nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2002
Zoals toegezegd informeer ik u nader over mijn standpunt inzake het amendement
dat door de heer Wolfsen is ingediend strekkende tot wijziging van artikel
2 van de Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers. Voorgesteld wordt om
in de noodvoorzieningen slechts verdachte drugskoeriers in te sluiten gedurende
de fase van inverzekeringstelling en de bewaring.
Tegen het amendement heb ik verschillende bezwaren die ik hier kort uiteen
zal zetten.
Bezwaren in verband met de celcapaciteit
De Tijdelijke wet is thans van toepassing op in verzekering gestelde,
voorlopig gehechte én veroordeelde drugskoeriers. Het amendement betekent
dat verdachte drugskoeriers nog maar maximaal 16 dagen (tweemaal drie dagen
inverzekeringstelling en tien dagen bewaring) in de noodvoorziening kunnen
verblijven. Dit amendement gaat derhalve aanmerkelijk verder dat het amendement
van mevrouw Van Gent (nr. 7) waarin een maximale verblijfsduur van zes maanden
wordt voorgesteld. Tegen het amendement van mevrouw Van Gent heb ik reeds
bezwaar gemaakt omdat dit het reguliere gevangeniswezen te veel zou belasten.
Het is daarnaast zeer de vraag of de termijn van 16 dagen in de meeste
gevallen voldoende lang is om de verdachten een dagvaarding uit te kunnen
reiken. Er bestaat – bij aanvaarding van het amendement nr. 10 –
een groot risico dat het tot heenzenden zonder enige reactie zou komen. Bovendien
zal dit de druk op het openbaar ministerie om dagvaardingen op nog kortere
termijn op te stellen onaanvaardbaar vergroten. De indiener van het amendement
geeft ook niet aan waarom een zo korte periode vereist is.
In het geval dat binnen 16 dagen wel een dagvaarding uitgereikt zou kunnen
worden zou vrijlating van drugskoeriers na 16 dagen niet voorkomen dat deze
personen op enig moment zullen worden veroordeeld en dat die straf ten uitvoer
gelegd moet worden. Met het amendement zouden deze personen niet meer in de
noodcapaciteit kunnen worden ondergebracht, hetgeen tot onoverkomelijke
capaciteitsproblemen in het toch al zo zwaar onder druk staande reguliere
gevangeniswezen zal leiden.
Voorts staat het heenzenden van alle drugskoeriers na 16 dagen op zeer
gespannen voet met het beleid, zoals dit begin van het kalenderjaar in gemeen
overleg tussen Kabinet en Tweede Kamer is bepaald. Ik benadruk daarbij dat
de Tijdelijke wet niet alleen betrekking heeft op bolletjesslikkers. Uit de
toelichting op het amendement zou kunnen worden afgeleid dat de indiener hiervan
uit gaat. In de praktijk maakt de categorie bolletjesslikkers ongeveer een
derde uit van de totale groep drugssmokkelaars. Bij de overige gaat het om
verdachten die de drugs anderszins vervoeren, en menigmaal in grote hoeveelheden.
Zeker waar het deze categorie betreft , kan het niet zo zijn dat deze na deze
korte tijd worden heengezonden. In die gevallen zou dan overplaatsing naar
het reguliere gevangeniswezen plaats moeten vinden. Ook dit vergroot de reeds
bestaande capaciteitsproblematiek.
Bezwaren in verband met het beleid
Uit de toelichting van de heer Wolfsen leid ik voorts af dat hij met het
amendement vooral wil bereiken dat de berechting van drugskoeriers geen voorrang
heeft op de berechting van andere delinquenten omdat de drugskoeriers door
het bestaan van noodvoorzieningen altijd in voorlopige hechtenis genomen kunnen
worden, terwijl dit voor andere verdachten niet altijd het geval is.
Alhoewel ik begrip heb voor de motieven van de heer Wolfsen acht ik het
amendement niet de juiste weg om dit doel te bereiken. Langs verschillende
wegen worden inspanningen gepleegd om de grote druk op de justitiële
keten, met name in Haarlem, te verminderen. In het Vierde voortgangsbericht
heb ik reeds aangegeven welke maatregelen zullen worden getroffen om het aantal
drugskoeriers in de justitiële keten te verminderen. Het gaat daarbij
om het heenzenden van bepaalde categorieën verdachten, met dagvaarding
of onder overdracht van rechtsvervolging. Voorts zullen, in nauw overleg tussen
het openbaar ministerie en de rechtbank in 2003 voorzieningen worden getroffen,
gericht op het tegengaan van de verdringingseffecten, zoals bedoeld door de
indiener van het amendement.
Het amendement voegt voorts de koeriers van softdrugs toe aan de doelgroep
van de drugskoeriers, door in artikel 2 te verwijzen naar artikel 3 van de
Opiumwet. Softdrugs maakten tot op heden geen onderdeel uit van het stringente
beleid tegen de drugskoeriers. Anders dan de heer Wolfsen op 18 december
aangaf staat de verwijzing naar artikel 3 van de Opiumwet niet in de Tijdelijke
wet (Stb. 2002, 124). Wel was dit het geval bij het destijds ingediende wetsvoorstel
voor de Tijdelijke wet (kamerstukken II 2001/02, 28 201, nr. 1–2),
doch dit is bij nota van wijziging vervallen (kamerstukken II 2001/02, 28 201,
nr. 6).
Technische bezwaren
Een technisch bezwaar is dat de tekst van het voorgestelde artikel 2 onjuist
is. De huidige tekst vangt aan met «Deze wet is van toepassing op personen
ten aanzien van wie, wegens overtreding, dan wel verdenking van overtreding.».
Deze tekst luidt zo omdat de wet ook van toepassing is op veroordeelden. Zou
de wet alleen van toepassing zijn op onveroordeelden dan moet de zin aanvangen
als volgt: «Deze wet is van toepassing op personen die worden verdacht
van overtreding»
Vanwege het bovenstaande ontraad ik aanvaarding van het amendement ten
sterkste.
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner