Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 28625 nr. 61 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 28625 nr. 61 |
Vastgesteld 18 september 2008
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft op 4 september 2008 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:
– de brief d.d. 25 maart 2008 over bedrijfstoeslagrechten in relatie tot de verhouding pachter/verpachter (28 625 en 21 501-32, nr. 58).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Polderman (SP): Voorzitter. De Europese verordening is slechts voor één uitleg vatbaar. De bedrijfstoeslagen horen toe aan de pachter, de daadwerkelijke verbouwer van het product – in gewoon Nederlands: de boer – en dus niet aan de verpachter. Daarmee zou je kunnen concluderen dat het einde oefening is, maar helaas loopt over deze kwestie een rechtszaak en in eerste instantie was de rechter van oordeel dat de bedrijfstoeslagen toch wel deels naar de verpachter zouden moeten gaan. Hij kwam tot dit oordeel omdat er geen Nederlandse wet is waaraan de rechter kan toetsen; hij ging dus op zoek naar vergelijkbare zaken. Enigszins hierop lijkende jurisprudentie betreft die van de melkquota en de bietenquota, maar dat betrof leveringsrechten en bij toeslagrechten gaat het daarentegen om inkomensondersteuning.
Er is nu hoger beroep aangetekend en afgewacht moet worden of de gerechtelijke uitspraak in eerste instantie standhoudt. Dat zou mij verbazen, maar ik ben geen rechter. Ik maak echter wel deel uit van de wetgevende macht en ik constateer dat er een heldere Nederlandse wet ontbreekt; het ligt dus voor de hand dat de Pachtwet moet worden gerepareerd. Volgens mij en de belanghebbende pachters kan de regering dat eenvoudigweg doen door een simpele veegwet. Ik vraag daarom de minister of zij hiertoe bereid is om de Nederlandse wet in de pas te laten lopen met de interpretatie van de Europese Commissie, die in de overigens heldere brief van 25 maart jongstleden wordt uiteengezet. De rechter kan alleen toetsen, maar wij moeten die wet maken. De Kamer en de minister maken de wetten en als deze slecht zijn, kan de burger in dit geval daarvan alleen maar de dupe worden. Wij moeten dus niet de uitkomst van het hoger beroep afwachten, maar nu de wet aanpassen. Als dat gebeurt, kunnen dan bovendien de lopende zaken met terugwerkende kracht worden rechtgetrokken? Er zijn natuurlijk pachters die in de problemen zijn geraakt en het zou een goede zaak zijn als zij met terugwerkende kracht worden geholpen.
Daarmee zouden wij deze kwestie kunnen afdoen, maar nu wij hier toch bij elkaar zitten, wil ik het toch nog even hebben over de vaststelling van de pachtprijs. Daarover is op 17 juni jongstleden een petitie aan de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangeboden. Ik heb begrepen dat de minister de inhoud van deze petitie kent en vraag haar daarom daar vandaag op te reageren en daaraan gekoppeld of de reeds toegezegde evaluatie van de Pachtwet snel en dus eerder dan 2011, zoals oorspronkelijk gepland was, kan worden afgerond; mijn fractie geeft er de voorkeur aan dat dit nog dit jaar gebeurt. Dan kan deze wet in beide kwesties, namelijk wat betreft de bedrijfstoeslagen en de totstandkoming van de pachtprijs, ten spoedigste gerepareerd worden.
De heer Cramer (ChristenUnie): Voorzitter. Collega Polderman zei zojuist al dat één onderwerp specifiek is geagendeerd voor vandaag, namelijk de uitwerking van de bedrijfstoeslag. Eigenlijk wil ik ook niet zoveel woorden aan deze zaak wijden, want deze zaak is nog onder de rechter. Diverse partijen hebben een proefproces gestart; de uitkomst daarvan moet afgewacht worden. Net als collega Polderman ben ik geen rechter. Het is spannend wat de uitkomst zal zijn.
Kortgeleden, in september vorig jaar, is de nieuwe Pachtwet in werking getreden; het is nu een mooi moment om even stil te staan bij de ontwikkelingen rondom deze nieuwe wet. Tenslotte spreken wij er niet zo vaak over; laten wij dit moment dus maar even goed benutten.
Voorheen werd uitgegaan van de intentie van een langdurige pacht. Als de pacht opgezegd diende te worden als gevolg van een functiewijziging was op basis daarvan een schadeloosstelling mogelijk. Dat is ook nu het geval, ware het niet dat de contracten voor reguliere pacht vaak met zes jaar verlengd worden. Is na drie jaar sprake van een functiewijziging, dan is er een beperkte schadeloosstelling. De verpachter kan echter ook wachten totdat de periode van zes jaar is afgelopen. Op dat moment is de overeenkomst afgelopen en is geen sprake van schadeloosstelling. Naar mijn mening druist dit in tegen het principe van pacht, namelijk een langdurige bedrijfsvoering. Dit probleem doet zich onder andere voor in het OostvaarderWold in mijn eigen prachtige Flevoland, hetgeen zeer nadelig kan uitpakken voor pachters in bijvoorbeeld gebieden die zijn aangewezen voor natuur. De minister kent mijn pleidooi voor een eerlijke vergoeding voor groen; dit gaat dus ook op voor pachters. Kan zij laten inventariseren hoe groot dit probleem is, wat de gevolgen zijn voor de pachters en wat de mogelijkheden voor voortzetting van activiteiten elders en mogelijke problemen bij het vinden van nieuwe te pachten gronden zijn? Kan deze inventarisatie worden meegenomen in het LEI-onderzoek?
Daarnaast speelt het punt van de ontwikkeling van schaalvergroting. Landbouwbedrijven worden steeds groter – hoe wij dat verder ook waarderen – en dat brengt onder andere met zich mee dat bedrijven en pachters zich steeds meer organiseren in een bv. Indien een bv-vorm betrekking heeft op een bedrijf waarin gronden en/of gebouwen worden gepacht, is dan de toestemming van de verpachter vereist voor de inbreng door de pachter van de gepachte bv? Dat lijkt vrij technisch, maar het wordt in de praktijk steeds meer als een knelpunt ervaren, te meer omdat bijvoorbeeld Domeinen categorisch weigert mee te werken aan verpachting aan een bv. Mijns inziens verdient het aanbeveling dat daarvoor regels worden opgesteld en dat daarbij nadere voorwaarden kunnen worden gesteld, onder meer met betrekking tot de positie van de pachter-inbrenger als bestuurder en aandeelhouder van de bv. Kan de minister hiernaar nader onderzoek instellen en hiervoor, indien gewenst, regels opstellen?
Met het voorgaande houden ook de ontwikkeling van de gebruikte pachtvorm en de kansen voor jonge boeren verband. Steeds vaker wordt de liberale pachtvorm toegepast: korter dan zes jaar met vaak hoge prijzen. Reguliere pacht komt steeds minder voor en is zelfs tot onder de 20% gedaald. Deze laatste pachtvorm is voor pachters duidelijk minder aantrekkelijk. Wat betekent dit voor de kansen voor jonge boeren? Worden deze ontwikkelingen ook betrokken bij de evaluatie door het LEI?
Er blijft onduidelijkheid bestaan over de vraag hoe een contractueel bepaalde vaste looptijd te rijmen valt met het recht van opzegging. Het is wettelijk bepaald dat bij geliberaliseerde pacht onder andere expliciet de looptijd van de overeenkomst dient te worden vermeld. In de memorie van toelichting wordt echter gesteld dat de regeling van de geliberaliseerde pacht in belangrijke mate is overgelaten aan de contractsvrijheid. Hoe verhoudt zich dat tot elkaar?
De pachtovereenkomst dient schriftelijk te worden vastgelegd, maar in de praktijk blijken nogal eens mondelinge overeenkomsten te worden gesloten. Als vervolgens bij een vordering van een der partijen – dit betreft vaak de pachter – de rechter de overeenkomst schriftelijk vastlegt, dan zou dat moeten gebeuren volgens de bedoeling van de pachters, maar gebeurt dat toch vaak naar de regels van de reguliere pachtovereenkomsten, terwijl de geliberaliseerde pacht wordt bedoeld. Herkent de minister dit beeld? Zou het niet goed zijn dat de rechter bij de vaststelling van die bedoeling van de partijen expliciet de geliberaliseerde pachtvormen in ieder geval in zijn overwegingen en oordeel betrekt?
In 2007 is het Pachtprijzenbesluit verwerkt in de pachtprijzen. Langzamerhand worden de gevolgen hiervan zichtbaar. Voor sommige pachters valt de verhoging mee, maar voor andere is deze substantieel. Hoewel de effecten nog niet helemaal zijn uitgekristalliseerd, zal toch nagedacht moeten worden over het Pachtprijzenbesluit 2009. Kunnen de effecten van het Pachtprijzenbesluit 2007 in kaart worden gebracht voordat een besluit voor 2009 wordt genomen? Is de minister bereid daarover met de Kamer te overleggen?
De heer Polderman (SP): U haalt de hele Pachtwet erbij, maar vandaag is de vraag aan de orde of de toeslagrechten nu naar de pachter of de verpachter moeten gaan. U wilt er niets over zeggen, omdat de zaak nog onder de rechter ligt. De Kamer, samen met de regering – of andersom – moet echter de wetten maken. Vindt u ook niet dat als nu blijkt dat het cruciale punt is dat de rechter geen goede wet heeft om aan te toetsen, wij dat snel moeten repareren en niet moeten wachten? Als wij nu een afwachtende houding aannemen, dan laten wij dit land regeren door de rechters en dat moeten wij volgens mij niet willen; in andere dossiers bent u daar wel eens duidelijker over geweest.
Ik heb de minister voorgesteld die lacune zo snel mogelijk te repareren. Bent u dat met mij eens?
De heer Cramer (ChristenUnie): Ik dank u voor het vertrouwen dat u in mijn fractie stelt. Dat doet mij altijd weer goed.
Mijn fractie stelt zich echter altijd terughoudend op indien een zaak onder de rechter is. In de desbetreffende zaak is gezocht naar een oplossing en doet de rechter binnenkort uitspraak. Ik vraag mij af of wij überhaupt snel genoeg zijn met het aanpassen van de regelgeving om deze uitspraak te kunnen beïnvloeden. Ik ben ook wel zo eerlijk om niet te suggereren dat de rechter wacht met het doen van zijn uitspraak totdat wij hier de wetgeving op orde hebben. Dat zou mij ook geen goede zaak lijken voor de betrokken ondernemers. Ik aarzel dus een beetje over uw opmerking. Op dit moment sta ik voor hetgeen ik eerder zei. Laten wij hopen dat er snel een uitspraak volgt, zodat er duidelijkheid komt. Daarna moeten wij deze als Kamer beoordelen. Wel ben ik het met u eens dat er duidelijkheid moet komen teneinde dit soort situaties te voorkomen.
De heer Bilder (CDA): Voorzitter. Al eerder werd opgemerkt dat de directe reden voor dit algemeen overleg gelegen is in de discussie en de rechtszaak over de toeslagrechten. Ik meen ergens te hebben gelezen dat de gerechtelijke uitspraak in oktober wordt verwacht. In die zin wil ik mij bij de woorden van collega Cramer aansluiten: zolang de zaak nog onder de rechter is, moet de Kamer maar even wachten. Als die uitspraak binnenkort volgt, moeten wij gaan kijken wat er moet gebeuren. Wij weten wel nog – zelf moest ik het uit oude stukken halen – dat indertijd de overgrote meerderheid van de Kamer vond dat de toeslagrechten aan de pachter toekomen. In die zin is het dus bekend wat wij vinden. Het proefproces is aangespannen met als doel helderheid voor alle betrokkenen te verschaffen. Wij moeten de uitspraak afwachten en dan kijken wat ons te doen staat.
Wij hebben tijdens een informeel overleg met elkaar afgesproken dat wij in deze periode ook eens met elkaar wilden praten over hoe het met de Pachtwet gaat, nu deze een jaar functioneert. Een van de redenen daarvoor is dat volgens een aantal betrokkenen uit het veld zaken anders uitpakken dan de Kamer zich destijds had voorgesteld.
De voornaamste problemen met betrekking tot het functioneren van de Pachtwet lijken te zijn gelegen in het systeem. Bij de bepaling van de maximale pachtprijs is het opbrengend vermogen van de grond leidend. Dat opbrengend vermogen wordt afgeleid van een regio-indeling en van de gemiddelde prijzen van de afgelopen vijf jaar. Op basis van deze uitgangspunten wordt voor nieuwe en bestaande overeenkomsten per pachtprijsgebied de maximale pachtprijs vastgesteld. Thans zijn er acht regio’s – vroeger waren dat twintig regio’s – waarvan de waardeontwikkeling van de grond wordt afgeleid uit het meetnet van de LEI-bedrijven. Zijn deze bedrijven echter representatief voor alle gronden in dezelfde regio? Is de huidige regio-indeling wel de meest gunstige? Kan de minister een overzicht geven van de LEI-bedrijven en van hun verdeling over het land? Kan zij inzicht verschaffen in de achtergrond van de regio-indeling?
Door de nieuwe pachtprijzensystematiek komt pacht bij reguliere contracten, na de verhoging met het veranderingspercentage, uit boven de vastgestelde regionorm. Bij opstelling van de systematiek is dit probleem besproken en toen afgedaan met de veronderstelling dat het in de praktijk zeer zelden zou voorkomen. De huidige praktijk laat echter een ander beeld zien. Is de minister op de hoogte van dit signaal? Kan dit probleem worden verholpen door de systematiek zodanig aan te passen dat de pacht nooit boven de maximale regioprijs uitkomt en evenmin boven de 2% vrijeverkeerswaarde bij voortzetting van een agrarisch bedrijf? Is wellicht het aanbrengen van een plafond gewenst?
De minister meldt in haar brief van 25 maart 2008 over de bedrijfstoeslagrechten in relatie tot de verhouding pachter/verpachter dat zij de reactie van de Europese Commissie dwingend zal voorleggen aan de betrokken partijen bij het hoger beroep, dat is ingesteld bij de Pachtkamer in Arnhem. De uitspraak in hoger beroep moet worden afgewacht. Wat is de stand van zaken? Er werd namelijk verwacht dat de uitspraak bepalend zou zijn en de pachter alsnog in het gelijk zou worden gesteld. De praktijk vraagt om duidelijkheid over het eigendom van de toeslagrechten bij diverse aflopende pachtcontracten. Kan de minister een reactie geven over de discussies dienaangaande?
De vigerende Pachtwet is tot stand gekomen via een uitgebreid traject, waarbij gelukkig ook de diverse organisaties uit het veld werden betrokken. Thans vraagt het veld om een vervroegde evaluatie van de Pachtwet. Voor de CDA-fractie is dat bespreekbaar. Daarbij moet echter wel worden beseft dat de uitkomst van die evaluatie niet tot grote veranderingen zal leiden. Het gaat mogelijk om kinderziektes; deze kunnen ernstig zijn en vragen om veranderingen. Indien zo’n evaluatie plaatsvindt, is het goed alle betrokkenen uit het veld hierbij te betrekken; bovendien moet een evaluatie worden geplaatst in het licht van de totale ontwikkeling van de beschikbaarheid van pachtgronden. De hoeveelheid reguliere pachtgronden neemt namelijk sterk af en voor agrarische sector zijn dit relatief gezien goedkope gronden.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Een evaluatie van de totale Pachtwet is voorzien voor het jaar 2011. Om misverstanden te voorkomen, wil ik graag weten wat u nu precies verstaat onder een evaluatie. Bedoelt u daarmee een evaluatie van de totale Pachtwet, inclusief alle onderdelen die moeizaam tot stand zijn gekomen of alleen van die onderdelen waar zich grote knelpunten voordoen?
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): De nieuwe Pachtwet is net van kracht. Wil de heer Bilder de totale evaluatie daarvan naar voren halen?
De heer Bilder (CDA): Ik meen daar al iets over gezegd te hebben, namelijk dat nu niet alles zonder meer overhoop moet worden gehaald. Laat ik heel duidelijk zijn: aan de Pachtwet is een lang traject voorafgegaan met veel betrokkenen. Wij zouden daar geen recht aan doen als wij nu alles weer ter discussie willen stellen. In die zin hanteert de CDA-fractie duidelijk een terughoudend vertrekprincipe. Niet het hele product hoeft opnieuw tegen het licht te worden gehouden, maar wel moet worden bekeken of de kinderziektes met beperkte ingrepen kunnen worden opgelost. Het gaat er vooral om dat het veld vraagt de evaluatie te vervroegen. Het mag dus eerder, maar dat hoeft niet in de volle breedte van de wet. Laten wij het niet moeilijker maken dan nodig is!
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Voor mijn fractie is het altijd duidelijk geweest dat de toeslagrechten aan de pachter moeten worden uitbetaald. De zaak ligt nu onder de rechter en ook ik vind het correct vind even pas op de plaats te maken. Wij hebben allemaal een mening daarover, maar de Kamer heeft min of meer de afspraak gemaakt zich niet uit te laten over zaken die zich onder de rechter bevinden.
Andere leden van deze Kamercommissie spraken ook al over de ruis op het Pachtprijzenbesluit 2007. Het LEI geeft ook aan dat bij 35%, ongeveer een derde deel dus, van de pachtcontracten een overschrijding van de regionormen plaatsvindt. De VVD-fractie is zich ervan bewust dat twee derde deel op of echt onder de regionorm zit. Die 35% was echter niet de bedoeling, want wij dachten dat het allemaal goed gespreid zou neerdalen. De pachters die hoog boven de regionorm uitkomen, kunnen natuurlijk altijd een beroep op de Grondkamer doen. Wij moeten dat echter allemaal niet willen, want dat geeft veel administratief gedoe.
Wel kan gekeken worden naar een effectievere regio-indeling. Is de huidige indeling wel correct tot stand gekomen? Moet er niet een verfijning aangebracht worden, waarbij nog meer recht gedaan wordt aan het opbrengend vermogen van de gronden? Er is nu een aantal regio’s met verschil in het opbrengend vermogen van grondsoorten. Een groot deel van de huidige problematiek komt volgens mij daaruit voort. De VVD-fractie vindt dat daarvoor absoluut niet het hele systeem nu moet worden geëvalueerd; dat gebeurt pas, zoals afgesproken, in 2011. Wel moet nu worden gekeken naar de mogelijkheden voor verfijning, zodat een aantal ongewenste elementen eruit kan worden gehaald. Is de minister bereid hiernaar te kijken en dit mee te nemen in het eerstvolgende Pachtprijzenbesluit?
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Het is jammer om na één jaar Pachtprijzenbesluit en de nieuwe bepalingen in het Burgerlijk Wetboek, die in de plaats zijn gekomen van de Pachtwet, nu dit overleg te moeten voeren. Het proces dat tot de nieuwe wetgeving heeft geleid, heeft veel tijd in beslag genomen; de nieuwe wetgeving blijkt echter niet helemaal te werken zoals was gehoopt. Het is daarom goed dat er aan de bel wordt getrokken. Een van de redenen waarom wij vandaag hier zitten, is de petitie die de Bond van Landpachters en Eigengrondgebruikers heeft aangeboden aan de Kamer.
In politiek opzicht mag de Kamer blijkbaar nog niet debatteren over de kwestie rond de toeslagrechten, omdat de zaak nog onder de rechter ligt. De Europese Commissie heeft ondertussen wel een uitspraak gedaan en de minister heeft al laten weten het daarmee eens te zijn. De toeslagrechten zijn bestemd voor degene die de prestatie levert; dat past ook bij het Europees landbouwbeleid van «inkomen voor groene en blauwe diensten». Hopelijk kunnen wij binnen een jaar deze kwestie afronden, zodat ook op dat punt duidelijkheid wordt verschaft. De Bond van Landpachters en Eigengrondgebruikers heeft het punt van een veegwet ingebracht; dat kan dan ook besproken worden.
Ik ben het eens met de collega’s Bilder en Snijder met betrekking tot het punt van de regionorm. Wij zouden er verstandig aan doen om met name dat punt uit het geheel te lichten en aan de sector te vragen hoeveel pachters boven de norm uitkomen; het ministerie zou dit moeten coördineren. Zijn de regio’s wel voldoende verfijnd? Is de minister het ermee eens dat een verfijning voor een oplossing van het probleem kan zorgen? Kan zij ervoor zorgen dat de Kamer een goed beeld krijgt wat nu precies de problemen zijn? Is er tussentijds nog iets te doen aan het fijnmaziger maken van de regio-indeling? Zijn inmiddels bij de Grondkamer gevallen bekend van pachters die boven de norm uitkomen en die hebben verzocht om bemiddeling? Zo ja, om hoeveel gevallen gaat het dan? Op welke manier kunnen wij tot de evaluatie van 2011 de pachters en verpachters zodanig tegemoetkomen dat met name de grote reguliere pacht wordt geholpen? Ik vind het overigens een zorgelijke ontwikkeling dat de reguliere pachtvorm de afgelopen jaren zo is afgenomen, want daardoor ontstaan ook problemen met bedrijfsovernames en dergelijke.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Wat is het standpunt van de PvdA-fractie? U hebt aan het begin van uw betoog redelijk hoog ingezet ten behoeve van een oplossing voor de regio-indeling. U stelt echter zeer veel kritische vragen aan de minister. Bent u wel bereid die verfijning eventueel door te zetten?
Mevrouw Jacobi (PvdA): Dat is nu precies wat ik bepleit. Ik denk namelijk dat daar het probleem zit. Ik vraag of de minister het met mij eens is dat de oplossing van het probleem gelegen is in een verfijning van de regio-indeling. Wij gaan toch met de minister de dialoog aan? Ik ben toch niet de enige in het land die bepaalt hoe het moet?
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Inderdaad niet, maar fractiewoordvoerders geven natuurlijk wel aan hoe zij willen sturen.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Ten behoeve van de VVD-fractie herhaal ik dat volgens mij de oplossing van het probleem gelegen is in een verfijning van de regio-indeling, met name voor de gevallen waar de norm te hoog uitvalt. Zijn de regio’s niet te grof ingedeeld? Ik vraag aan de minister of zij het met mij eens is dat een groot deel van de bottleneck op die manier kan worden opgelost.
De voorzitter: Zelf ben ik woordvoerder van de SGP-fractie op dit terrein. Kort voor aanvang van de vergadering wist ik niet dat ik op de voorzittersstoel terecht zou komen. Ik heb mijn speech voor mij liggen en ik heb nauwlettend gevolgd of mijn vragen in feitelijke zin reeds voor het voetlicht zijn gekomen. Dat is het geval, dus ik sluit mij daarbij aan en zal als voorzitter terughoudend optreden.
Ik wil echter nog één opmerking maken, namelijk dat mij berichten bereiken dat goedgekeurde pachtcontracten waarin onder meer wordt bepaald dat de pachter gehouden is de gepachte grond niet te verarmen, in de context van de vigerende en komende mestwetgeving in de knel komen. Graag aandacht daarvoor.
Minister Verburg: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng in eerste termijn. Ik heb vanmorgen ook al met de vaste Kamercommissie om de tafel gezeten in een iets andere samenstelling. Het doet mij goed om hier vandaag weer met u overleg te kunnen voeren. Wij voeren vanmiddag overleg over een niet onbelangrijk punt, namelijk de Pachtwet en een aantal zaken dat daarmee te maken heeft.
Het belangrijkste punt op deze agenda betreft de brief die ik de Kamer heb geschreven over de inkomenssteun en de toeslagrechten. U hebt daar ook allemaal iets over gezegd. Ik begrijp uw behoedzaamheid vanwege het feit dat het punt onder de rechter is. In zo’n geval is het goed gebruik dat Kamer noch regering daarover een uitspraak doet. Ik heb hier eerder zelf wel al iets over gezegd en ik vind het belangrijk dat hier helderheid over komt. Het is namelijk een punt dat niet alleen in Nederland speelt, maar ook in een aantal andere lidstaten. Daar doet de rechter soms uitspraak conform de uitleg die ik heb gegeven en die door de Europese Commissie is bevestigd, maar in bijvoorbeeld Finland blijkt al een uitspraak te liggen die geheel anders is. Het gaat niet alleen om de Pachtwet in Nederland. Het is een probleem dat op Europees niveau speelt en het gaat om Europese bevoegdheden waar het gaat om de toeslagenregeling en de inkomenssteun. Daarom stel ik voor dat ik dit punt inbreng bij de behandeling van de wetgeving naar aanleiding van de health check. Wij spreken dit jaar over de health check en naar aanleiding van de conclusies en de afspraken die worden gemaakt in het kader van de health check, de overeenkomsten en de akkoorden die daarover worden gesloten, komt er een nieuwe Raadsverordening. Ik zou graag met mijn andere Europese collega’s willen afspreken dat wij een gezamenlijk verzoek doen om hier klip en klaar een eenduidige uitleg over te krijgen in die nieuwe Raadsverordening. Dat is volgens mij het meest helder. Dan hebben wij op Europees niveau één heldere afspraak. Er komt dan een duidelijke interpretatie. Dan is de gang naar de rechter ook niet meer noodzakelijk. Het besluit om naar de rechter te gaan, betekent immers dat je problemen hebt of tegen problemen aanloopt. Daar waar wij problemen het meest effectief kunnen voorkomen, moeten wij dat zeker doen. Dat is mijn voorstel. Ik hoop dat u zich daarin kunt vinden. Het gaat om een eenduidige uitleg en een eenduidige toelichting. De toeslagrechten, de inkomenssteun, horen bij de pachter.
Ik kom nu op een aantal andere zaken dat aan de orde is gesteld. Alle woordvoerders hebben stilgestaan bij de evaluatie. Ik vind het erg vroeg om nu, na een jaar, al te besluiten om onmiddellijk te gaan evalueren. Ik meen dat de heer Bilder er een zorgvuldige uitspraak over deed. Hij zei: het kan zijn dat de reacties uit de praktijk met kinderziektes te maken hebben. Ik sluit dat niet uit. Er komt ook nog iets anders bij, namelijk het feit dat de commissie die zich hierover heeft gebogen – dat is de Commissie Pachtnormen, ook wel bekend als de commissie-Van Hall – een huzarenstukje heeft geleverd door met één unaniem advies te komen. Iedereen die zich wat heeft verdiept in de problematiek van de pacht in de praktijk en weet hoeveel problemen zich voorheen voordeden in de praktijk, weet hoe groot dat huzarenstuk is. Ik wil vandaag onderstrepen dat ik veel waardering heb voor de commissie-Van Hall, maar vooral ook voor de organisaties die iemand naar deze commissie hebben afgevaardigd. Om op zo’n spannend terrein met één helder advies te komen, is klasse. Dat leidt ertoe dat ik niet te snel weer pleisters wil gaan plakken op dat complexe bouwwerk, steentjes wil gaan verleggen, steentjes weg wil halen of steentjes toe wil voegen. Voor je het weet, ontstaan er immers nieuwe onevenwichtigheden. Dat gezegd hebbend, behoedzaam, denk ik dat wij wel moeten kijken wat de punten zijn waar men in de praktijk tegenaan loopt. Wij moeten ons daarbij afvragen of de problemen rechtvaardigen om daar nu al iets aan te doen of dat het zorgvuldiger is om nog even af te wachten om te zien of de kinderziektes vanzelf overgaan.
Mevrouw Snijder heeft gevraagd of de regio-indeling niet moet worden verfijnd. Ik heb dat verstaan als een verzoek om dat in de evaluatie mee te nemen. Een van de mooie dingen van de commissie is immers dat het aantal regio’s is teruggebracht en dat er overzichtelijkere regio’s zijn gevormd.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik bedoelde niet dat daarmee kan worden gewacht tot 2011. Ik heb gevraagd om daarnaar te kijken om dat eventueel ook volgend jaar al in het nieuwe Pachtnormenbesluit mee te nemen. Wij zien op dat terrein een knelpunt. Wij horen daar breed geluiden over.
Minister Verburg: Ik wil nog even een paar zaken toelichten. Ik wil graag dingen wegen, maar dat moeten wij heel zorgvuldig doen. Verschillende woordvoerders hebben iets gezegd over de pachtprijzen boven de regionorm. De bestaande reguliere overeenkomsten mogen worden verhoogd met de regionale veranderpercentages. Uit de gegevens van het LEI blijkt dat de pachtprijs in ongeveer een derde van de gevallen bij een verhoging met regionale veranderpercentages boven de regionorm uitkomt. Dat is anders dan de commissie had verwacht, namelijk hoger. De commissie verwachtte dat dit bij een klein percentage het geval zou zijn. Ik begrijp uw zorg. Als wij daarop inzoomen om te bezien wat de oorzaak ervan is, zien wij dat er sprake is van een forse spreiding van de bestaande pachtprijzen. Voor tweederde van het aantal verpachte hectares ligt de pachtprijs lager dan de regionorm. Die ligt niet op de regionorm, maar zelfs lager. Voor ongeveer een kwart van die gepachte oppervlakte zal de pachtprijs zelfs beneden de 75%-norm in die regio blijven. Ik kan mij voorstellen dat die pachters niet zitten te springen om het bijstellen van de pachtprijs. Voor ongeveer 10% kan de prijs uitkomen op meer dan 25% boven de regionorm. Dat is een uitwerking van het systeem waar de partijen in de Commissie Pachtnormen unaniem mee hebben ingestemd. Ik aarzel zeer of wij nu moeten sleutelen aan de overeengekomen systematiek. Ik heb dan ook grote zorg over verstoring van de balans en het evenwicht door een eventueel eenzijdige aanpassing. Wij moeten ermee oppassen om uit een zo gevoelig bouwwerk nu al stenen gaan trekken en verleggen. Een van de mogelijke consequenties is dat het aantal reguliere overeenkomsten voor los land verder zal afnemen.
Partijen zijn niet verplicht om de pachtprijs te verhogen met het veranderpercentage. Zij kunnen een lager percentage hanteren of zelfs afzien van verhoging. Als een van de partijen vindt dat er sprake is van onredelijkheid of onbillijkheid met betrekking tot de pachtprijsontwikkeling, kan die terecht bij de grondkamer. Mij zijn nog geen ingediende klachten of aanhangig gemaakte zaken bekend.
De heer Cramer heeft een aantal specifieke vragen gesteld van juridische aard. Hij zegt dat de schadeloosstelling voor pachters in geval van bestemmingswijziging niet aan de orde is bij beëindiging van de pachtovereenkomst. Hij vraagt of ik kan inventariseren hoe groot het probleem is, wat de gevolgen zijn en wat de gevolgen zijn voor de mogelijkheden van voortzetting van activiteiten elders. Hij vroeg of dit kan worden meegenomen in het LEI-onderzoek. Het probleem dat hij aansnijdt, is in feite geen probleem. De pachtovereenkomst kan tegen het einde van de termijn worden opgezegd door elk van de partijen, door de pachter en de verpachter. Een pachter die het niet eens is met opzegging door de verpachter kan zich hiertegen verzetten. In dat geval kan de pachtovereenkomst enkel worden beëindigd door tussenkomst van de rechter. In de wet is precies opgenomen in welke gevallen de rechter de vordering tot beëindiging van de verpachter wel kan toewijzen en wanneer niet. In geval van beëindiging vanwege bestemmingswijziging moet daarvoor zijn voldaan aan de gronden voor de ontbinding vanwege de bestemmingswijziging. Voor de liefhebbers: dat is artikel 370, lid 1, onderd e van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Dan kunt u het nog een keer naslaan. Dat betekent dat de vordering tot beëindiging enkel kan worden toegewezen als de verpachter de pachter schadeloos stelt. Dat is geregeld in artikel 377 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Het is dus anders dan de heer Cramer veronderstelt. De verpachter moet de pachter schadeloos stellen, zowel bij ontbinding als bij beëindiging van de pachtovereenkomst wegens bestemmingswijziging.
De heer Cramer (ChristenUnie): Als bijvoorbeeld een pachtovereenkomst na zes jaar verloopt en niet wordt verlengd, bestaat er geen recht op schadevergoeding. Je kunt zeggen dat dit de bedoeling was, maar een onderdeel van de Pachtwet was dat er een langdurige relatie rondom de pacht zou kunnen ontstaan. Daarmee ontstaat onzekerheid voor de bedrijven met betrekking tot investeringen.
Minister Verburg: De pachtperiode is overeengekomen tussen de pachter en de verpachter, dus met wederzijds goedvinden. In deze nieuwe wet zijn juist verschillende mogelijkheden opgenomen: kortere overeenkomsten en wat langere overeenkomsten. Er was behoefte aan om de bestaande normen wat de flexibiliseren en om dus de mogelijkheden te liberaliseren.
