nr. 68
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 mei 2009
Tijdens het algemeen overleg over pacht d.d. 4 september 2008 (Kamerstuk
28 625, nr. 61) heb ik toegezegd het LEI opdracht te geven voor
onderzoek naar fijnmaziger pachtprijsgebieden alsmede bij de grondkamers te
informeren naar het aantal ingediende herzieningsverzoeken. Hierover kan ik
u het volgende berichten.
Pachtprijsgebieden
De commissie Van Hall heeft in haar advies in eerste instantie gekozen
voor een indeling in 14 groepen van landbouwgebieden. Omdat in een aantal
van die gebieden evenwel te weinig representatieve bedrijven in het bedrijveninformatienet
aanwezig waren, adviseerde de commissie uiteindelijk 8 pachtprijsgebieden
te hanteren. Na invoering van deze systematiek is volgens de betrokken belangenorganisaties
gebleken dat het hanteren van 8 in plaats van 14 gebieden tot ongewenste en
onrechtvaardige situaties leidt.
Uit het door het LEI verrichte onderzoek is inmiddels naar voren gekomen
dat een uitbreiding van het aantal pachtprijsgebieden van 8 naar 14 meer recht
doet aan de samenstelling van de regio’s en de pachtprijs. Om voldoende
betrouwbare gegevens hiervoor beschikbaar te hebben wordt het bedrijveninformatienet
met 50 bedrijven uitgebreid. Ik heb het voornemen bij de berekening van de
pachtprijzen per 1 september a.s. uit te gaan van een indeling in 14
pachtprijsgebieden. Daartoe zal ik binnenkort een voorstel tot wijziging van
het Pachtprijzenbesluit 2007 in procedure brengen.
Herzieningsverzoeken
Sinds 1 september 2007, de datum waarop het nieuwe pachtrecht in
werking is getreden, zijn bij de grondkamers 445 verzoeken tot herziening
van de pachtprijs ingediend. Hiervan zijn de meeste ingediend in de periode
van 1 september 2007 tot 1 september 2008. Het aantal verzoeken
is vergelijkbaar met het aantal verzoeken dat de afgelopen jaren gemiddeld
bij de grondkamers is ingediend. Het is veelal de verpachter die een verzoek
tot herziening van de pachtprijs heeft ingediend.
De grondkamers hebben het grootste deel van de verzoeken afgehandeld.
In het overgrote deel van de gevallen is de pachtprijs gewijzigd overeenkomstig
het verzoek. Dit heeft een keer tot een verlaging en alle andere keren tot
een verhoging van de pachtprijs geleid. In een beperkt aantal gevallen is
het verzoek afgewezen of niet-ontvankelijk verklaard.
De verzoeken tot herziening van de pachtprijs waren vooral gebaseerd op
gewijzigde omstandigheden. Slechts enkele verzoeken betroffen een beroep op
de redelijkheid en billijkheid. De vrijheid van de grondkamers bij die laatste
grond is overigens beperkt. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Grondkamer
is de grondkamer namelijk gehouden de bestaande pachtprijs te verhogen tot
de hoogst toelaatbare, ingeval de verpachter herziening van de pachtprijs
verzoekt. Dit is slechts anders als de redelijkheid en billijkheid zich daartegen
verzetten. Hierbij kan gedacht worden aan de situatie dat partijen in het
verleden bewust een lagere dan de maximale pachtprijs zijn overeengekomen
zoals in gevallen van dienstbetoon van de pachter jegens de verpachter.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg