28 625 Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Nr. 283 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juni 2020

Op 19 februari heeft uw Kamer gevraagd om een reactie op het bericht in de Volkskrant van diezelfde dag: «Vergroeningsbeleid van de Europese Unie is mislukt».

Het bericht in de Volkskrant beschrijft dat de positieve effecten van de vanaf 2015 verleende subsidies voor vergroeningsmaatregelen in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) achterblijven bij de verwachte inzet. Dit zou gelden voor de gehele EU en ook voor Nederland.

De Europese Rekenkamer (ERK) heeft in december 2017 in zijn rapport («speciaal verslag») «Vergroening: een complexere inkomenssteunregeling, die vanuit milieuoogpunt nog niet doeltreffend is» reeds geconstateerd dat het EU-vergroeningsbeleid van het GLB te kort schiet. Op 31 januari 2018 heb ik uw Kamer mijn reactie op dit rapport toegezonden (Kamerstuk 28 625, nr. 254).

De ERK kwam tot deze conclusie op basis van het feit dat naar schatting op slechts ongeveer 5% van het EU-bouwland de landbouwpraktijk is veranderd als gevolg van vergroeningsmaatregelen. De vergroeningseisen zijn volgens de ERK in het algemeen te weinig veeleisend en komen grotendeels overeen met de normale landbouwpraktijken.

Volgens de ERK ontbreekt het aan specifieke, meetbare streefdoelen met betrekking tot de vergroeningsmaatregelen om vast te kunnen stellen wat deze maatregelen bijdragen aan de bredere EU-doelstellingen voor milieu (o.a. biodiversiteit) en klimaat.

Bovenstaande constateringen van de ERK komen overeen met de strekking van de berichtgeving in de Volkskrant. Ik zou bovendien willen wijzen op het grote aantal bedrijven in Europa dat is uitgezonderd van vergroeningseisen.

De monitoring van de GLB-vergroeningsmaatregelen in Nederland, waarvan ik sinds 2017 jaarlijks een rapport naar uw Kamer stuur conform de motie van het lid Ouwehand (Kamerstuk 28 625, nr. 202), laat ook zien dat het GLB-vergroeningsbeleid in Nederland onvoldoende effect sorteert.

De resultaten van vergroening ten gunste van de biodiversiteit zijn enerzijds beperkt vanwege het aantal bedrijven dat is uitgezonderd van de verplichte ecologische aandachtsgebieden en anderzijds vanwege het feit dat productieve ecologische aandachtgebieden overheersen. Het is namelijk zo dat Nederlandse boeren als invulling van de vergroening voornamelijk kiezen voor het inzaaien van vanggewassen en stikstofbindende gewassen. Vanggewassen zijn in Nederland opengesteld als mogelijke invulling van ecologisch aandachtsgebied op verzoek van uw Kamer. Deze gewassen maakten voordien vaak al deel uit van de normale landbouwpraktijken.

Zoals ik steeds bij het aanbieden van de jaarlijkse vergroeningsmonitoring aan uw Kamer heb gemeld, is mijn inzet bij de hervorming van het GLB er nadrukkelijk op gericht om binnen de EU tot een merkbaar effectiever vergroeningsbeleid te komen.

Met meer nadruk op doelgerichte betalingen, met name via eco-regelingen en het agrarisch natuur- en landschapsbeheer, zal dit moeten worden bereikt, waarbij boeren beloond worden voor maatregelen die daadwerkelijk effect sorteren. Het is mijn streven dat alle boeren in Nederland hieraan in principe mee kunnen doen. Nederland pleit er voor om een ambitieus minimumpercentage van het landbouwbudget te besteden aan klimaat en milieu. Daarnaast zullen in het nieuwe GLB via de «conditionaliteit» randvoorwaarden worden gesteld aan de basisinkomenssteun. Die randvoorwaarden moeten onder andere bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving.

Naar aanleiding van de presentatie van de hervormingsvoorstellen van de Europese Commissie van juni 2018 heeft het kabinet in zijn appreciatie van 13 juli 2018 (Kamerstuk 34 965, nr. 2) aangegeven dat bij het toekennen van steun voor diensten op het gebied van leefomgeving en klimaat niet alleen de kosten en gederfde inkomsten van boeren dienen te worden gedekt, maar dat ook een opslag daar bovenop nodig is deelname te stimuleren. De inzet daarbij is dat dergelijke doelgerichte betalingen een volwaardig alternatief bieden voor, en aanvulling zijn op, inkomenssteun. Dat is noodzakelijk om de duurzaamheidsopgaven waar Nederland en de EU voor staan te kunnen realiseren en tegelijk een redelijk inkomen voor boeren te behouden. Belangrijk in dit kader is dat ik het GLB ondersteunend wil laten zijn aan de transitie naar kringlooplandbouw.

Naast dat er ingezet moet worden op doelgerichte betalingen, zullen de effecten van de maatregelen ook meetbaar moeten zijn op basis van tevoren geformuleerde indicatoren en doelen. Dit sluit aan bij de aanbeveling van de ERK in het genoemde rapport uit 2017, dat binnen de EU op het gebied van de landbouw duidelijk moet worden gemaakt op basis waarvan bepaalde milieu en klimaatacties worden genomen. De huidige voorstellen met betrekking tot de hervorming van het GLB zijn hier ook nadrukkelijk op gericht en mijn inzet is dat dit niet opnieuw verwatert.

Mijn inzet is samen met uw Kamer te komen tot een ambitieus GLB, dat meer dan nu boeren stimuleert en ondersteunt in de noodzakelijke verduurzaming van de landbouw.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven