28 625 Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Nr. 320 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 december 2021

Ter voorbereiding van het Commissiedebat over het GLB-Nationaal Strategisch Plan van 8 december doe ik uw Kamer deze brief inclusief drie bijlages toekomen1. De eerste bijlage betreft het concept Nationaal Strategisch Plan (NSP), de tweede bijlage de bijbehorende concept Strategische Milieueffectrapportage (S-MER), de derde bijdrage is de economische impact analyse uitgevoerd door de WUR. Daarnaast wil ik door middel van deze brief uw Kamer informeren over de uitvoering van een aantal moties en toezeggingen.

Aanbieding concept NSP

Proces

De aanbieding van het NSP vormt het voorlopige sluitstuk van een proces dat in 2018 begon met de presentatie door de Europese Commissie van de verordeningen voor het GLB in de periode 2021–2027. De Kamer is de afgelopen jaren via de maandelijks geannoteerde agenda’s van de Landbouw- en Visserijraad en aparte brieven met regelmaat geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen en de totstandkoming van het NSP. In nauwe samenspraak met provincies en waterschappen, bestuurlijk medeverantwoordelijk voor het voorliggende NSP, zijn stakeholders uit het gehele maatschappelijke veld op verschillende manieren betrokken bij de totstandkoming ervan. Het NSP is op basis van deze input en vooral ook de inbreng van uw Kamer in het Commissiedebat 30 september jl. opgesteld door het interbestuurlijke programmateam NSP. Dit team, bestaande uit vertegenwoordigers van de provincies, de waterschappen en het Rijk, had de opdracht het politieke akkoord dat Raad en Europees Parlement afgelopen juni in de triloog bereikten, om te zetten in een concreet plan voor de besteding van de Europese landbouwgelden in de jaren 2023–2027. Er is bestuurlijke overeenstemming over de voorliggende versie. De voorlopige finale versie wordt eind dit jaar vastgesteld met inachtneming van de opmerkingen vanuit de Tweede Kamer.

Inmiddels is de besluitvorming over de 3 verordeningen voor het toekomstig GLB (2023–2027) formeel afgerond met de goedkeuring door het Europees Parlement 23 november jl. en de Raad 2 december jl. De verordeningen worden op 7 december gepubliceerd. Over onderdelen uit het pakket secundaire wetgeving dat nadere uitvoering geeft aan de basisverordeningen, zal in de maand december besluitvorming plaatsvinden. Vanwege de korte termijn tussen enerzijds de besluitvorming over de 3 GLB- basisverordeningen en de secundaire wetgeving en anderzijds de deadline voor het indienen van het plan voor 31 december 2021, is het niet mogelijk om alle elementen van het NSP in te dienen. Een aantal elementen zal begin 2022 alsnog worden ingediend. Dit geldt in ieder geval voor de definitieve S-MER, die eerst samen met het concept NSP ter visie wordt gelegd. Bijgevoegd NSP is een uitgebreide samenvatting van het bij de Commissie in te dienen plan.

Koers

De Nederlandse land- en tuinbouw dragen veel bij aan de Nederlandse welvaart en hebben een belangrijke rol in de leefbaarheid van het platteland. Het zijn sectoren die steeds weer innoveren en leidend zijn in de wereld. De partijen in deze sectoren zijn nauw met elkaar verweven.

We hebben de laatste jaren gezien dat kostenverlaging en productieverhoging naast schaalvergroting ook leidt tot druk op de leefomgeving. Dit is in Nederland ten koste gegaan van biodiversiteit, het milieu, kwaliteit van drinkwater en de aantrekkelijkheid van het landschap. De gevolgen van klimaatverandering, het broeikaseffect, afname van biodiversiteit en een toename van extreem weer stellen de landbouwers voor grote opgaven. De land- en tuinbouw moeten zich niet alleen aanpassen aan de nieuwe productieomstandigheden, maar spelen ook een belangrijke rol bij het aandragen en realiseren van oplossingen voor voornoemde vraagstukken.

Met het GLB Nationaal Strategisch Plan (NSP) worden in 2023–2027 verdere stappen gezet om agrarische bedrijven in Nederland toekomstbestendiger te maken. Door boeren te belonen voor prestaties die oplossingen bieden voor maatschappelijke vraagstukken en zo bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van lucht, bodem, water en de aanpak van klimaatverandering en het herstel van biodiversiteit (stikstof). Uitdagingen die bij uitstek vragen om een integrale gebiedsgerichte aanpak. Zo worden langs twee sporen ingezet op klimaat, milieu, biodiversiteit en dierenwelzijn; nationaal en gebiedsgericht. Daarmee draagt het GLB-NSP bij aan een landbouw die boer, economie, natuur en leefomgeving verbindt, die zich richt op regionale opgaven, daarmee draagvlak en maatschappelijke legitimiteit heeft én ondersteunend is aan de noodzakelijke omslag naar kringlooplandbouw en de klimaatopgave. Dit is in lijn met de reeds in GLB 2014–2022 ingezette koers en wordt versterkt door de Europese inzet van de Green Deal en in het bijzonder de Boer tot Bord strategie en de Europese Biodiversiteit Strategie. Om deze uitdagingen aan te gaan is er met provincies en waterschappen voor gekozen om voor het NSP een focus uit te werken die zowel nadruk legt op biodiversiteit, milieu en klimaat via de Groenblauwe Architectuur (GBA) als op innoveren en investeren om verdienmodellen te ontwikkelen, gesteund vanuit het horizontale doel «modernisering» (kennis en innovatie).

Aanbieding concept S-MER

De strategischeplanverordening vereist dat de lidstaten ook een Strategische Milieueffectrapportage laten uitvoeren tijdens het opstellen van het NSP. Dit is voor Nederland gedaan door het adviesbureau Witteveen+Bos. Met het aanbieden van de concept S-MER geef ik uitvoering aan de toezegging aan het lid Beckerman van 30 september jl. om de S-MER begin december aan de Kamer te doen toekomen (Kamerstuk 28 625, nr. 299). Tevens aan de motie van het lid Van Campen van 24 juni 2021 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1310) om de uitkomsten van pilots, klankbordgroepen en uitvoeringstoetsen met de Kamer te delen en betrekken bij het op te stellen NSP.

Het tijdspad voor het NSP en de S-MER voor de komende weken is als volgt. De S-MER zal op 7 december in de Staatscourant gepubliceerd worden. Zowel de S-MER als het NSP zullen rond half december ter inzage gelegd worden. Deze terinzagelegging dient formeel minstens drie weken te duren, wat impliceert dat de reacties hierop niet meer verwerkt kunnen worden voor de deadline voor de indiening op 31 december 2021. Daarom zullen eventuele aanpassingen van het NSP naar aanleiding van de terinzagelegging evenals de definitieve S-MER pas in het eerste kwartaal van 2022 ingediend worden. Voor de goede orde zij vermeld dat van de huidige integrale versie van het NSP (bijlage) ook nog een S-MER gemaakt wordt, maar dat deze pas na de terinzagelegging komt.

Overheveling

Met deze conceptversie van het NSP geef ik ook uitvoering aan verschillende moties aangenomen door uw Kamer. De gekozen inzet voor overheveling van gelden uit de eerste pijler naar de tweede pijler in het concept NSP geven uitvoering aan de motie van de leden Tjeerd de Groot en Boswijk (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1319), de motie van het lid Tjeerd de Groot c.s. (Kamerstuk 28 625, nr. 303), de motie van het lid Van Campen c.s. (Kamerstuk 28 625, nr. 310) en de toezegging aan het lid Van Campen van 30 september om informatie te delen over een trapsgewijze verkenning naar de overhevelingsmogelijkheid van de eerste naar de tweede pijler. Er is, in lijn met deze moties en toezegging, gekozen voor een stapsgewijze overheveling van eerste naar tweede pijler naar 30% in de periode 2023–2027. Hiermee kan in grotere mate voldaan worden aan de verschillende beleidswensen uit de tweede pijler.

Zoals in motie van het lid Tjeerd de Groot c.s. (Kamerstuk 28 625, nr. 303) wordt verzocht, wordt naast de bestaande cofinanciering voor maatregelen in de 2e pijler, voorzien in aanvullende financiering door het Rijk van de middelen die trapsgewijs van 15% oplopend tot 30% worden overgeheveld van pijler 1 naar pijler 2. De aanvullende financiering hiervoor wordt gevonden binnen bestaande middelen.

Tegelijkertijd zal het budget voor de ecoregelingen constant gehouden worden, waardoor de overheveling geen negatieve invloed op het budget voor de ecoregelingen zal hebben. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie van het lid Tjeerd de Groot c.s. (Kamerstuk 28 625, nr. 304).

Het concept NSP zoals bijgevoegd bevat een financiële tabel in Hoofstuk 6. De daarin opgenomen cijfers voor de cofinanciering kunnen eventueel nog worden aangepast.

Ik realiseer mij dat het gaat om grote veranderingen en dat dit flinke stappen vergt van de landbouwer. Met de inzet van het plan wil ik recht doen aan de opgaven waarmee de landbouw geconfronteerd wordt en concrete stappen zetten naar een toekomstbestendige sector. Met de bestuurlijke partners van de provincies en waterschappen heb ik afgesproken om de inkomensontwikkeling van boeren goed te monitoren en dit ook specifiek bij de «midterm review» in 2025 te betrekken.

Motie Bisschop (SGP) en Van der Plas (BBB) – (Kamerstuk 28 625, nr. 301) en motie Tjeerd de Groot c.s. (Kamerstuk 28 625, nr. 304)

De aangehouden motie verzoekt de regering om voldoende opties voor de akkerbouw op te nemen in de ecoregelingen. Met mijn brief van 23 november jl. (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 21) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitkomst van de praktijktoets met betrekking tot de ecoregelingen en het verdere proces geschetst. De akkerbouwsector is hierbij betrokken.

Tevens wordt overeenkomstig de motie van het lid Tjeerd de Groot c.s. de ecoregeling gebiedsgericht uitgewerkt door eco-activiteiten in het puntensysteem gebiedsgericht te waarderen. Hiermee kan ook meer doelgericht op de opgaven op het gebied van stikstof, klimaat en biodiversiteit worden gestuurd.

Uw Kamer wordt over de voortgang van invulling van de ecoregeling op de hoogte gehouden.

Motie Van Campen (VVD) (Kamerstuk 28 625, nr. 311)

Er is gestart met het verkennen van de mogelijkheid van een tool. Hierbij richt ik me op een combinatie van het helder aanbieden van informatie voor te maken keuzen en een simulatietool voor met name de keuzen rond de ecoregeling. Momenteel wordt al in afstemming met de sector gewerkt aan een simulatietool hiervoor. Uw Kamer is hier met mijn brief van 23 november jl. (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 21) over geïnformeerd. Daarmee wordt invulling gegeven aan de motie van het lid Van Campen waarin wordt verzocht om een tool die boeren helpt om eenvoudig keuzes te kunnen maken in het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid.

Motie van Tjeerd De Groot en Boswijk (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1300)

De door de Kamer aangenomen motie van de leden Tjeerd de Groot en Boswijk vraagt om een prominente plek voor biologische landbouw in het NSP. Ter uitvoering van deze motie is er eerder een SWOT Biologische Landbouw uitgevoerd door het Louis Bolk Instituut, welke op 12 oktober aan uw Kamer is toegezonden (bijlage van Kamerstuk 21 502-32, nr. 1356). Ik acht het van belang dat de volgende 3 maatregelen ten gunste van biologische landbouw opgenomen in het NSP:

  • a) Conditionaliteiten: SKAL-gecertificeerde bedrijven zijn uitgezonderd van GLMC 7 (gewasrotatie). Andere uitzonderingen op de conditionaliteiten op basis van het certificaat zijn niet mogelijk in verband met EU-regelgeving.

  • b) Ecoregeling: Biologische bedrijven kunnen maximaal profiteren van de ecoregelingen doordat zij automatisch als goud geclassificeerd worden.

  • c) AKIS regelingen, EIP en samenwerking: Middels het NSP is er ondersteuning van meerjarig ketenmanagement, intensieve kennisuitwisseling en innovatie in het kader van EIP (Europees Innovatie Partnerschap).

Motie van Smeulders (GroenLinks) en Beckerman (SP) (Kamerstuk 35 309, nr. 10)

De door uw Kamer in juni 2020 aangenomen motie van de leden Smeulders en Beckerman verzoekt de regering te verkennen hoe in het NSP een nieuwe bossenregeling vormgegeven zou kunnen worden die boeren beloont voor het aanplanten van bossen en waarmee deze grond de agrarische bestemming behoudt. In het nieuwe NSP wordt de definitie van landbouwgrond aangepast, hiermee wordt meer ruimte geboden voor landschapselementen en agroforestry. Dit houdt in dat vanaf 2023 niet maximaal 50 maar maximaal 100 bomen en lijnelementen per hectare nog gelden als subsidiabele landbouwgrond. In het geval van permanente teelten, zoals voedselbossen, zijn bovendien al meer bomen per hectare toegestaan.

Bosbouw zelf is niet meegenomen als subsidiabele landbouwgrond vanuit de gedachte het GLB zoveel mogelijk voor agrarische doelen te behouden. Er is daarom binnen het NSP niet voorzien in een regeling voor snelgroeiend bos. Wel is er voorzien in interventies voor agroforestry en landschapselementen, waaronder vergoedingen voor beheer en aanleg. De ecoregeling en ANLb bieden straks bijvoorbeeld ruimte om beheer te vergoeden van houtopstranden op landbouwgronden. Daarnaast is er binnen het budget voor investeringen ruimte voor de aanleg van landschapselementen en agroforestry.

WUR Economische impact analyse

Op verzoek van het bestuurlijk overleg, LTO en uw Kamer heeft de WUR een nieuwe economische impact analyse gedaan op twee onderdelen: berekening van inkomenseffecten en een inschatting van kosten en gederfde inkomsten als gevolg van de GLMC’s. Bijgaand treft u het rapport van de WUR aan. Daarmee geef ik uitvoering aan de motie van het lid Van Campen van 24 juni 2021 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1310) om de uitkomsten van pilots, klankbordgroepen en uitvoeringstoetsen met de Kamer te delen en betrekken bij het op te stellen NSP.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven