Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 mei 2023
Bij deze informeer ik uw Kamer over een beleidswijziging met betrekking tot het bieden
van bedenktijd aan slachtoffers mensenhandel.
Op 20 oktober jl. heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU)
arrest1 gewezen naar aanleiding van prejudiciële vragen van de rechtbank Den Haag2. Het arrest betrof de bedenktijd voor slachtoffers mensenhandel, die op grond van
artikel 6 van Richtlijn 2004/813 (hierna: de Richtlijn) moet worden geboden. Het arrest heeft tot gevolg dat het huidige
beleid omtrent mensenhandel – specifiek het niet aanbieden van de bedenktijd bij rechtmatig
verblijf – wordt gewijzigd.
In het nieuwe beleid zal aan alle vermoedelijke slachtoffers mensenhandel, die onderdanen
van derde landen zijn, een bedenktijd geboden worden. Deze bedenktijd heeft een duur
van drie maanden, behalve voor vreemdelingen op wie de Dublinverordening van toepassing
is. Deze categorie vreemdelingen zal een bedenktijd van 30 dagen aangeboden krijgen.
Het arrest van het Hof biedt hiertoe ruimte aangezien er nadrukkelijk wordt gesteld
dat er een afweging gemaakt mag worden tussen de uitvoerbaarheid van de Dublinverordening
en de Richtlijn.4
De inkorting van de bedenktijd voor deze categorie vreemdelingen wordt gehanteerd
om een balans te bereiken tussen het nuttig effect van de Dublinverordening en de
duur van de bedenktijd. Het bieden van de bedenktijd kan namelijk tot gevolg hebben
dat de uiterste overdrachtstermijn die geldt in Dublinzaken wordt overschreden en
de betreffende personen tot de nationale asielprocedure moeten worden toegelaten.
Om dit risico te beperken wordt aan deze categorie vreemdelingen een bedenktijd met
een ingekorte duur geboden.5 Wanneer een vreemdeling die onder de Dublinverordening valt uiteindelijk aangifte
doet van mensenhandel, zullen de politie en het Openbaar Ministerie conform het huidige
beleid bezien of de aanwezigheid van de vreemdeling noodzakelijk wordt geacht in het
belang van de opsporing en vervolging van mensenhandel. Wanneer dit het geval is,
zal de IND een tijdelijke B8/3-vergunning verlenen. Wanneer dit niet het geval is
kan de vreemdeling over gedragen worden aan de verantwoordelijke lidstaat en kan een
melding van mensenhandel vanuit de verantwoordelijke lidstaat verder behandeld en
onderzocht worden.
De beleidswijziging zal in mei 2023 ingaan en de Vreemdelingencirculaire zal hiertoe
gewijzigd worden. Na de beleidswijziging zal de situatie gemonitord worden t.a.v.
mogelijke knelpunten in de uitvoering. Tevens zal in de zomer van 2023 het onderzoek
door het WODC zijn afgerond naar de beleidswijziging mensenhandel 2019.6 Ik vind het wenselijk al deze resultaten te kunnen betrekken in een definitieve beleidswijziging
voor de langere termijn. Uw Kamer zal hierover eind 2023 nader geïnformeerd worden.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
E. van der Burg