28 625 Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Nr. 160 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 maart 2013

Hierbij informeer ik u, conform uw verzoek en mijn toezeggingen, over de uitkomsten van het onderzoek van het Landbouw Economisch Instituut (LEI) en Panteia naar de inkomenseffecten van het Regeerakkoord en het budget voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) in het akkoord over het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 (MFK) voor verschillende land- en tuinbouwsectoren1.

Regeerakkoord

Het doorrekenen van de effecten van het Regeerakkoord voor land- en tuinbouw is gebaseerd op het financieel kader van het Regeerakkoord van woensdag 24 oktober 2012 en de aanpassingen daarop van 9 en 11 november 2012. In het onderzoek worden de gevolgen voor de land- en tuinbouw vergeleken met twee MKB-sectoren, detailhandel en kleinmetaal.

De maatregelen uit het Regeerakkoord die in de studie meegenomen zijn hebben betrekking op: de verhoging van de accijns op diesel en LPG, de subsidieregeling duurzame energie (SDE+) en terugsluis vergroening, kennis en innovatie (WBSO, RDA, innovatiebox-aftrek, TKI-toeslag), afschaffen product- en bedrijfsschappen, aanpassing Witteveenkader en verhoging assurantiebelasting. Andere maatregelen die nog niet concreet uitgewerkt zijn, zijn niet meegenomen. Eén van die maatregelen betreft de versobering van ondernemersfaciliteiten waaraan het urencriterium is verbonden (€ 500 mln. lastenverzwaring in Regeerakkoord).

De conclusie van het rapport is dat het Regeerakkoord twee belangrijke lastenverlichtende maatregelen bevat. Hierbij worden de aanpassing van het Witteveenkader en het wegvallen van heffingen van product- en bedrijfsschappen genoemd. Voor wat betreft de aanpassing van het Witteveenkader plaats ik de kanttekening dat in het Regeerakkoord ervan uit is gegaan dat een premiedaling resulteert in een hoger netto loon. Per saldo zullen de loonkosten dan gelijk blijven. De verhoging van de assurantiebelasting en de SDE+ heffing pakken voor de land- en tuinbouw gezamenlijk negatief uit. Het beperken van de fiscale stimulering voor kennis en innovatie (WBSO, RDA, innovatiebox) met daarentegen een verhoging van de TKI-toeslag geven een diverser beeld binnen de land- en tuinbouw.

In het rapport wordt geconcludeerd dat de nieuwe maatregelen in het Regeerakkoord een klein positief effect voor de land- en tuinbouwbedrijven hebben. Voor de metaal zijn de effecten positiever, maar voor de detailhandel negatiever. Daarbij wordt als kanttekening geplaatst dat de uitkomsten indicatief zijn, slechts een deel van de maatregelen uit het Regeerakkoord betreffen en moeilijk vergelijkbaar zijn omdat de karakteristieken van de betreffende sectoren alleen op hoofdlijnen zijn geduid.

Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 (MFK)

In het onderzoek naar de gevolgen van het MFK, meer in het bijzonder het budget voor de directe betalingen binnen het GLB, worden de inkomenseffecten voor verschillende land- en tuinbouwsectoren geschetst en worden deze vergeleken met de huidige situatie en met het voorstel dat de Europese Commissie op 29 juni 2011 heeft gepresenteerd. Omdat de verdeling van de plattelandsbudgetten tussen lidstaten niet in het MFK is opgenomen, maar de verdeling op een later tijdstip door de Europese Commissie wordt gepresenteerd, is het plattelandsbeleid niet in deze studie betrokken.

In de bijgevoegde studie is het op 8 februari tijdens de Europese Raad bereikte akkoord over het MFK als basis genomen. Ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie is in het akkoord een verlaging van het Europese budget overeengekomen van € 336 miljard voor de eerste pijler van het GLB (het markt- en prijsbeleid en de directe betalingen aan boeren) in de huidige periode naar € 278 miljard in de periode 2014–2020 (in prijzen 2011). Op grond van voorlopige interne berekeningen is een daling van het budget directe betalingen voor Nederland geraamd: van € 830 mln. in 2013 naar ca. € 735 mln. in 2020 (in lopende prijzen). Het gaat hierbij nadrukkelijk nog om voorlopige cijfers gebaseerd op interne berekeningen. Immers, de Europese Raad kan het MFK pas vaststellen nadat het Europees Parlement (EP) zich erover zal hebben uitgesproken (goedkeuringsrecht). Ik verwacht dat in de loop van 2013 een definitief akkoord haalbaar kan zijn en dan ook de definitieve cijfers bekend zullen zijn. De verlaging van het Europees budget voor de eerste pijler van het GLB en een beperkte extra herverdeling tussen lidstaten (ten gunste van enkele Oost-Europese lidstaten) leidt, ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie en voor alle sectoren gemiddeld, tot een additionele inkomensdaling per ontvanger van ca. € 500 per jaar.

Eerder is reeds berekend dat het oorspronkelijke Commissievoorstel, voor alle sectoren gemiddeld, zou kunnen leiden tot een gemiddelde inkomensdaling per ontvanger van ca. € 1800 per jaar beschreven (Kamerstuk 28 625, nr. 152).

Om bedrijven, met name de sectoren die de grootste gevolgen ondervinden, voldoende tijd voor aanpassing aan de veranderingen te bieden, heb ik steeds gepleit voor een passende overgangsperiode. De uitkomsten van deze studie sterken mij in deze inzet.

Tot slot wil ik opmerken dat de geschetste inkomensgevolgen voor de land- en tuinbouw voor mij ook helder maken dat de focus op verduurzaming in combinatie met doelgericht investeren in innovatie nodig blijft om de koploperpositie van de Nederlandse agrosector vast te houden en verder uit te bouwen. Eerdere onderzoeken hebben aangetoond dat investeren in innovatie van essentieel belang is voor de concurrentiepositie van de Nederlandse agrosector. Doelgericht investeren in innovatie en duurzaamheid kan mede bijdragen aan het verzachten van de directe gevolgen van het dalen van de directe betalingen.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven