nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 20 januari 2003
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
In het opschrift wordt «de Wet centraal Orgaan opvang asielzoekers»
vervangen door: enkele andere wetten.
2
In de considerans wordt na «de Wet centraal Orgaan opvang asielzoekers»
ingevoegd: en de Huisvestingswet.
3
Na onderdeel H wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
Ha
Onderdeel c van artikel 67, eerste lid, komt te luiden als volgt:
c. indien hij een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid
en geen rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8 onder a tot en
met e dan wel l;.
4
Na onderdeel M wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
Ma
Artikel 83, tweede lid, komt te luiden:
2. Met feiten en omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen
rekening gehouden indien deze relevant kunnen zijn voor de beschikking omtrent
de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 28 en 33, of omtrent de ambtshalve
verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 14.
5
Na artikel II wordt een artikel toegevoegd, luidende:
ARTIKEL IIa
Artikel 13c, eerste lid, onder c, van de Huisvestingswet komt te luiden:
c. die als vreemdeling in Nederland rechtmatig verblijf hebben op grond
van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van
de Vreemdelingenwet 2000, indien zij in verband met die omstandigheid woonruimte
behoeven;.
Toelichting
Onderdelen 1, 2 en 5
In artikel 6 van hoofdstuk 11 van de Invoeringswet Vreemdelingenwet 2000
(Stb. 2000, 496) is voorzien in aanpassing van artikel 13c, eerste lid, onder
c, van de Huisvestingswet aan de Vreemdelingenwet 2000. Door de redactie van
genoemd artikel 6 wordt artikel 13c van de Huisvestingswet aangepast, indien
het bij koninklijke boodschap van 29 april 1997 ingediende voorstel van wet
tot wijziging van de Huisvestingswet (doorwerking ruimtelijk beleid) (Kamerstukken
I 1997/98, 25 334, nr. 324), en het bij koninklijke boodschap van 10
april 1999 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de wet tot wijziging
van de Huisvestingswet (doorwerking ruimtelijk beleid) (Kamerstukken I 1999/2000,
26 471 nr. 172 ) tot wet worden verheven en op een eerder tijdstip in werking treden dan de Invoeringswet Vreemdelingenwet
2000. Dat betreft een omissie. Zoals in de toelichting bij de nota van wijziging
(kamerstukken II 1999/2000, 26 975, nr. 6) is uiteengezet, is bedoeld
deze wijziging van artikel 13c, eerste lid, onder c, van de Huisvestingswet
in werking te laten treden indien de voorgestelde wijzigingen van de Huisvestingswet later in werking treden dan de Vreemdelingenwet 2000 en
de Invoeringswet Vreemdelingenwet 2000. Indien de voorgestelde wijzigingen
van de Huisvestingswet in werking treden, komt het huidige artikel 13c van
de Huisvestingswet te vervallen. Nu de voorgestelde wijzigingen van de Huisvestingswet
nog niet in werking zijn getreden, is artikel 13c, eerste lid, onder c, van
de Huisvestingswet niet aangepast aan de systematiek van de nieuwe Vreemdelingenwet
2000. Het desbetreffende onderdeel verwijst derhalve nog steeds naar de (voormalige)
Vreemdelingenwet. De onderhavige wijziging strekt ertoe die omissie recht
te zetten. De voorgestelde tekst van artikel 13c, eerste lid, onder c, van
de Huisvestingswet komt overeen met de tekst die in artikel 6 van hoofdstuk
11 van de Invoeringswet Vreemdelingenwet 2000 (Stb. 2000, 496) was voorzien.
Onderdeel 3
De voorgestelde wijziging van artikel 67, eerste lid, onder c, betreft
een redactionele verbetering. Met dat onderdeel was destijds geen wijziging
beoogd ten opzichte van artikel 21, eerste lid, onder c, van de voormalige
Vreemdelingenwet, dat bepaalde dat een vreemdeling ongewenst verklaard kan
worden indien hij een gevaar vormt voor de openbare rust, openbare orde of
de nationale veiligheid en het hem niet krachtens een der bepalingen van de
artikelen 9, 9a en 10 is toegestaan in Nederland te verblijven. De redactie
van het huidige onderdeel c zou kunnen leiden tot het misverstand dat een
vreemdeling die zich – na vertrek of uitzetting – niet meer in
Nederland bevindt, niet ongewenst verklaard kan worden. Dat is nimmer de bedoeling
geweest. Ik acht het wenselijk een dergelijk misverstand, dat zich in de praktijk
overigens nog niet heeft voorgedaan, op voorhand te voorkomen door de tekst
van onderdeel c beter te laten aansluiten op het corresponderende
onderdeel in de voormalige Vreemdelingenwet.
Onderdeel 4
De voorgestelde wijziging van artikel 83, tweede lid, strekt er toe de
ex nunc toetsing door de rechter in asielzaken (artikel 83) onder omstandigheden
uit te breiden met feiten en omstandigheden die relevant kunnen zijn omtrent
de ambtshalve verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 14. Uit
het eerste lid van artikel 83 volgt dat het moet gaan om feiten of omstandigheden
die na het nemen van de bestreden besluiten zijn ingetreden, dat de goede
procesorde zich daartegen niet mag verzetten en dat de afdoening van de zaak
daardoor niet onevenredig mag worden vertraagd. Voorts volgt uit het voorgestelde
artikel 79, derde lid, dat artikel 83 van toepassing is indien de vreemdeling
in de voornemenprocedure (artikelen 39 en 41) in de gelegenheid is gesteld
om zijn zienswijze te geven over het voornemen om niet ambtshalve een verblijfsvergunning
regulier voor bepaalde tijd (bijvoorbeeld als alleenstaande minderjarige vreemdeling)
te verlenen. Voor verdere toelichting verwijs ik naar de nota naar aanleiding
van het verslag (onderdelen E, F en L).
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
H. P. A. Nawijn