28 638 Mensenhandel

Nr. 220 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 mei 2023

Bij deze informeer ik uw Kamer over een beleidswijziging met betrekking tot het bieden van bedenktijd aan slachtoffers mensenhandel.

Op 20 oktober jl. heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU) arrest1 gewezen naar aanleiding van prejudiciële vragen van de rechtbank Den Haag2. Het arrest betrof de bedenktijd voor slachtoffers mensenhandel, die op grond van artikel 6 van Richtlijn 2004/813 (hierna: de Richtlijn) moet worden geboden. Het arrest heeft tot gevolg dat het huidige beleid omtrent mensenhandel – specifiek het niet aanbieden van de bedenktijd bij rechtmatig verblijf – wordt gewijzigd.

In het nieuwe beleid zal aan alle vermoedelijke slachtoffers mensenhandel, die onderdanen van derde landen zijn, een bedenktijd geboden worden. Deze bedenktijd heeft een duur van drie maanden, behalve voor vreemdelingen op wie de Dublinverordening van toepassing is. Deze categorie vreemdelingen zal een bedenktijd van 30 dagen aangeboden krijgen. Het arrest van het Hof biedt hiertoe ruimte aangezien er nadrukkelijk wordt gesteld dat er een afweging gemaakt mag worden tussen de uitvoerbaarheid van de Dublinverordening en de Richtlijn.4

De inkorting van de bedenktijd voor deze categorie vreemdelingen wordt gehanteerd om een balans te bereiken tussen het nuttig effect van de Dublinverordening en de duur van de bedenktijd. Het bieden van de bedenktijd kan namelijk tot gevolg hebben dat de uiterste overdrachtstermijn die geldt in Dublinzaken wordt overschreden en de betreffende personen tot de nationale asielprocedure moeten worden toegelaten. Om dit risico te beperken wordt aan deze categorie vreemdelingen een bedenktijd met een ingekorte duur geboden.5 Wanneer een vreemdeling die onder de Dublinverordening valt uiteindelijk aangifte doet van mensenhandel, zullen de politie en het Openbaar Ministerie conform het huidige beleid bezien of de aanwezigheid van de vreemdeling noodzakelijk wordt geacht in het belang van de opsporing en vervolging van mensenhandel. Wanneer dit het geval is, zal de IND een tijdelijke B8/3-vergunning verlenen. Wanneer dit niet het geval is kan de vreemdeling over gedragen worden aan de verantwoordelijke lidstaat en kan een melding van mensenhandel vanuit de verantwoordelijke lidstaat verder behandeld en onderzocht worden.

De beleidswijziging zal in mei 2023 ingaan en de Vreemdelingencirculaire zal hiertoe gewijzigd worden. Na de beleidswijziging zal de situatie gemonitord worden t.a.v. mogelijke knelpunten in de uitvoering. Tevens zal in de zomer van 2023 het onderzoek door het WODC zijn afgerond naar de beleidswijziging mensenhandel 2019.6 Ik vind het wenselijk al deze resultaten te kunnen betrekken in een definitieve beleidswijziging voor de langere termijn. Uw Kamer zal hierover eind 2023 nader geïnformeerd worden.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg


X Noot
1

HvJ EU 20 oktober 2022, C-66/21, ECLI:EU:C:2022:809.

X Noot
2

Rechtbank Den Haag, nevenzittingsplaats Zwolle, 29 januari 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:727.

X Noot
3

Richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie.

X Noot
4

R.o. 76, HvJ EU 20 oktober 2022, C-66/21, ECLI:EU:C:2022:809.

X Noot
5

Bij de inperking van de bedenktijd is Nederland gebonden aan een minimale bedenktijd van 30 dagen wanneer er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat de desbetreffende persoon een slachtoffer is. Dit volgt uit Artikel 13 van het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bestrijding van mensenhandel (Verdrag van Warschau) van 16 mei 2005.

X Noot
6

Voor informatie omtrent deze wijziging, zie Kamerstuk 28 638, nr. 165.

Naar boven