De heer Cramer (ChristenUnie): Ik heb het voorbeeld gebruikt van het OostvaardersWold. Het betrof boerenbedrijven die in de Flevopolder zijn gaan zitten met de intentie om een lange overeenkomst te sluiten. Gezien de ontwikkeling rond de OostvaardersWold stelt Domeinen verlenging van de overeenkomst ter discussie. Dat was niet het vooruitzicht van de ondernemers toen zij daar gingen zitten. Zij hebben niet de intentie gehad om daar te pachten voor een korte periode, maar wilden juist een reguliere pacht. Zij krijgen het echter niet voor elkaar om een langdurige pachtovereenkomst af te sluiten. De ondernemer wordt dus eigenlijk gedwongen om genoegen te nemen met een liberaal contract, maar schiet eigenlijk in zijn voet omdat hij gewoon geen ander contract krijgt. Er is dan dus geen keuze voor die pachter.
Minister Verburg: Ik wil niet hard klinken, maar als zo’n pachter voor een langjariger vestiging gaat en die daar niet krijgt, kan hij ook kijken of hij dat ergens anders voor elkaar kan krijgen. Dit is een probleem dat ik niet kan oplossen met een wetswijziging. Wellicht kan dit in een goed gesprek tussen de pachters en de Dienst Domeinen worden opgelost. Ik zie het probleem, maar ik ben bang dat wij dit niet met een wetswijziging of een andere aanvullende regeling kunnen oplossen.
De heer Cramer vroeg ook aandacht voor de inbreng van het gepachte areaal door een pachter in een bv die de exploitatie van het bedrijf van de pachter voortzet. Hij pleit voor een wettelijke regeling en vraagt of ik daar nader onderzoek naar wil doen. Dit punt is een onderdeel van het algemeen verbintenissenrecht. Een besloten vennootschap is in het rechtsverkeer nu eenmaal een andere persoon, een rechtspersoon, dan de natuurlijke persoon die nu pachter is. De verpachter heeft met de natuurlijke persoon een overeenkomst en niet met een rechtspersoon. Het inbrengen van het pachtareaal vergt dus een nieuwe overeenkomst die alleen tot stand kan komen als de verpachter daaraan wil meewerken. De heer Cramer wil eigenlijk een verplichting tot medewerking en een soort contractsdwang. Dat is een afwijking van het algemeen verbintenissenrecht. De geschetste situatie is niet uniek voor de pachtrelatie. Deze kan ook aan de orde zijn bij andere contractsrelaties. Om die reden is er geen noodzaak om een specifieke wettelijke regeling hiervoor te treffen.
De heer Cramer heeft ook gevraagd hoe een contractueel bepaalde vaste looptijd te rijmen valt met een recht van opzegging, dus met artikel 397. Met de geliberaliseerde pachtvorm is een pachtvorm geïntroduceerd die voorheen als zodanig niet bestond. Deze is er gekomen omdat daar een wens toe was. De ene rechterlijke uitspraak over de oude eenmalige pacht kan dus niet zomaar worden toegepast op de nieuwe liberale pacht. Ook voor de nieuwe liberale pacht is het van belang dat de overeenkomst klaarheid verschaft over de beoogde duur van de overeenkomst, met name voor de vaststelling of er sprake is van pachtprijsbescherming of niet. Is de overeengekomen geldigheidsduur langer dan zes jaar, dan geldt pachtprijsbescherming. Geldt de overeenkomst voor kortere duur, dan niet. Dat is allemaal in de wetgeving opgenomen. De wetgever heeft partijen bij de liberale pachtovereenkomst zo veel mogelijk flexibiliteit willen bieden en zo veel mogelijk contractsvrijheid willen laten. Tegen die achtergrond wordt in de memorie van toelichting gezegd dat partijen kunnen overeenkomen dat de overeenkomst eerder, al dan niet op bepaalde gronden, kan worden opgezegd. Wij wachten af hoe de Grondkamers met de verschillende denkbare bedingen op dit vlak omgaan. Als er sprake is van ongewenst ontwikkelingen op dit terrein – die zijn ons nog niet bekend – kan dat aanleiding zijn tot verduidelijking van de betrokken wetsbepaling. Daarvoor moeten wij de evaluatie afwachten.
De heer Cramer vroeg ten slotte of het geen aanbeveling verdient dat de rechter bij het vaststellen van de bedoelingen van de betrokken partijen alle in titel 7.5 van het Burgerlijk Wetboek beschreven pachtvormen betrekt. Het gaat daarbij om situaties van schriftelijke vastlegging van mondelinge pacht. Het antwoord is «ja». Ik weet ook niet anders dan dat de rechter dit in de praktijk ook gewoon doet. Of het gemakkelijk is de precieze bedoelingen van de partijen op dit punt te achterhalen en of iedereen daarbij het achterste van de tong laat zien, is natuurlijk niet helemaal zeker te zeggen. Ik weet niet beter dan dat de rechter in de praktijk alle pachtvormen betrekt bij het vaststellen van de bedoelingen. Ik houd mij dan ook aanbevolen voor zaken waarin dat niet het geval is. Als u mij praktijkvoorbeelden overhandigt met naam, toenaam en zaaknummer, ben ik graag bereid om daarnaar te kijken.
Er is ook nog gevraagd wat de nieuwe liberale pacht betekent voor de kansen voor jonge boeren. De liberalisatie van de pacht in de nieuwe wet is eigenlijk bedoeld om tegemoet te komen aan de flexibiliteit die de praktijk vraagt en had dus al als oogmerk om daar ook meer openheid in te brengen om daarmee direct en indirect de kansen van jonge boeren te stimuleren. De liberale pacht biedt dus juist, mede afhankelijk van de aard van het bedrijf, ontwikkelingskansen voor bedrijven, waaronder die van jonge boeren. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan ondernemers die periodiek andere percelen grond nodig hebben, zoals bedrijven met pootgoed. Ik zal nagaan of die bedoeling daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Ik zal het LEI vragen om dit aspect mee te nemen.
De heer Bilder vroeg of ik een overzicht kan geven van de LEI-bedrijven en hun verdeling over het land en of ik inzicht kan geven in de achtergrond van de regio-indeling. Het informatienet van het LEI bestaat 178 pachtbedrijven. Het aantal bedrijven per regio varieert tussen 10 en 38. Bij de keuze van de bedrijven wordt onder meer rekening gehouden met het soort bedrijf en de grootteklasse. De regio-indeling is afgeleid van de indeling van de landbouwgebieden binnen het bedrijveninformatienet van het LEI.
Er is gevraagd of ik kan aangeven of de bedrijven in het huidige meetnet representatief zijn voor alle gronden gelegen in die regio en of de huidige indeling de meest gunstige is. Bij de invoering van de nieuwe systematiek is gekozen voor acht regio’s. Die keuze is overgenomen uit het advies van de Commissie Pachtnormen. Dat was een zeer weloverwogen en unaniem advies van de commissie waarin alle betrokken partijen waren vertegenwoordigd. Doorslaggevend voor de keuze van de acht regio’s was het kunnen vormen van regio’s met daarin voldoende representatieve bedrijven teneinde een betrouwbare berekening te kunnen maken van de pachtnorm. Dat is nadrukkelijk gewogen door de commissie-Van Hall.
