28 625 Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Nr. 367 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 september 2024

Extreem natte weersomstandigheden vanaf het najaar 2023 hebben ertoe geleid dat agrariërs in de knel komen met de 1-oktoberdatum, de verplichte uiterlijke inzaaidatum van vanggewassen na maïs en de gestimuleerde uiterlijke inzaaidatum van vanggewassen na overige teelten op zand- en lössgrond. Zowel uw Kamer als de sector heeft mij verzocht met een oplossing te komen. In deze brief informeer ik u over de haalbaarheid van de 1-oktoberdatum dit jaar en geef ik tevens uitvoering aan de motie van het lid Vedder (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1654)1.

De afgelopen weken heb ik mij laten informeren over de haalbaarheid van de inzaaidatum van vanggewassen op uiterlijk 1 oktober dit jaar. Wanneer er op uiterlijk 1 oktober een vanggewas wordt ingezaaid betekent dit dat de oogst van de hoofdteelt vóór 1 oktober moet plaatsvinden. Specifieke weersomstandigheden kunnen ertoe leiden dat gewassen niet voldoende rijp kunnen worden geoogst voor 1 oktober. Ik heb er op aangedrongen dat prioriteit werd gegeven aan advisering over de haalbaarheid van de 1 oktober-datum voor de inzaai van vanggewassen, zodat er tijdig een advies zou liggen en boeren op tijd worden geïnformeerd over eventuele wijzigingen en daar rekening mee kunnen houden. Om die reden heb ik de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (hierna: CDM) advies gevraagd over het effect van het uiterlijk op 1 oktober oogsten op de rijpheid van gewassen en het effect van het uitstellen van de inzaai van vanggewassen op de nutriëntenuitspoeling (bijlage 1). Dit advies heeft als basis gediend voor nadere advisering door een expertcommissie, bestaande uit vertegenwoordigers uit de sector, wetenschappers met kennis over (vang)gewassen, nitraatuitspoeling en veevoeding, en het KNMI, die mij heeft geadviseerd over de haalbaarheid van het inzaaien van vanggewassen op uiterlijk 1 oktober 2024.

Uit de gegevens die beschikbaar zijn gesteld door het KNMI, blijkt dat sinds het najaar 2023 nagenoeg in geheel Nederland de neerslag meer dan gemiddeld is geweest. In de maanden februari, april en mei 2024 viel er gemiddeld over het land zelfs twee keer zoveel neerslag als het langjarig gemiddelde over 1991–2020 voor deze maanden. Ook in de maanden die relatief droog waren, met name maart, zijn er dagen geweest waarop extreem veel neerslag is gevallen.

Deze weersomstandigheden tijdens de reguliere inzaai- en pootperiode hebben ertoe geleid dat in heel Nederland gewassen later zijn gezaaid en gepoot.

Vanzelfsprekend wordt steeds zorgvuldig en op onderbouwde wijze gekeken naar de noodzakelijke stappen die horen bij dergelijke situaties van exceptionele neerslag, ook komende jaren zal dat steeds het geval zijn.

De rijpheid van gewassen wordt bepaald door het aantal benodigde groeidagen, maar ook de weersomstandigheden in de komende periode zijn bepalend voor het moment waarop gewassen rijp kunnen worden geoogst. De expertcommissie heeft aangegeven dat zelfs wanneer de weersomstandigheden de komende periode zeer gunstig zijn voor de groei en afrijping van gewassen, het niet haalbaar is om gewassen rijp te oogsten voor 1 oktober dit jaar, omdat het aantal benodigde groeidagen niet wordt gehaald. Het onrijp oogsten van gewassen heeft gevolgen voor zowel de kwantitatieve als kwalitatieve opbrengsten, alsook voor de bewaring. Bovendien geeft het voeren van onrijpe snijmaïs risico’s voor de koegezondheid en melkproductie, alsook de methaan- en ammoniakuitstoot en conservering van de kuilen.

Het tijdig inzaaien van vanggewassen kan tot een forse verlaging van de nitraatconcentratie in het grondwater leiden en is, gezien de opgave die Nederland heeft om de waterkwaliteit te verbeteren noodzakelijk. Ten algemene geldt dat een vroeger ingezaaid vanggewas het meest effectief is, omdat het meer groeidagen voor de winter heeft, waardoor het meer stikstof kan opnemen. Echter, in de bijzondere situatie van dit jaar zal naar alle waarschijnlijkheid een latere oogst van een nog groeiend gewas met een later ingezaaid vanggewas tot minder stikstofverliezen leiden dan een vroege oogst van onrijpe gewassen en een vroeger ingezaaid vanggewas. Het vasthouden aan de verplichting van het inzaaien van een vanggewas na de teelt van maïs, en het toepassen van de oplopende korting op de stikstofgebruiksnorm bij overige teelten draagt, in de bijzondere situatie van dit jaar, daarom niet bij aan het doel van het inzaaien van vanggewassen, namelijk, het verminderen van nitraatuitspoeling en het verbeteren van de bodemkwaliteit.

Als laatste benadrukt de expertcommissie het belang van een goede bodemstructuur op de ontwikkeling en groei van (vang)gewassen, en daarmee de mogelijkheid tot het opnemen van stikstof uit bodem. Het oogsten in het natte najaar van 2023 en het zaaien en poten in het natte voorjaar van 2024 hebben de bodemstructuur verslechterd. Om voldoende tijd te hebben voor het uitvoeren van herstelwerkzaamheden, adviseert de expertcommissie een periode van 7 dagen tussen de oogst van het hoofdgewas en het inzaaien van een vanggewas toe te staan. In het belang van een goede ontwikkeling en stikstofopname van het vanggewas alsook het hoofdgewas in 2025 is het noodzakelijk om deze ruimte te bieden.

Afgaande op voornoemd CDM-advies en het advies van de expertcommissie, acht ik het dit jaar noodzakelijk om uitstel te verlenen voor het inzaaien van vanggewassen na maïs en overige teelten tot en met uiterlijk 21 oktober 2024 voor heel Nederland. Dit biedt voldoende ruimte om gewassen rijp te oogsten en de bodemstructuur te verbeteren voordat het vanggewas moet worden ingezaaid. Na de oogst van maïs moet het vanggewas na maximaal 7 dagen zijn ingezaaid. Bij overige teelten verschuiven de periodes waarop de oplopende korting wordt toegepast naar: 22 oktober tot en met 3 november, 4 november tot en met 19 november en 20 november 2024. De opbouw van de korting van respectievelijk 5, 10 en 20 kg N/ha blijft onveranderd. Wanneer geen vanggewas is ingezaaid op 20 november 2024, wordt de maximale korting van 20 kg N/ha toegepast in het opvolgende kalenderjaar.

Met het verlenen van het uitstel tot en met 21 oktober 2024 bied ik agrariërs de ruimte om gewassen rijp te oogsten, zodat nadelige gevolgen van het onrijp oogsten van gewassen kunnen worden voorkomen. Ik heb de Europese Commissie op de hoogte gesteld van de inhoud van deze brief, omdat de maatregelen onderdeel zijn van het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn. Ik ben voornemens dit zo snel mogelijk in de regelgeving te verankeren. Om een dergelijk besluit voor vanggewassen na maïs te kunnen nemen is vereist dat de daarvoor noodzakelijke wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving is vastgesteld en gepubliceerd. Dit ontwerp besluit ligt bij de Raad van State voor advies en voorziet in terugwerkende kracht. In de besluiten waarin het verschuiven van de inzaaidatum in de regelgeving wordt verankerd, wordt in heel Nederland in 2024 de uiterlijke inzaaidatum van vanggewassen na maïs en overige teelten verschoven naar 21 oktober 2024, waarbij na de oogst een ruimte van ten hoogste 7 dagen wordt geboden voor het verbeteren van de bodemstructuur. Deze besluiten zullen zo spoedig mogelijk in de Staatscourant worden gepubliceerd.

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma


X Noot
1

Motie van het lid Vedder (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1654) die de regering verzoekt op korte termijn met de sector en deskundigen te bezien voor welke gewassen de 1 oktoberregel dit jaar onhaalbaar is en daar uiterlijk 1 september oplossingen voor te presenteren, zoals het aanpassen van de 1 oktoberregel voor het jaar 2024 bij deze gewassen.

Naar boven