28 619
Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften

nr. 121
VERSLAG OVER HET ADRES1 VAN J.P. DRENTH TE BEDUM BETREFFENDE HET HANDELEN VAN DE BELASTINGDIENST

Vastgesteld 11 september 2003

De commissie2, gelet op de door de staatssecretaris van Financiën verstrekte inlichtingen,

overwegende,

dat adressant zich erover beklaagt dat de belastingdienst hem als belastingplichtige in persoon onzorgvuldig en onheus heeft bejegend, uit onvrede over zijn optreden als belastingconsulent,

dat adressant in januari 2003 door de boete- en fraudecoördinator van de belastingdienst is verzocht om inlichtingen te verstrekken over door hem reeds in 1993 en 1997 ontvangen geldbedragen,

dat de belastingdienst stelt dat zij eerst in 2003 over informatie beschikte die aanleiding gaf tot deze vragen,

dat, indien adressant van mening is dat geen sprake is van een nieuw feit dat eventuele navorderingsaanslagen kan rechtvaardigen, hij dit in de bezwaar- en beroepsfase zal dienen aan te tonen,

dat adressant vervolgens in februari van dat jaar is gehoord, tijdens welke hoorzitting door de medewerkers van de belastingdienst intimiderend zou zijn opgetreden, terwijl ook onderwerpen aan de orde werden gesteld die het gedrag van adressant als consulent betroffen,

dat de door adressant ervaren intimidatie kennelijk is veroorzaakt door een formele houding van de medewerkers van de belastingdienst, die onder andere hebben gewezen op zijn zwijgrecht, doch dat niet is gebleken van ontoelaatbare uitingen van hun zijde,

dat de belastingdienst overigens stelt dat adressant zelf in de hoorzitting zaken aan de orde stelde die geen verband hadden met het onderwerp, zoals zijn relatie met de belastingdienst als consulent,

dat de schriftelijke klacht van adressant over de hoorzitting vervolgens niet door de belastingdienst in behandeling werd genomen, omdat de klachten van fiscaal-inhoudelijke aard zouden zijn en in de bezwaar- en beroepsfase aan de orde konden worden gesteld,

dat het echter zorgvuldiger ware geweest indien de klachten die betrekking hadden op de bejegening wel beantwoord waren, hetgeen overigens na de indiening van onderhavig verzoekschrift alsnog is geschied,

dat, voorzover adressant aanvoert dat de geringe bedragen die vanuit fiscaal oogpunt in het geding zijn, reeds doen vermoeden dat de belastingdienst hem opzettelijk tracht te bemoeilijken, de hoogte van eventueel na te vorderen belasting nog niet is vastgesteld;

van oordeel,

dat niet is gebleken dat adressant, op een enkel aspect na, van overheidswege onzorgvuldig is behandeld,

stelt de Kamer voor ten aanzien van dit adres over te gaan tot de orde van de dag.

De voorzitter van de commissie,

Mosterd

De griffier van de commissie,

Van Dijk


XNoot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

XNoot
2

De commissie bestaat uit de leden: Kalsbeek (PvdA), Giskes (D66), Mosterd (CDA) (Voorzitter), Van Gent (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Blok (VVD), De Wit (SP) en Kraneveldt (LPF) en de plaatsvervangende leden Van Heemst (PvdA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Vietsch (CDA), Tonkens (GroenLinks), Slob (Christen Unie) en Varela (LPF).

Naar boven