28 631
Voorstel van wet van het lid M. Vos houdende tweede wijziging van het Voorstel van wet van het lid M. Vos tot wijziging van de Wet milieubeheer (duurzaam geproduceerd hout)

nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 16 april 2003

Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:

In artikel I worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

Vóór onderdeel A wordt ingevoegd:

aA

Artikel 9.3 wordt gewijzigd als volgt.

1. In het eerste lid, onderdeel f, wordt «artikel 9.17» vervangen door: artikel 9.16.

2. In het derde lid wordt «, 9.14 en 9.24, onder 3°,» gewijzigd in: en 9.14.

bA

Artikel 9.4 komt te luiden:

Artikel 9.4

1. Een instelling in de zin van deze titel is een rechtspersoon, die:

a. door de Raad voor Accreditatie of een organisatie waarmee de Raad voor Accreditatie een internationale overeenkomst voor wederzijdse erkenning heeft, is geaccrediteerd voor het, overeenkomstig een door Onze Minister goedgekeurde beoordelingsrichtlijn:

1°. beoordelen van duurzaam bosbeheer, en

2°. beoordelen van een traceringssysteem voor hout dat afkomstig is uit een gebied waar het bos duurzaam wordt beheerd, of

b. ten minste voldoet aan criteria die gelden voor accreditatie als bedoeld in onderdeel a, en de in dat onderdeel bedoelde beoordeling uitvoert overeenkomstig een beoordelingsrichtlijn die ten minste gelijkwaardig is aan een door Onze Minister overeenkomstig dat onderdeel goedgekeurde beoordelingsrichtlijn.

2. Onze Minister keurt de beoordelingsrichtlijn slechts goed:

a. indien daarin is vastgelegd hoe wordt gegarandeerd dat de houtproductie op duurzame wijze plaatsvindt door op heldere wijze het proces van certificering van stap tot stap te beschrijven en er op toe te zien dat het keurmerksysteem op transparante en onafhankelijke wijze wordt uitgevoerd, en

b. indien de beoordelingscriteria ten minste gelijkwaardig zijn aan de criteria die Forest Stewardship Council hanteert.

3. Onze Minister maakt de beoordelingsrichtlijn in de Staatscourant bekend zodra hij hiermee heeft ingestemd.

cA

In artikel 9.5, derde lid, onderdeel a, wordt «tenzij hiervoor overeenkomstig artikel 9.8 toestemming is verleend» gewijzigd in: tenzij dit overeenkomstig artikel 9.9 is toegestaan.

dA

Artikel 9.6 wordt gewijzigd als volgt.

1. In het derde lid vervalt de zinsnede «voor de eerste maal».

2. Het vierde lid vervalt.

B

Onderdeel A komt te luiden:

A

De artikelen 9.7 tot en met 9.9 komen te luiden:

Artikel 9.7

1. Onze Minister stelt een model vast van een certificaat duurzaam beheerd bos, van een certificaat traceringssysteem duurzaam geproduceerd hout en van een merkteken, waaruit blijkt dat het hout waarop het is aangebracht op duurzame wijze is geproduceerd.

2. Het certificaat duurzaam beheerd bos en het merkteken bevatten in ieder geval een aanduiding waaruit blijkt dat het hout duurzaam is geproduceerd.

3. Het certificaat duurzaam beheerd bos heeft voorts in ieder geval betrekking op informatie omtrent het gebied waar het hout is geproduceerd. Het certificaat traceringssysteem duurzaam geproduceerd hout vermeldt in ieder geval de naam en het adres van degene die de houten producten in Nederland op de markt brengt.

Artikel 9.8

1. De toestemming om certificaten te voeren wordt op aanvraag verleend door een instelling.

2. De aanvraag voor een certificaat duurzaam beheerd bos bevat in ieder geval:

a. gegevens omtrent het bedrijf van de aanvrager, voorzover van belang voor de beoordeling van de aanvraag;

b. de beheersplannen van de gebieden die in de aanvraag zijn vermeld.

3. De aanvraag voor een certificaat traceringssysteem duurzaam geproduceerd hout bevat in ieder geval:

a. gegevens omtrent het bedrijf van de aanvrager, voorzover van belang voor de beoordeling van de aanvraag;

b. de hoeveelheid en de soorten houten producten die de aanvrager voornemens is binnen de in de aanvraag vermelde periode op de markt te brengen.

4. De instelling kan in haar beoordelingsrichtlijn nadere eisen stellen omtrent de indiening van de aanvraag en de daarbij over te leggen gegevens en bewijsstukken.

Artikel 9.9

1. De instelling onderzoekt, alvorens op de aanvraag voor een certificaat duurzaam beheerd bos te beslissen, in ieder geval of in de gebieden die in de aanvraag zijn aangeduid, de houtproductie duurzaam plaatsvindt. Het onderzoek wordt onverwijld na de indiening van de aanvraag aangevangen.

2. De instelling kan als onderdeel van haar onderzoek op kosten van de aanvrager controles doen uitvoeren in een gebied dat in de aanvraag is aangeduid, door een organisatie die als doel heeft het bevorderen van duurzaam geproduceerd hout en die daartoe door Onze Minister vast te stellen criteria hanteert, tenzij:

a. het gebied voorkomt op het overzicht, als bedoeld in artikel 9.12. tweede lid, of

b. een aan een derde verleende toestemming om het merkteken aan te brengen, dat aangeeft dat het hout duurzaam is geproduceerd, betrekking heeft op het gebied.

3. De instelling beslist op de aanvraag binnen zes maanden na de indiening ervan.

4. De houder van een certificaat duurzaam beheerd bos mag op het hout dat afkomstig is uit het gebied waar dat certificaat betrekking op heeft, of op bescheiden die bij zodanig hout worden meegeleverd, het in artikel 9.7 bedoelde merkteken aanbrengen.

5. De houder van een certificaat traceringssysteem duurzaam geproduceerd hout mag op het hout dat afkomstig is uit het gebied waar een certificaat duurzaam beheerd bos betrekking op heeft, of op bescheiden die bij zodanig hout worden meegeleverd, het in artikel 9.7 bedoelde merkteken aanbrengen.

C

Onderdeel B komt te luiden:

B

De artikelen 9.11 en 9.12 worden vervangen door:

Artikel 9.11

1. De certificaten gelden voor een periode die daarbij is aangegeven en die niet langer is dan drie jaar.

2. De instelling weigert toestemming voor het voeren van een certificaat duurzaam beheerd bos indien het hout in het gebied waar de aanvraag betrekking op heeft, niet op duurzame wijze wordt geproduceerd in overeenstemming met de beoordelingsrichtlijn. Zij weigert toestemming voor het voeren van een certificaat traceringssysteem duurzaam geproduceerd hout indien de onderneming waarop de aanvraag betrekking heeft, een traceringssysteem toepast dat niet in overeenstemming is met de beoordelingsrichtlijn.

3. Zij kan een toestemming intrekken indien naar haar mening niet meer wordt voldaan aan de criteria in de beoordelingsrichtlijn.

Artikel 9.12

De instelling doet elk jaar voor 1 januari verslag aan Onze Minister over de wijze waarop zij uitvoering heeft gegeven aan de ingevolge deze titel aan haar toegekende bevoegdheden. Hier vermeldt zij in ieder geval:

a. de strekking van de gedurende het afgelopen jaar gegeven beschikkingen op de aanvragen,

b. indien toestemming wordt verleend voor certificaten duurzaam beheerd bos, de beheersplannen van de gebieden waarop de toestemming betrekking heeft,

c. een overzicht van de geldige certificaten.

2. Onze Minister maakt het overzicht, bedoeld in het eerste lid, onder c, in de Staatscourant bekend.

D

In onderdeel C vervalt in het opschrift van afdeling 9.1.3: voor het eerst.

E

Onderdeel D komt te luiden:

D

In artikel 9.13 wordt «Vanaf de datum van inwerkingtreding van dit artikel legt een ieder die een houten produkt voor de eerste maal in de handel brengt» gewijzigd in: Degene die een houten product in Nederland in de handel brengt.

F

In onderdeel F komt onderdeel 1 te luiden:

1. In het eerste lid komt de aanhef te luiden: Degene die een certificaat als bedoeld in artikel 9.7 voert, dient, met betrekking tot een houten product dat hij in Nederland in de handel brengt:.

G

Onderdeel H wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef vervalt na «artikel 9.17»: (oud).

2. Onderdeel 1 komt te luiden:

1. De aanhef wordt vervangen door: Een beheersplan voldoet aan de volgende eisen:.

3. Onder vernummering van onderdeel 2 tot onderdeel 3, wordt na onderdeel 1 een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

2. Onderdeel c vervalt.

4. In onderdeel 3 (nieuw) wordt «Onder aanduiding van de onderdelen a tot en met d als respectievelijk onderdelen b tot en met e» gewijzigd in: Onder aanduiding van de onderdelen a en b als respectievelijk onderdelen b en c.

H

De onderdelen I tot en met M worden vervangen door:

I

De artikelen 9.17 (oud) tot en met 9.23 vervallen.

J

Artikel II wordt als volgt gewijzigd.

1. In onderdeel a vervalt «en 9.16».

2. In onderdeel b vervalt «9.11, eerste lid, en».

K

Artikel III komt te luiden:

ARTIKEL III

1. Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de algemene maatregelen van bestuur, bedoeld in de artikelen 9.2, eerste lid, en 9.3, derde lid, worden geplaatst.

2. In afwijking van het eerste lid treedt deze wet in werking met ingang van de dag waarop twee jaar zijn verstreken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Toelichting

Algemeen

Met deze nota van wijziging voer ik een aantal wijzigingen door, die niet zozeer inhoudelijk als wel vooral praktisch van aard zijn, en die betrekking hebben op het beheersplan en op de typen certificaten:

beheersplan: Er is geen aparte instemming met het beheersplan meer vereist. De beoordeling van het beheersplan maakt van aanvang af deel uit van de beoordelingsprocedure. Dit leidt tot minder administratieve lasten.

certificaten: In het oorspronkelijke wetsvoorstel was sprake van één certificaat, waarop de naam en het adres werden vermeld van degene die het houten product in Nederland op de markt heeft gebracht, wat minder goed aansluit bij de praktijk van de handelsketen. Met de nota van wijziging komt er ruimte voor twee certificaten, een certificaat duurzaam beheerd bos en een certificaat traceringsssysteem duurzaam geproduceerd hout. Het eerste certificaat is bedoeld voor de bosbeheerder en het tweede voor de handelaren in de keten. Met het tweede type certificaat wordt o.a. gewaarborgd dat duurzaam geproduceerd hout goed gescheiden blijft van niet-(aantoonbaar) duurzaam geproduceerd hout. Een houthandelaar die hout verhandelt dat afkomstig is uit een bos waarvoor een certificaat duurzaam beheerd bos is afgegeven, maar waarop het merkteken nog niet is aangebracht, mag dit merkteken aanbrengen wanneer hij in het bezit is van het certificaat traceringssysteem.

Met deze wijzigingen sluit het wetsvoorstel beter aan op de praktijk van de handelsketen in duurzaam geproduceerd hout en worden de administratieve lasten verminderd. Voor een nadere toelichting verwijs ik naar de nota naar aanleiding van het verslag (28 631 nr. 7).

Daarnaast is er sprake van een aantal kleinere wijzigingen, waaronder het vervallen van de verplichting om vermeldingen te onderbouwen (om vast te kunnen stellen of deze misleidend etc zijn) en van de verplichting voor de instelling om een advies in te winnen. Dit leidt beide tot minder administratieve lasten. Verder is steviger verankerd dat de beoordelingscriteria voor duurzaamheid minimaal gelijkwaardig aan de FSC-criteria moeten zijn (tot dusverre kwam dit alleen in de toelichtende stukken op dit wetsvoorstel tot uitdrukking).

Als service is bij deze toelichting een bijlage gevoegd met de geïntegreerde tekst van de drie wetsvoorstellen betreffende duurzaam geproduceerd hout.

Artikelsgewijze toelichting

Onderdeel A

Artikel 9.4, eerste lid

Het vereiste dat de instelling een in Nederland gevestigde rechtspersoon is, vervalt, omdat naar mijn inschatting voldoende zekerheid uitgaat van de de vereiste dat de instelling erkend moet zijn door de Raad voor Accredidatie danwel een andere organisatie waarmee die raad een internationale overeenkomst voor wederzijdse erkenning heeft. Het gaat daarbij om een organisatie die bij het te Cherrybrook, Australië, gevestigde International Accreditation Forum is aangesloten. Bovendien vervalt het uitgangspunt van het oorspronkelijke wetsvoorstel dat de instelling een rechtspersoon zonder winstoogmerk moest zijn, aangezien artikel 9.10 al voldoende waarborg biedt dat de vergoeding die verschuldigd is voor de behandeling van de aanvraag niet hoger kan zijn dan de voor de behandeling daadwerkelijk gemaakte kosten. De eis «zonder winstoogmerk» leidt tot onnodige beperkingen.

Met de wijzigingen in dit lid wordt tevens een onderscheid aangebracht tussen het beoordelen van duurzaam bosbeheer enerzijds en het beoordelen van een traceringssysteem voor hout anderzijds. Dit onderscheid is noodzakelijk omdat er voor beide aparte certificaten zijn.

Art 9.4, tweede lid

Met de wijziging in dit lid wordt, explicieter dan tot nu toe het geval was, verankerd dat de criteria waarop het bosbeheer en het hout worden beoordeeld, minimaal gelijk dienen te zijn aan de criteria van de Forest Stewardship Council. Dit kwam tot dusver alleen in de schriftelijke toelichtingen en in de mondelinge behandelingen van dit wetsvoorstel tot uitdrukking. Overigens geldt voor de in ontwikkeling zijnde nationale beoordelingsrichtlijn (gebaseerd op de minimumeisen uit 1997) eveneens het uitgangspunt dat de criteria minimaal gelijkwaardig moeten zijn aan de FSC-criteria.

Art 9.4, derde lid

Het werkterrein van de instelling is reeds vastgelegd in haar beoordelingsrichtlijn en hoeft dus niet apart vermeld te worden

Art 9.6, vierde lid (oud)

Dit onderdeel was er oorspronkelijk voor bedoeld om ervoor te zorgen dat het verbod op onjuiste, onbetrouwbare en misleidende vermeldingen en aanduidingen kan worden gehandhaafd. Echter, de mogelijkheid bestaat daartoe al: de VROM-Inspectie kan dit gebod op basis van de Wet milieubeheer handhaven door middel van onder meer bestuursrechtelijke maatregelen. In dat kader kan de inspectie nadere gegevens verlangen. Verder kunnen klachten tegen misleidende etc. vermeldingen door een ieder worden ingediend bij de Reclamecodecommissie. Om die reden is dit lid komen te vervallen.

Onderdeel B

Art 9.7, eerste tot en met derde lid

In aansluiting op het in ontwikkeling zijnde nationale systeem van houtcertificering wordt onderscheid gemaakt in een certificaat voor duurzaam beheerd bos en een certificaat traceringssysteem duurzaam geproduceerd hout. Zie voor verdere toelichting de nota naar aanleiding van het verslag (28 631, nr. 7).

Art 9.8, eerste lid

In artikel 9.4 is reeds aangegeven wat een instelling is in de zin van deze titel, zodat dit niet apart hoeft te worden vermeld.

De toestemming om op basis van de certificaten het merkteken te voeren is verplaatst naar artikel 9.9.

Art 9.8, vierde lid (oud)

Het oude vierde lid vervalt, omdat het vereiste voor vestiging in Nederland voor een instelling is vervallen.

Art 9.8, vijfde lid (oud)

Dit vervalt omdat de beoordeling van het beheersplan direct vanaf inwerkingtreding van dit wetsvoorstel onderdeel uitmaakt van de beoordeling.

Art 9.9, tweede lid (oud)

De verplichting voor certificatie-instellingen om een advies in te winnen is komen te vervallen. Dit is nader toegelicht in de nota n.a.v. het verslag (28 631, nr. 7).

Art. 9.9, vijfde lid

Voor de beslissing op de aanvraag na wordt een termijn van zes maanden gegeven, in plaats van de oorpronkelijk voorziene 16 weken, omdat vaak informatie uit het buitenland nodig is.

Onderdeel C

Art 9.11, tweede lid

De oorspronkelijke formulering gaf ruimte aan de instelling om zelf te bepalen op welke gronden toestemming voor het voeren van de certificaten zou kunnen worden geweigerd. Dit kan aanleiding geven tot willekeur. De weigeringsgrond is nu eenduidig bepaald: de instelling moet instemming weigeren indien het hout niet op duurzame wijze wordt geproduceerd. De beoordelingsrichtlijn, die toestemming van de minister behoeft, werkt dit nader uit. Voor het certificaat traceringssysteem moet de instelling bovendien instemming weigeren wanneer het traceringssysteem niet in overeenstemming is met de beoordelingsrichtlijn.

Art 9.12

De rapportageplicht van de instelling is nauwkeuriger omschreven.

Onderdelen D en E

Opschrift afdeling 9.1.3 en artikelen 9.13 en 9.15 «voor de eerste maal» is weggelaten, omdat de voorschiften niet slechts gelden bij het voor het eerst in de handel brengen.

Onderdeel G

Art 9.16

Eisen aan het beheersplan gelden direct bij inwerkingtreding van dit wetsvoorstel.

Onderdeel H

De oude artikelen 9.17 t/m 9.23 hebben betrekking op de instemming met het beheersplan, die in het oorspronkelijke wetsvoorstel apart geregeld was. Dit is nu geïntegreerd met de toestemming om de certificaten te mogen voeren.

Artikel III

Het is gewenst dat de wet zo spoedig mogelijk in werking treedt. Aangezien er geen sprake meer is van een verplicht merkteken, is er geen aanleiding meer om die inwerkingtreding uit te stellen tot vier maanden na publicatie van de amvb's. Er is twee jaar de tijd voor het opstellen van de amvb's. Gezien de stand van zaken met betrekking tot de voorbereiding ervan moet dit haalbaar worden geacht.

M. Vos

BIJLAGE

Geïntegreerde tekst van de wetsvoorstellen betreffende duurzaam geproduceerd hout (kamerstukken 23 982, 26 998 en 28 631 inclusief de onderhavige nota van wijziging).

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen met betrekking tot de handel in duurzaam en niet duurzaam geproduceerd hout en daartoe de Wet milieubeheer uit te breiden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet milieubeheer wordt gewijzigd als volgt.

A

Hoofdstuk 9 komt te luiden:

HOOFDSTUK 9. STOFFEN, PRODUKTEN EN DUURZAAM GEPRODUCEERD HOUT

TITEL 9.1. DE HANDEL IN DUURZAAM GEPRODUCEERD HOUT

AFDELING 9.1.1. ALGEMEEN

Artikel 9.1

In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: houten produkten:

a. geveld, getopt of uitgesnoeid hout, al dan niet gezaagd, dat al dan niet een bewerking heeft ondergaan;

b. andere produkten dan bedoeld onder a, waarin hout is verwerkt; gebied: deel van het grondgebied van een staat, dat geheel of gedeeltelijk uit bos bestaat en waarvoor door een autoriteit van die staat een concessie voor het kappen van hout is verleend; accountantsverklaring: verklaring afgegeven door een registeraccountant als bedoeld in artikel 58a van de Wet op de Registeraccountants of een Accountant-Administratieconsulent als bedoeld in artikel 39 van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten;

Forest Stewardship Council: Forest Stewardship Council, gevestigd te Oaxaca in Mexico.

Artikel 9.2

1. Deze titel is niet van toepassing op:

a. handelingen met betrekking tot houten produkten, die geschieden buiten de uitoefening van beroep of bedrijf;

b. houten produkten die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen vanwege hun geringe belang voor de duurzame produktie van hout.

2. De afdelingen 9.1.3, 9.1.4 en 9.1.5 zijn niet van toepassing op houten produkten die in Nederland op de markt worden gebracht door een bedrijf dat jaarlijks niet meer dan 50 m 3 aan houten produkten in Nederland op de markt brengt, mits de houten produkten bij de verhandeling zijn voorzien van een aanduiding, omvattende de naam en het adres van het bedoelde bedrijf.

Artikel 9.3

1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze titel bepaalde wordt als gebied waar de houtproduktie duurzaam plaatsvindt aangemerkt een gebied waar:

a. het beheer en het gebruik van het bos geschiedt overeenkomstig de wettelijke voorschriften van de staat waarin het gebied zich bevindt en de voor deze staat verbindende verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties;

b. de rechten terzake van het beheer en het gebruik van het bos voor meerdere jaren zijn vastgelegd en worden gecontroleerd;

c. de rechten van de inheemse volken, indien deze in het gebied leven, zijn vastgelegd en worden nageleefd;

d. de rechten van de werknemers bij de houtproduktie en de in het gebied levende gemeenschappen worden gewaarborgd;

e. de ecologische functies van het bos, in het bijzonder de biologische diversiteit, worden beschermd;

f. de houtproduktie geschiedt overeenkomstig een tevoren opgesteld beheersplan als bedoeld in artikel 9.16;

g. het bos en andere delen van het gebied met een belangrijke betekenis voor milieu, cultuur of sociale omstandigheden behouden worden, en

h. plantages niet dienen ter vervanging van natuurlijke bossen, maar om in aanvulling op natuurlijke bossen de druk daarop te verminderen.

2. Als gebied als bedoeld in het eerste lid, geldt niet een primair bos, dat bestaat uit een oorspronkelijk ecosysteem, gelet op zijn complexiteit, structuur en biologische diversiteit, welk ecosysteem voor de afgifte van de kapvergunning niet of in geringe mate was verstoord door menselijk ingrijpen. Onze Minister kan ingeval van niet-industriële kap ontheffing verlenen van het bepaalde in de eerste volzin. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Onze Minister stelt regels omtrent de gegevens die bij een aanvraag om een ontheffing worden verschaft.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent gebieden waar de houtproductie duurzaam plaatsvindt. Bij deze maatregel kunnen voorts gebieden worden aangewezen die gelden als gebieden waar de houtproductie duurzaam plaatsvindt. Op hout dat is geproduceerd in gebieden als bedoeld in de tweede volzin, zijn de artikelen 9.8 tot en met 9.12 en 9.14 niet van toepassing.

