnostiek worden slachtoffers binnen de «pilot categorale opvang slachtoffers mensenhandel» al begeleid op basis van een – op methodische wijze tot stand gebracht- individueel plan met onder andere psychosociale en psychiatrische hulp. Op basis van de evaluatie van de pilot – die tot juli 2012 duurt – zal worden besloten hoe de opvang van slachtoffers van mensenhandel structureel vorm moet worden gegeven. Ten aanzien van de aanbeveling over de transportbewegingen is al het uitgangspunt dat deze zo veel mogelijk moeten worden beperkt. Het Coördinatiecentrum Mensenhandel (dat een belangrijke rol heeft bij de plaatsing van slachtoffers) neemt deze aanbeveling dus ter harte.

De aanbevelingen met betrekking tot de organisatie van de politie op het gebied van het toezicht op de prostitutiesector en de aanpak van mensenhandel kunnen door bovengenoemde korpsbeheerders worden gebruikt om het presteren van de regiokorpsen te verbeteren. Ik zal er – zoals hierboven vermeld – op toezien dat de korpsbeheerders adequate maatregelen treffen.

Daarnaast wordt op dit moment gewerkt aan de vorming van de nationale politie. De komst van de nationale politie dient er toe te leiden dat de prestaties van de politie in den brede worden verbeterd, waaronder dus ook de prestaties op het gebied van het toezicht op de prostitutiesector en de aanpak van mensenhandel.

Voor wat betreft de aanbevelingen ten aanzien van de ketenpartners is de Korpsmonitor 2010 besproken in de Task Force aanpak mensenhandel. Aan deze Task Force nemen vrijwel alle ketenpartners deel waarover in de Korpsmonitor aanbevelingen zijn gedaan. Deze organisaties zullen deze aanbevelingen betrekken bij het verder versterken van de aanpak van mensenhandel en de zorg voor slachtoffers.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
1

Kenmerk 2011Z11647/2011D30583

Naar boven