De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Valkenburgse zedenzaak, waarbij een minderjarig slachtoffer tot
seks met meerdere volwassen mannen werd gedwongen, tot de conclusie heeft geleid dat
dergelijke situaties niet met een taakstraf mogen worden afgedaan;
constaterende dat in dat kader artikel 22b, lid 1 in het Wetboek van Strafrecht is
opgenomen, inhoudende dat een taakstraf niet wordt opgelegd bij veroordeling voor
een misdrijf waarvoor een gevangenisstraf van 6 jaar of meer is gesteld en waarbij
sprake is van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer;
constaterende dat de rechterlijke macht in uitspraken in vergelijkbare zedenzaken
waarin sprake is van seksueel misbruik van minderjarigen tot veel lagere straffen
komt dan het Openbaar Ministerie heeft geëist en nog steeds een taakstraf oplegt in
deze gevallen, in combinatie met slechts één dag onvoorwaardelijke gevangenisstraf,
en daarmee bewust het doel van het taakstrafverbod in deze kwesties miskent door misbruik
te maken van de uitzondering van artikel 22b, lid 3 Wetboek van Strafrecht;
verzoekt de regering om in het kader van het beschermen van de lichamelijke integriteit
van minderjarigen de uitzondering van artikel 22b, lid 3 Sr ingeval van seksueel misbruik
van minderjarigen uit de wet te halen, dan wel een minimumstraf in te voeren voor
seksueel misbruik van minderjarigen, waarbij het doel is dat de dader voor een termijn
die in verhouding staat tot het betreffende strafbare feit achter de tralies verdwijnt,
en gaat over tot de orde van de dag.
Helder
Diederik van Dijk
Veltman