28 634 (R 1727)
Instelling van een Onderzoeksraad voor veiligheid (Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid)

nr. 38
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juni 2004

Tijdens het debat op 27 mei 2004 (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2003–2004, nr. 78, blz. 5036–5043) over het voorstel van rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid heb ik toegezegd het lid De Wit van uw Kamer nader te informeren over de internationale regelingen die in de uitvoeringsbesluiten op dit moment moeten worden verwerkt. Het betreft de volgende internationale verdragen en (reeds geïmplementeerde) richtlijnen, voor zover van belang voor het onderzoek naar ongevallen:

• Richtlijn nr. 94/56/EG van de Raad van de Europese Unie van 23 november 1994 houdende vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart (PbEG L 319);

• Bijlage 13 bij het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart (Trb. 1973, 109), (Annex 13);

• Richtlijn nr. 96/82/EG van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (PbEG L 010);

• De Code for Investigation of Marine Casualties and Incidents die is aangenomen bij resolutie A.849 (20) van de algemene vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie van 27 november 1997 (IMO-code);

• Het op 10 december 1982 te Montego Bay tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Trb. 1983, 83) (UNCLOS-verdrag);

• Het op 2 november 1973 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (Trb. 1975, 147, en 1978, 187) (MARPOL-verdrag);

• De in het kader van het NAVO-verdrag op 4 oktober 1991 vastgestelde Stanag no. 3531 betreffende safety investigation and reporting of accidents/incidents involving military aircraft and/or missiles (Stanag 3531);

• De in het kader van het NAVO-verdrag op 24 november 1977 tot stand gekomen Stanag nr. 1179 betreffende combined investigation of maritime incidents (Stanag 1179);

• Het verdrag betreffende de uitwatering van schepen (Trb. 1966, 275), artikel 21 onder a van het op 1 november 1974 te Londen tot stand gekomen Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Trb. 1976, 157) (SOLAS-verdrag);

• Het op 2 april 1977 te Torremolinos tot stand gekomen Verdrag inzake de veiligheid van vissersvaartuigen (Trb. 1980, 139);

• Het op 3 april 1993 te Torremolinos tot stand gekomen Protocol voor de veiligheid van vissersvaartuigen (Trb. 2001, 168).

Deze verdragen en richtlijnen zijn, voor zover het onderzoek naar ongevallen en incidenten betreft, eerder geïmplementeerd in de Wet Raad voor de Transportveiligheid, het Besluit Raad voor de Transportveiligheid en de Regeling Raad voor de Transportveiligheid. Uitzondering is richtlijn nr. 96/82/EG van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (PbEG L 010), die voor wat de onderzoeksplicht betreft is geïmplementeerd in de Wet rampen en zware ongevallen.

In de uitvoeringsregelingen worden, voor zo ver het onderzoek naar ongevallen betreft, 2 (nieuwe) richtlijnen geïmplementeerd te weten:

• Richtlijn nr. 1999/35/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1999 betreffende een stelsel van verplichte onderzoeken voor de veilige exploitatie van geregelde diensten met ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen (PbEG L 138);

• Richtlijn nr. 2002/59/EG inzake de invoering van een communautair monitorings- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart (PbEG L 208).

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Naar boven