De heer Van der Vlies heeft nog aandacht gevraagd voor de verarming van de grond en de in een pachtovereenkomst overeengekomen beding dat de pachter zal voorkomen dat de grond verarmd wordt achtergelaten na ommekomst van de pachtovereenkomst. Hij vroeg of kan worden gekeken naar wat de huidige mestwetgeving kan veroorzaken op dat punt. Dan moet ik weer in artikel duiken: artikel 347 van Boek 7 schrijft voor dat de pachter verplicht is zich ten aanzien van het gebruik van het gepachte als een goed pachter te gedragen. Volgens de memorie van toelichting bij de wet betekent dit ook het verantwoord bemesten. Als de mestwetgeving verandert, zullen de gewijzigde normen daarvoor maatgevend zijn. Dit punt is dus ondervangen bij de behandeling van de wet en in de memorie van toelichting. De pachter moet zich houden aan de wet.
Ik kom hiermee aan het einde van mijn eerste termijn. Mevrouw Jacobi geeft non-verbaal aan dat nog een aantal van haar vragen niet beantwoord is. Die heb ik volgens mij beantwoord in de beantwoording van vragen van anderen. Zij heeft zich ook aangesloten bij een aantal vragen dat door anderen is gesteld.
De voorzitter: Mevrouw Jacobi is het daar niet helemaal mee eens.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Nee. Ik kreeg juist van mijn buurvrouw het verwijt dat ik ontzettend veel vragen aan de minister stelde. Het verbaast mij daarom dat ik geen enkel antwoord heb gekregen.
Minister Verburg: Ik zal het lijstje erbij pakken.
De voorzitter: Kunt u in trefwoorden aangeven wat uw vragen waren?
Mevrouw Jacobi (PvdA): De rode lijn in mijn vragen was eigenlijk mijn standpunt dat wij er verstandig aan doen om nu zicht te krijgen op de heikele situaties die door de heer Bilder als kinderziektes werden beschreven. De vraag was of de minister bereid is om die bedrijven eruit te lichten om te bezien hoe de stand van zaken zich verhoudt tot de opzet van de commissie-Van Hall. Hoe kan het nu dat 10% veel te hoog zit in pacht en kunnen wij daar niet tussentijds iets aan doen door met name die regioverfijning aan de orde stellen?
Minister Verburg: Ik herinner mij dat, maar ik ben daar al op ingegaan. Ik wil dat graag nog een keer doen omdat het een geweldig belangrijk onderwerp is. Ik heb aangegeven hoe belangrijk het unanieme advies is van de Commissie Pachtnormen en hoe zorgvuldig dat advies tot stand is gekomen. Ik heb gezegd dat wij nu een jaar draaien en dat wij nu een aantal dingen zien. Ik heb echter ook gezegd dat als een pachter of een verpachter het niet eens is met een pachtverhoging of iets anders uit de Pachtwet, hij naar de grondkamer kan gaan. Ik zou dat in de praktijk toch even willen afwachten. Laten wij onszelf de kans geven om even te bezien hoe dit zich in te praktijk ontwikkelt voordat wij alweer gaan sleutelen aan een zorgvuldig evenwicht. Het is immers niet ondenkbaar dat als wij gaan sleutelen er grotere onevenwichtigheden ontstaan dan die wij nu in de praktijk constateren. Ik zeg de Kamer toe dat in de gaten zal worden gehouden wat er komt bij de grondkamers. Wij hebben dat immers niet voor niets zo ingericht. Ik zeg ook toe dat de Kamer voordat wij nieuwe pachtprijzen vaststellen, dus volgend jaar voor 1 juli, een inventarisatie zal ontvangen met mijn reactie daarop over wat daar gebeurt. Dat zal gebeuren op een zodanig moment dat die nog bij de vaststelling van de nieuwe pachtprijzen kunnen worden meegewogen. Dat lijkt mij echt het meest zorgvuldig. Voor al het andere wil ik echt waarschuwen, want met de beste bedoelingen trekken wij ergens een steen weg en veroorzaken wij veel meer onbedoelde onevenwichtigheden dan ons allemaal dierbaar zou zijn.
De heer Polderman (SP): Voorzitter. Dank aan de minister voor de antwoorden. Een ding snap ik nog niet. De minister vindt de toeslagen niet alleen een Nederlandse, maar ook een Europese zaak, zodat het ook daar moet worden ingebracht. Maar juist in haar eigen brief blijkt dat de Commissie helder is; heldere Nederlandse wetgeving ontbreekt. Kan dat nog eens worden uitgelegd?
Verder denk ik dat wij het redelijk met elkaar eens zijn. Ik ben blij met de toezegging van de minister dat zij de Grondkamer als een soort vangnet wil gaan beschouwen, en daarmee naar de Kamer komt. Niemand pleit ervoor om de hele boel overhoop te gooien, want wij delen de zorg van de minister dat daarmee het hele gebouw wordt beschadigd. Kamerbreed hoor ik hier een pleidooi voor finetuning. Kunnen wij het erover eens worden dat de partners om wie het gaat worden afgekaderd, waarna wordt geprobeerd de kinderziektes eruit te halen? Kan de minister dat toezeggen?
De heer Cramer (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de minister voor de uitvoerige beantwoording. Ik had niet het gevoel dat veel is blijven liggen. Het voorstel van de minister over de health check onderschrijf ik van harte. Dit is een belangrijk signaal naar onze pachters. Verder dank ik haar voor de toezegging dat er informatie komt vóór 17 september. Tot op zekere hoogte begrijp ik het verweer van de minister dat in zo’n technisch verhaal de veranderingen moeten worden geaccepteerd. Wel moet ik daar nog eens over doordenken. bv-vorming zal veel vaker gebeuren. Dan is het onderdeel van het normale denken dat je je middelen, en dus ook de gepachte grond, in die bv stopt. Ik heb de minister gevraagd of daar onderzoek naar kan worden gedaan, wat de minister vrij snel wegzette. Wil de minister daar nog eens over nadenken? Ik heb trouwens begrepen dat Domeinen categorisch weigert mee te werken.
Minister Verburg: Wilt u het laatste toelichten? U zegt dat de verpachter een overeenkomst mag sluiten met een bv, maar ze willen het niet. Klopt dat? Ik zie dat dat zo is, en dan begrijp ik het weer.
De heer Bilder (CDA): Voorzitter. Ook ik dank de minister voor de uitgebreide beantwoording. Ik ben het in hoge mate met haar eens dat wij niet aan het bouwwerk van de Pachtwet mogen gaan morrelen en de balans weghalen. Wel moeten wij iets met de punten die zijn aangedragen vanuit het veld. Als partijen het erover eens zijn dat finetuning mogelijk is, moet het makkelijker zijn om daarover na te denken, waarbij ik vooral denk aan de regio-indeling. Wat mij betreft is er dan iets minder reden om terughoudend te zijn. Het is goed om in het kader van het Pachtprijzenbesluit 2009 zo nodig nader te spreken over de prijsvorming. Wij kunnen wel constateren dat het waarschijnlijk in het merendeel van de gevallen goed gaat en in een minderheid van de gevallen niet, maar daar waar het niet goed gaat, treft dat bedrijven wel. Er zijn kleine agrarische bedrijven die met grote verhogingen krijgen te maken, soms oplopend tot meer dan €10 000 per jaar. Dat scheelt een slok op een borrel, reden voor mij om de vinger aan de pols te willen houden.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. De minister is helder: er moet niet worden gesleuteld, en ik ben het daarmee eens. Maar wij krijgen van verpachters en pachters te horen dat enige finetuning toch wel wenselijk is. Daarmee zou meer recht kunnen worden gedaan aan het opbrengend vermogen van de regio’s. Ik verzoek de minister met betrokkenen rond de tafel te gaan zitten, en niet te wachten tot 1 juli. Ik voel er niets voor om alles «op te stuwen» naar de Grondkamer.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Dank voor de uitgebreide reactie van de minister. Het begin is goed, houden zo! Ik ben het van harte eens dat zij dit inbrengt in de wetgeving voor de health check. Er mag inderdaad niet worden gemorreld aan het systeem, maar wij moeten wel zicht krijgen op de mensen die echt een probleem hebben. Het is verstandig om niet tot 1 juli te wachten, maar al per 1 januari actie te ondernemen om een beeld te krijgen van de redenen, waarom deze mensen in de problemen komen en om de negatieve bijeffecten van het op zich goede systeem eruit te halen en op te lossen. Er moeten daarbij wel termijnen worden afgesproken. Ik wil dat binnen een kwartaal zicht wordt gekregen op de echte probleemgevallen.
De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Een eenduidige uitleg in de nieuwe verordening wat de toeslagrechten betreft, lijkt mij nuttig. Er mag niet worden gemorreld aan het systeem van de Pachtwet. Maar als er een breed draagvlak is voor finetuning op korte termijn, moet de eerste de beste reguliere mogelijkheid worden aangegrepen. Dit strookt grosso modo met wat mijn collega’s zeiden.
Minister Verburg: Voorzitter. Dank voor de inbreng in tweede termijn. Dank voor de brede ondersteuning van mijn voorstel om de bedrijvensteun helder te laten regelen in de Europese raadsverordening. Tegen de heer Polderman: het heeft niets te maken met de Nederlandse wetgeving, dit is Europese wetgeving met directe doorwerking. Er zijn niet alleen in Nederland problemen omtrent de uitleg, ze zijn er ook in Duitsland en Finland. De rechter kan zich daarover een eigen oordeel vormen, als hem daarom wordt gevraagd door een of meer partijen. De Commissie moet duidelijk en eenduidig zijn, wat per november van dit jaar kan zijn geregeld.
Wij zijn het met elkaar eens dat wij niet moeten gaan trekken aan een bouwwerk dat zorgvuldig en evenwichtig is opgebouwd. Ik kom met de volgende toezegging. Ik zal het LEI op zeer korte termijn vragen na te gaan of het effectiever is om de regio-indeling iets fijnmaziger te maken. Ik moet even wachten wanneer het LEI dat voor elkaar heeft, want dat kan wel wat werk opleveren. Ik kan dus niet toezeggen dat het resultaat voor het eind van dit jaar beschikbaar is. Wel wil ik dit laten meewegen met wat ik heb gezegd over de nieuwe prijsstelling in het Pachtprijzenbesluit. Verder heb ik een inventarisatie toegezegd van wat is gemeld bij de Grondkamer. Het lijkt mij dat wij daarvan een zorgvuldig pakket kunnen maken.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Mogen wij er wat het LEI-rapport betreft van uitgaan dat wij niet het hele traject laten lopen tot 1 juli? Dat zou ik namelijk te laat vinden. Rond 1 mei moet er duidelijkheid zijn.
Minister Verburg: Als het er in februari is, krijgt u het in februari. Ik ga het aan het LEI vragen, maar het moet op een zodanig moment zijn dat het zorgvuldig kan worden meegewogen in de besluitvorming.
De heer Cramer heeft een vraag gesteld over bv’s. Natuurlijk kan een verpachter met een pachter die een bv heeft een pachtovereenkomst aangaan. Het wordt misschien moeilijk als tussentijds sprake is van een bv bij de pachter. Dan heb je te maken met het verbintenissenrecht, en met het eenzijdig opleggen van de acceptatie bij de verpachter. Na ommekomst van de pachtperiode kan er weer een nieuwe pachtovereenkomst worden gesloten, en als dan een gewone bv wordt ingebracht, is er geen probleem. Maar tussentijds kan tot problemen leiden, omdat je dan een vorm van contractdwang aan het introduceren bent, wat niet de bedoeling is.
De heer Cramer (ChristenUnie): Ik begrijp wat u zegt, maar de wereld verandert. Ik vraag u niet de wet aan te passen, maar om te kijken of regels nodig zijn. Ik hoor van pachters en verpachters dat daar problemen zijn. Zoals gezegd wil Domeinen er niet over praten. Ik vind dat u als politiek verantwoordelijke moet zeggen dat het ten minste bespreekbaar moet zijn.
Minister Verburg: Was het maar waar dat ik ook verantwoordelijk was voor Domeinen!
De heer Cramer (ChristenUnie): U spreekt namens de regering, en u hebt toch wel enige invloed! Maak uzelf niet kleiner dan u bent!
Minister Verburg: Ik zie uw punt. Ik zeg u toe dat ik dit punt zal opnemen met de staatssecretaris van Financiën, en dat ik de Kamer schriftelijk zal informeren.
– de minister zal vóór vaststelling van de nieuwe pachtprijzen, uiterlijk 1 juni 2009, de Commissie informeren over eventueel aanhangige klachtzaken bij de Grondkamer, inclusief een reactie erop;
– de minister zal het LEI vragen, onderzoek te doen naar een effectief regionetwerk en een eventuele verfijning hiervan en hierover uiterlijk eind april/begin mei de Kamer informeren;
– de minister zal zich verstaan met de staatssecretaris van Financiën over de vermeende weigerachtigheid bij Domeinen als het gaat om een tussentijdse wijziging van de rechtspersoon die als contractpartij fungeert.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Vendrik (GroenLinks), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28625-61.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.