Artikel 9.4

1. Een instelling in de zin van deze titel is een rechtspersoon, die:

a. door de Raad voor Accreditatie of een organisatie waarmee de Raad voor Accreditatie een internationale overeenkomst voor wederzijdse erkenning heeft, is geaccrediteerd voor het, overeenkomstig een door Onze Minister goedgekeurde beoordelingsrichtlijn:

1°. beoordelen van duurzaam bosbeheer, en

2°. beoodelen van een traceringssysteem voor hout dat afkomstig is uit een gebied waar het bos duurzaam wordt beheerd, of

b. ten minste voldoet aan criteria die gelden voor accreditatie als bedoeld in onderdeel a, en de in dat onderdeel bedoelde beoordeling uitvoert overeenkomstig een beoor-delingsrichtlijn die ten minste gelijkwaardig is aan een door Onze Minister over-eenkomstig dat onderdeel goedgekeurde beoordelingsrichtlijn.

2. Onze Minister keurt de beoordelingsrichtlijn slechts goed:

a. indien daarin is vastgelegd hoe wordt gegarandeerd dat de houtproductie op duurzame wijze plaatsvindt door op heldere wijze het proces van certificering van stap tot stap te beschrijven en er op toe te zien dat het keurmerksysteem op transparante en onafhankelijke wijze wordt uitgevoerd, en

b. indien de beoordelingscriteria ten minste gelijkwaardig zijn aan de criteria die Forest Stewardship Council hanteert.

3. Onze Minister maakt de beoordelingsrichtlijn in de Staatscourant bekend zodra hij hiermee heeft ingestemd.

AFDELING 9.1.2. ALGEMENE VOORSCHRIFTEN

Artikel 9.5

1. Bij het in de handel brengen of verder verhandelen van houten produkten is het verboden vermeldingen of aanduidingen te bezigen, die beogen de afnemer te informeren over de produktiewijze van het hout waaruit deze produkten bestaan of dat in deze produkten is verwerkt, tenzij is voldaan aan het in deze titel bepaalde.

2. Het eerste lid geldt onder meer voor vermeldingen of aanduidingen:

a. die op het produkt zelf of op de verpakking daarvan zijn aangebracht;

b. die zijn aangebracht op documenten die bestemd zijn om tezamen met het produkt te worden geleverd;

c. in reclameboodschappen voor het produkt, of

d. op andere schriftelijke of elektronische informatie die door of namens degene die het produkt vervaardigt met betrekking tot het produkt wordt verstrekt.

3. Het is voorts verboden op een houten produkt of op de verpakking daarvan:

a. het merkteken dat aangeeft dat het hout duurzaam is geproduceerd waarvan het model krachtens artikel 9.7 is vastgesteld, aan te brengen, tenzij dit overeenkomstig artikel 9.9 is toegestaan;

b. een etiket of een andere aanduiding te bezigen welke sterk gelijkt op het merkteken dat aangeeft dat het hout duurzaam is geproduceerd, waarvan het model krachtens artikel 9.7 is vastgesteld.

Artikel 9.6

1. De vermeldingen en aanduidingen, bedoeld in artikel 9.5, eerste lid, moeten juist en betrouwbaar zijn en mogen niet misleidend zijn.

2. Onder misleidend worden verstaan een vermelding of aanduiding die:

a. aan een houten produkt een bepaalde herkomst toeschrijft die het produkt niet bezit;

b. eenzijdig of onevenwichtig is met betrekking tot de produktiewijze, doordat bepaalde van belang zijnde informatie wordt weggelaten.

3. Degene die het houten produkt in Nederland in de handel brengt draagt zorg voor de naleving van het eerste lid.

Artikel 9.7

1. Onze Minister stelt een model vast van een certificaat duurzaam beheerd bos, van een certificaat traceringssysteem duurzaam geproduceerd hout en van een merkteken, waaruit blijkt dat het hout waarop het is aangebracht op duurzame wijze is geproduceerd.

2. Het certificaat duurzaam beheerd bos en het merkteken bevatten in ieder geval een aanduiding waaruit blijkt dat het hout duurzaam is geproduceerd.

3. Het certificaat duurzaam beheerd bos heeft voorts in ieder geval betrekking op informatie omtrent het gebied waar het hout is geproduceerd. Het certificaat traceringssysteem duurzaam geproduceerd hout vermeldt in ieder geval de naam en het adres van degene die de houten producten in Nederland op de markt brengt.

Artikel 9.8

1. De toestemming om certificaten te voeren wordt op aanvraag verleend door een instelling.

2. De aanvraag voor een certificaat duurzaam beheerd bos bevat in ieder geval:

a. gegevens omtrent het bedrijf van de aanvrager, voorzover van belang voor de beoordeling van de aanvraag; b.de beheersplannen van de gebieden die in de aanvraag zijn vermeld.

3. De aanvraag voor een certificaat traceringssysteem duurzaam geproduceerd hout bevat in ieder geval:

a. gegevens omtrent het bedrijf van de aanvrager, voorzover van belang voor de beoordeling van de aanvraag;

b. de hoeveelheid en de soorten houten producten die de aanvrager voornemens is binnen de in de aanvraag vermelde periode op de markt te brengen.

4. De instelling kan in haar beoordelingsrichtlijn nadere eisen stellen omtrent de indiening van de aanvraag en de daarbij over te leggen gegevens en bewijsstukken.

Artikel 9.9

1. De instelling onderzoekt, alvorens op de aanvraag voor een certificaat duurzaam beheerd bos te beslissen, in ieder geval of in de gebieden die in de aanvraag zijn aangeduid, de houtproductie duurzaam plaatsvindt. Het onderzoek wordt onverwijld na de indiening van de aanvraag aangevangen.

2. De instelling kan als onderdeel van haar onderzoek op kosten van de aanvrager controles doen uitvoeren in een gebied dat in de aanvraag is aangeduid, door een organisatie die als doel heeft het bevorderen van duurzaam geproduceerd hout en die daartoe door Onze Minister vast te stellen criteria hanteert, tenzij:

a. het gebied voorkomt op het overzicht, als bedoeld in artikel 9.12. tweede lid, of

b. een aan een derde verleende toestemming om het merkteken aan te brengen, dat aangeeft dat het hout duurzaam is geproduceerd, betrekking heeft op het gebied.

3. De instelling beslist op de aanvraag binnen zes maanden na de indiening ervan.

4. De houder van een certificaat duurzaam beheerd bos mag op het hout dat afkomstig is uit het gebied waar dat certificaat betrekking op heeft, of op bescheiden die bij zodanig hout worden meegeleverd, het in artikel 9.7 bedoelde merkteken aanbrengen.

5. De houder van een certificaat traceringssysteem duurzaam geproduceerd hout mag op het hout dat afkomstig is uit het gebied waar een certificaat duurzaam beheerd bos betrekking op heeft, of op bescheiden die bij zodanig hout worden meegeleverd, het in artikel 9.7 bedoelde merkteken aanbrengen.

Artikel 9.10

1. Voor de behandeling van de aanvraag is de aanvrager een vergoeding verschuldigd, die niet hoger kan zijn dan de voor de behandeling daadwerkelijk gemaakte noodzakelijke kosten.

2. Bij ministeriële regeling wordt het bedrag van de vergoeding vastgesteld, welk bedrag per instelling en per categorie van aanvragers kan verschillen.

Artikel 9.11

1. De certificaten gelden voor een periode die daarbij is aangegeven en die niet langer is dan drie jaar.

2. De instelling weigert toestemming voor het voeren van een certificaat duurzaam beheerd bos indien het hout in het gebied waar de aanvraag betrekking op heeft, niet op duurzame wijze wordt geproduceerd in overeenstemming met de beoordelingsrichtlijn. Zij weigert toestemming voor het voeren van een certificaat traceringssysteem duurzaam geproduceerd hout indien de onderneming waarop de aanvraag betrekking heeft, een traceringssysteem toepast dat niet in overeenstemming is met de beoordelingsrichtlijn

3. Zij kan een toestemming intrekken indien naar haar mening niet meer wordt voldaan aan de criteria in de beoordelingsrichtlijn.

Artikel 9.12

De instelling doet elk jaar voor 1 januari verslag aan Onze Minister over de wijze waarop zij uitvoering heeft gegeven aan de ingevolge deze titel aan haar toegekende bevoegdheden. Hier vermeldt zij in ieder geval:

a. de strekking van de gedurende het afgelopen jaar gegeven beschikkingen op de aanvragen,

b. indien toestemming wordt verleend voor certificaten duurzaam beheerd bos, de beheersplannen van de gebieden waarop de toestemming betrekking heeft,

c. een overzicht van de geldige certificaten. 2.Onze Minister maakt het overzicht, bedoeld in het eerste lid, onder c, in de Staatscourant bekend.

AFDELING 9.1.3. VOORSCHRIFTEN VOOR HET IN NEDERLAND IN DE HANDEL BRENGEN VAN EEN HOUTEN PRODUCT

Artikel 9.13

1. Degene die een houten product in Nederland in de handel brengt, legt op een daartoe strekkend verzoek gegevens over waaruit blijkt in welk gebied het hout waaruit dit produkt bestaat of dat in dit produkt is verwerkt, is geproduceerd.

2. De in het eerste lid bedoelde gegevens zijn:

a. een verklaring van een autoriteit van de staat waar het hout is geproduceerd, welke verklaring vergezeld gaat van een accountantsverklaring waaruit blijkt dat het hout waarop de verklaring van de autoriteit betrekking heeft aan de persoon, bedoeld in het eerste lid, is geleverd;

b. een verklaring van een instelling, of

c. andere bij ministeriële regeling aan te wijzen gegevens, waaruit de herkomst en de identiteit van hout kan blijken.

Artikel 9.14

Het verzoek, bedoeld in artikel 9.13, eerste lid, kan worden gedaan door:

a. Onze Minister in het belang van de uitvoering van deze titel;

b. een krachtens artikel 18.4, eerste lid, aangewezen ambtenaar, belast met het toezicht op het bij of krachtens deze wet bepaalde.

Artikel 9.15

1. Degene die een certificaat als bedoeld in artikel 9.7 voert, dient met betrekking tot een houten product dat hij in Nederland in de handel brengt:

a. een administratie bij te houden waaruit op eenvoudige wijze kan worden afgeleid:

1°. de hoeveelheid en de aard van de door hem in de handel gebrachte houten produkten;

2°. de herkomst van deze produkten;

3°. het gebied van produktie van het hout waaruit deze produkten bestaan of dat in deze produkten is verwerkt, en

4°. de soorten hout waaruit deze produkten bestaan of dat in deze produkten is verwerkt.

b. de bij hem aanwezige houten produkten gescheiden naar herkomst op te slaan tenzij een instelling hem schriftelijk toestemming heeft verleend daarvan geheel of gedeeltelijk af te zien, en

c. jaarlijks aan een instelling een verslag uit te brengen over de in onderdeel a, sub 1° tot en met sub 4° bedoelde gegevens met betrekking tot de door hem in dat jaar in de handel gebrachte houten produkten, welk verslag is voorzien van een accountantsverklaring, afgegeven na een toetsing van de gegevens in het verslag aan deze titel.

2. Het eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, is van overeenkomstige toepassing op degene die een certificaat als bedoeld in artikel 9.7 voert, met betrekking tot een houten product dat hij bewerkt of verwerkt, met dien verstande dat:

a. het bepaalde in onderdeel b slechts geldt voordat de bewerking of verwerking plaatsvindt;

b. hij zorg draagt dat de herkomst van de houten produkten die zijn bewerkt of verwerkt ook na de bewerking of verwerking eenvoudig is na te gaan.

3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de in het eerste lid genoemde onderwerpen.

AFDELING 9.1.4. AANVULLENDE VOORSCHRIFTEN

Artikel 9.16

Een beheersplan voldoet aan de volgende eisen:

a. het heeft betrekking op het gebied waar het hout is geproduceerd waaruit het desbetreffende product bestaat of dat daarin is verwerkt;

b. het is opgesteld door of namens degene aan wie de concessie voor het kappen van hout is verleend;

c. het bevat een gemotiveerde uiteenzetting omtrent de vraag of het gebied kan worden aangemerkt als een gebied waar de houtproduktie duurzaam plaatsvindt;

d. het is zoveel mogelijk door feitelijke gegevens onderbouwd en door verklaringen van onafhankelijke deskundigen ondersteund.

Artikel 9.17 (vervallen)

Artikel 9.18 (vervallen)

Artikel 9.19 (vervallen)

Artikel 9.20 (vervallen)

Artikel 9.21 (vervallen)

Artikel 9.22 (vervallen)

Artikel 9.23 (vervallen)

AFDELING 9.1.5. EVALUATIE

Artikel 9.24

Onze Minister zendt, in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, binnen vier jaar na het tijdstip waarop afdeling 9.1.4 in werking treedt aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze titel van de wet in de praktijk, waarbij in het bijzonder wordt aangegeven welk percentage van het hout dat in Nederland wordt verhandeld, op duurzame wijze is geproduceerd.

B

In artikel 21.6, vierde lid, wordt na «8.45» ingevoegd: , 9.3, derde lid.

ARTIKEL II

Artikel 1a van de Wet op de economische delicten wordt gewijzigd als volgt:

a. onder 1° wordt in de opsomming die begint met de Wet milieubeheer na «8.44, eerste en zesde lid,» ingevoegd: 9.5, eerste en derde lid, 9.6, derde lid, 9.15, eerste lid,;

b. onder 2° wordt in de opsomming die begint met de Wet milieubeheer na «8.44, vijfde lid,» ingevoegd: 9.13, eerste lid.

ARTIKEL III

1. Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de algemene maatregelen van bestuur, bedoeld in de artikelen 9.2, eerste lid, en 9.3, derde lid, worden geplaatst.

2. In afwijking van het eerste lid treedt deze wet in werking met ingang van de dag waarop twee jaar zijn verstreken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Naar boven