28 638
Mensenhandel

nr. 43
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juni 2009

Bij brief van 9 april 2009 (2009Z06553/2009D17781) heeft u mijn reactie verzocht op berichten in de media over Afrikaanse vrouwen die op grote schaal aangifte doen van vrouwenhandel. In reactie op uw brief bericht ik u als volgt.

Door (o.a.) RTL Nieuws (2 april 2009) en het Algemeen Dagblad (7 april 2009) is aandacht besteed aan valse aangiften ter zake van mensenhandel die gedaan zouden worden ter verkrijging van de zogeheten B9-vergunning.

Allereerst merk ik op dat het doen van valse aangifte strafbaar is.

Met de B9-regeling wordt beoogd snel een verblijfsvergunning te kunnen verlenen aan mogelijke slachtoffers van mensenhandel die zich hier te lande in een kwetsbare positie bevinden. Om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning op grond van de B9-regeling is het van belang dat de mogelijke slachtoffers aangifte doen of besluiten medewerking te verlenen aan een strafrechtelijk opsporing- en vervolgingsonderzoek. Overigens vermeld ik hierbij voor de volledigheid dat slachtofferschap van mensenhandel naast voornoemde gronden tevens kan leiden tot verlening van een verblijfsvergunning op humanitaire gronden dan wel tot verlening van een verblijfsvergunning asiel.

Bij een strafrechtelijk opsporings- en vervolgingsonderzoek is het aan het OM om de feiten te beoordelen. Het kan zijn dat er in een zaak geringe opsporingsindicaties zitten. Een sepot kan dan het gevolg zijn. Als een eventueel in te dienen beklagprocedure hiertegen niet tot een ander oordeel leidt, is er geen verdere aanleiding voor verblijf op grond van de B9-regeling en zal in beginsel de verblijfsvergunning niet worden verlengd of worden ingetrokken.

De omstandigheid dat er in een zaak geringe opsporingsindicaties zitten, betekent echter niet direct dat er sprake is van misbruik. Geringe opsporingsmogelijkheden laten onverlet dat er wel degelijk sprake kan zijn van slachtofferschap van mensenhandel.

Deze signalen, die de Nationaal Rapporteur Mensenhandel (NRM) bereikten zowel van de zijde van politie als van hulpverlening, hebben haar doen besluiten nader onderzoek naar deze problematiek te verrichten, alsmede een expertmeeting te organiseren over dit onderwerp. In de 7e rapportage van de NRM zal hier nader op worden ingegaan.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven