nr. 43
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juni 2009
Bij brief van 9 april 2009 (2009Z06553/2009D17781) heeft u mijn reactie
verzocht op berichten in de media over Afrikaanse vrouwen die op grote schaal
aangifte doen van vrouwenhandel. In reactie op uw brief bericht ik u als volgt.
Door (o.a.) RTL Nieuws (2 april 2009) en het Algemeen Dagblad (7 april
2009) is aandacht besteed aan valse aangiften ter zake van mensenhandel die
gedaan zouden worden ter verkrijging van de zogeheten B9-vergunning.
Allereerst merk ik op dat het doen van valse aangifte strafbaar is.
Met de B9-regeling wordt beoogd snel een verblijfsvergunning te kunnen
verlenen aan mogelijke slachtoffers van mensenhandel die zich hier te lande
in een kwetsbare positie bevinden. Om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning
op grond van de B9-regeling is het van belang dat de mogelijke slachtoffers
aangifte doen of besluiten medewerking te verlenen aan een strafrechtelijk
opsporing- en vervolgingsonderzoek. Overigens vermeld ik hierbij voor de volledigheid
dat slachtofferschap van mensenhandel naast voornoemde gronden tevens kan
leiden tot verlening van een verblijfsvergunning op humanitaire gronden dan
wel tot verlening van een verblijfsvergunning asiel.
Bij een strafrechtelijk opsporings- en vervolgingsonderzoek is het aan
het OM om de feiten te beoordelen. Het kan zijn dat er in een zaak geringe
opsporingsindicaties zitten. Een sepot kan dan het gevolg zijn. Als een eventueel
in te dienen beklagprocedure hiertegen niet tot een ander oordeel leidt, is
er geen verdere aanleiding voor verblijf op grond van de B9-regeling en zal
in beginsel de verblijfsvergunning niet worden verlengd of worden ingetrokken.
De omstandigheid dat er in een zaak geringe opsporingsindicaties zitten,
betekent echter niet direct dat er sprake is van misbruik. Geringe opsporingsmogelijkheden
laten onverlet dat er wel degelijk sprake kan zijn van slachtofferschap van
mensenhandel.
Deze signalen, die de Nationaal Rapporteur Mensenhandel (NRM) bereikten
zowel van de zijde van politie als van hulpverlening, hebben haar doen besluiten
nader onderzoek naar deze problematiek te verrichten, alsmede een expertmeeting
te organiseren over dit onderwerp. In de 7e rapportage van de NRM zal hier
nader op worden ingegaan.
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin