Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28608 nr. 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28608 nr. 4 |
Vastgesteld 28 oktober 2002
De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave | Blz. | |
ALGEMEEN | 3 | |
DIRECTE BELASTINGEN | 3 | |
• | Versoepelingen in de fiscale behandeling van de bestelauto | 3 |
• | Afschaffing eis van accountantsverklaring bij een aantal faciliteiten in de winstsfeer | 4 |
• | Aanpassing regeling gemengde kosten in de winstsfeer | 4 |
• | Vereenvoudiging administratieplicht voor bepaalde groepen resultaatgenieters | 4 |
• | Aanpassing oudertoeslag | 4 |
• | Aanpassing berekening eigen bijdrage AWBZ | 4 |
• | Vervanging van de artiestenverklaring door Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) | 5 |
• | Codificatie afdrachtvermindering vmbo | 6 |
• | Uitwerking enkele voorstellen van de Werkgroep verlichting administratieve lasten voor bedrijven; Geen verplichte verklaring van de inspecteur meer voor het achterwege laten van inhouding loonbelasting bij voorkoming van dubbele belasting | 6 |
• | Uitbreiding van de anti-misbruikmaatregel voor de deelnemingsvrijstelling betreffende indirecte beleggingen via EU-dochters | 6 |
• | Veegwetachtige bijstellingen van het met ingang van 1 januari a.s. in te voeren nieuwe regime fiscale eenheid | 8 |
VERBRUIKSBELASTINGEN | 8 | |
• | BTW-vrijstelling voor blijvend geïnstalleerde (onroerende) werktuigen en machines | 8 |
• | Stroomlijning fietsregeling LB/OB | 9 |
• | Belasting van personenauto's en motorrijwielen | 9 |
• | Aanvang gebruik van de weg | 9 |
• | Aanpassing definitie begrip weg | 9 |
• | Wijziging vrijstellingssystematiek vliegtuigbrandstof | 9 |
• | Geen afzonderlijk accijnstarief diesel voor vrachtauto's | 10 |
• | Afvalstoffenbelasting | 10 |
• | Regulerende energiebelasting | 10 |
• | Goedkeuring ministeriële regeling AVI-convenant | 10 |
OVERIGE MAATREGELEN | 11 | |
• | Reorganisatie Belastingdienst | 11 |
• | Tenslotte | 11 |
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING | 12 | |
• | Artikel IV, onderdeel B (artikel 13g Wet Vpb) | 12 |
• | Artikel XXXII, onderdeel E (artikel 15ae, derde en vijfde lid, Wet op de vennootschapsbelasting 1969) | 12 |
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Genoemde leden zijn verheugd met de sleutelwoorden: vereenvoudiging, opschoning en stroomlijning van het fiscale stelsel, maar genoemde leden zijn van mening dat deze vlag de lading niet geheel dekt. Op een aantal plaatsen vindt geen vereenvoudiging plaats, integendeel. Genoemde leden zijn ingenomen met de opzet van het Belastingplan 2003, één deel waarin de inhoudelijke wijzigingen zijn vervat en één deel waarin de technische, veegwetachtige aanpassingen bij elkaar gebracht zijn.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel.
De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van dit deel van het belastingplan. Zij constateren dat het in dit deel over het algemeen om technische wijzigingen en al eerder gedane toezeggingen gaat. Deze leden delen de doelstelling van efficiëntie en doelmatigheid van het fiscale beleid, alsmede transparantie en vereenvoudiging in de uitvoeringssfeer. Deze leden kunnen met de meeste voorstellen instemmen. Zij zijn in het bijzonder verheugd dat de verandering in de fiscale behandeling van de bestelauto, zoals al door het vorige kabinet was toegezegd, nu in de wet wordt opgenomen. Dat geldt ook voor de wijziging in de reis- en fietsaftrek (60 dagen criterium). Zij constateren overigens dat de versoepelingen, anders dan is toegezegd, niet worden gecodificeerd met terugwerkende kracht tot 1 januari 2002. Kan de regering bevestigen dat het hier om een vergissing gaat?
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
De leden van de fractie van D66 hebben kennisgenomen van dit beleidsarme deel van het Belastingplan 2003 van het demissionair kabinet. Het merendeel van de voorstellen kan vooralsnog rekenen op de instemming van deze leden. De geraamde vermindering van de administratieve lasten voor de bedrijven ad € 20 mln dankzij dit wetsvoorstel beoordelen de leden van de fractie van D66 positief. Enkele vragen willen de leden van deze fractie nog graag zien beantwoord.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennis genomen Deel II van het Belastingplan 2003. Zij zijn verbaasd over het feit dat is besloten dit voorstel in behandeling te nemen nu het kabinet een demissionaire status heeft. Nu daartoe is besloten, hebben deze leden kort enkele vragen over het voorliggende wetsvoorstel.
Versoepelingen in de fiscale behandeling van de bestelauto
De leden van de CDA-fractie achten de aanpassing van de bijtellingsregels voor de bestelauto een welkome vereenvoudiging van de fiscale behandeling van de auto van de zaak. De leden van de CDA-fractie zijn echter van mening dat er op dit moment geen heldere visie bestaat op de fiscale behandeling van de (bestel)auto van de zaak. Dit verklaart ook dat het besluit om de bijtelling van de bestelauto aan te scherpen, halsoverkop werd ingetrokken – als blijkt dat dit op weerstand stuit in de samenleving. Deze leden zijn van menig dat een heldere en logische fiscale lijn ontevredenheid en onzekerheid in het veld kan voorkomen. De leden van de CDA-fractie roepen het kabinet met klem op snel met een eenduidige visie en een consistente lijn te komen. Wanneer kunnen wij deze verwachten?
Overigens constateren de leden van de CDA-fractie dat de wettekst – anders dan eerder is toegezegd – niet voorziet in een terugwerkende kracht tot 1 januari 2002. Deze leden gaan ervan uit dat hier sprake is van een misverstand.
Afschaffing eis van accountantsverklaring bij een aantal faciliteiten in de winstsfeer
De leden van de CDA-fractie hebben met genoegen kennisgenomen van de voorstellen die worden gedaan om de administratieve lasten te verlichten. Het valt deze leden echter op dat een aantal van deze lastenverlichtingen worden ingevoerd in regelingen die per 1 januari 2003 toch al gaan verdwijnen. Deze leden doelen dan met name op het afschaffen van de eis van de accountantsverklaring bij regelingen voor willekeurige afschrijving, zoals de VAMIL en de milieu-investeringsaftrek. Deze leden vragen zich af of dit niet een heel gemakkelijke manier is om goede sier te maken.
Kan de regering aangeven in hoeverre meer algemeen een opschoning van accountantsverklaringen mogelijk en wenselijk is? Kan dit voorstel geen ruimere toepassing krijgen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Aanpassing regeling gemengde kosten in de winstsfeer
Kan de praktische uitwerking worden verduidelijkt met een voorbeeld, vooral inzake de genoemde keuzemogelijkheid, aldus de leden van de fractie van de VVD.
Vereenvoudiging administratieplicht voor bepaalde groepen resultaatgenieters
Wat betekent dit voorstel in concreto, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Naar aanleiding van de laatste zin vragen de leden van de VVD-fractie zich af waarom ook bij lagere grenzen een ouderentoeslag wordt verstrekt aan niet ouderen?
De leden van de fractie van D66 kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat met het voorstel toekenning van de ouderentoeslag afhankelijk te stellen van de saldogrondslag van beide partners een stap terug is op de weg naar verzelfstandiging en individualisering die met de wet IB2001 juist is ingeslagen. Kan het kabinet toelichten waarom dit wenselijk is?
Voorts krijgen deze leden graag uitgelegd waarom het nodig is de ouderentoeslag om te vormen tot een vast bedrag per inkomenscategorie en waarom dit geen budgettaire effecten heeft.
Aanpassing berekening eigen bijdrage AWBZ
De leden van de CDA-fractie zien in dat het bepalen van het aftrekbare deel van de eigen bijdrage AWBZ voor mensen die in een AWBZ-instelling zijn opgenomen (namelijk het deel dat ziet op de medische kosten) lastig te bepalen is, vooral omdat er meerdere berekeningsmethoden naast elkaar bestaan. Deze leden hebben echter principiële bezwaren tegen een al te gemakkelijke invoering van nieuwe forfaits in de inkomstenbelasting. Het draagkrachtbeginsel vereist dat voldoende rekening wordt gehouden met de individuele inkomens- en kostenpositie van de belastingplichtige. Een forfait komt dan wel de eenvoud en de robuustheid van het belastingstelsel ten goede, maar het gaat volkomen voorbij aan de uitgangspositie van de individuele belastingbetaler. Pas bij zeer zwaar wegende belangen kan men overgaan tot de invoering van en forfait. Ook de Raad van State wijst op dit punt. Genoemde leden pleiten daarom voor een tegenbewijsregeling, waarbij belastingplichtige in ieder geval in de gelegenheid wordt gesteld aan te tonen dat voor hem een hoger aftrekbedrag geldt.
De leden van de fractie van de PvdA hebben nog wel enkele vragen over de aanpassing berekening eigen bijdrage AWBZ. Volgens de Raad van State wordt een aanzienlijk deel van de doelgroep geconfronteerd met een lagere aftrek. Genoemde leden zijn van mening dat de regering wat achteloos omgaat met deze kritiek van de Raad. Wil de regering zeggen, zo vragen deze leden, dat doelmatigheid boven rechtvaardigheid gaat? Hoe groot is de groep die geconfronteerd gaat worden met een lagere aftrek, zo vragen deze leden. Welke groep gaat er het meest op achteruit?
Kan de regering aangeven wat, omgerekend, het gemiddeld percentage is dat kan worden afgetrokken als buitengewone uitgave voor mensen die in een AWBZ-instelling verblijven? Wat zijn de verschillen tussen minimaal, maximaal en gemiddelde aftrekbare kosten in percentages? Hoe verhouden deze percentages zich tot de voorstel een vast percentage van 25% van de eigen bijdrage AWBZ aftrekbaar te maken?
Hoe gaat de regering de betrokkenen informeren over de geplande veranderingen?
De leden van de SP-fractie hebben twijfel of de voorgestelde omzetting van de aftrekbaarheid van het medische deel van de AWBZ in een eigen bijdrage wenselijk is. Rechtvaardigheid en eenvoud moeten altijd tegen elkaar worden afgewogen maar de balans slaat hier wellicht naar de verkeerde kant door. Is het juist dat nu percentages tot vijftig procent van de eigen bijdrage worden afgetrokken? Is er een budgettaire opbrengst van deze maatregel? Wat is nu eigenlijk het bezwaar om voor uitzonderlijke gevallen van belastingplichtigen die aantoonbaar fors boven de vijfentwintig procent uitkomen een uitzonderingsclausule in te bouwen? Deelt het kabinet de mening van de leden van de SP-fractie dat een verhoging van de eigen bijdrage zou moeten leiden tot een hoger forfaitair percentage?
De leden van de fractie van de ChristenUnie plaatsen kanttekeningen bij de voorgestelde vereenvoudiging van de regeling aangaande de berekeningsmethode van de eigen bijdrage AWBZ. De regering stelt voor een forfaitaire bijdrage van 25% aftrekbaar te stellen als buitengewone uitgave voor personen die in een AWBZ-instelling verblijven. Genoemde leden informeren allereerst waarop het percentage van 25% is gebaseerd. Daarnaast vragen zij of de regering kan garanderen dat bepaalde groepen er door deze nieuwe regeling niet fors op achteruit zullen gaan. Deze leden hebben daar nog zo hun twijfels over.
Vervanging van de artiestenverklaring door Verklaring Arbeidsrelatie (VAR)
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de praktijk zeer gediend is bij de vervanging van de artiestenverklaring door een Verklaring Arbeidsrelatie (VAR). Behoefte is aan een eenduidige en eenvoudige maatregel die helderheid kan verschaffen omtrent de arbeidsrelatie tussen de opdrachtgever en de opdrachtnemer. Vraag blijft echter of er in de praktijk voldoende helderheid bestaat over de voorwaarden waaronder een VAR wordt afgegeven? Graag een reactie. Overigens vinden genoemde leden niet dat de regeling beperkt moet blijven tot in Nederland wonende artiesten of tot in Nederland gevestigde rechtspersonen. De artiestenwereld is per definitie een internationale wereld. Bovendien moet de wetgever geen Europese belemmeringen op willen werpen. Niet alleen de Orde, maar ook de Raad van State wijst op dit punt. Graag een reactie.
Waarom gaat het alleen over artiesten en beroepssporters, zo vragen de leden van de fractie van de VVD.
Codificatie afdrachtvermindering vmbo
Hoe verhoudt dit voorstel zich tot de voorstellen in deel I over beperking scholingsaftrek, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
De leden van de fractie van D66 staan zeer sympathiek tegenover het doel van de afdrachtvermindering vmbo, maar verzoeken het kabinet toe te lichten waarom deze afdrachtkorting intact blijft terwijl evenzoveel andere in het Belastingplan 2003 Deel I worden afgeschaft.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vinden, evenals de regering, het van belang dat er een tegemoetkoming komt in de hoge kosten van de leer-werktrajecten in het VMBO. Wel wijzen zij op de administratieve lastenverzwaring die het gekozen instrument, namelijk een afdrachtvermindering, met zich meebrengt. De regering beoogt in het het Belastingplan een administratieve lastenverlichting, hierdoor worden veel afdrachtverminderingen beperkt. Waarom, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie, is bij de stimulering van leer-werktrajecten toch gekozen voor een afdrachtvermindering, en niet voor een andere mogelijke tegemoetkomingsregeling? Hoe kan men er van op aan dat, met het oog op administratieve lastenverlichting, deze regeling niet ook weer over enkele jaren wordt afgeschaft?
Uitwerking enkele voorstellen van de Werkgroep verlichting administratieve lasten voor bedrijven; Geen verplichte verklaring van de inspecteur meer voor het achterwege laten van inhouding loonbelasting bij voorkoming van dubbele belasting
In het kader van het verlichten van administratieve lasten wordt voorgesteld artikel 27, lid 7, Wet op de loonbelasting 1964 af te schaffen, aldus de leden van de VVD-fractie. Volgens dat artikellid mag de inhoudingsplichtige werkgever in een situatie waarin op grond van een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting geen loonbelasting ingehouden behoort te worden, de inhouding alleen achterwege laten als de werknemer hem een zogenoemde 27-lid 7-verklaring van de belastinginspecteur heeft overhandigd. Blijkens die toelichting blijft het voor inhoudingsplichtigen facultatief mogelijk om in geval van twijfel over de al dan niet bestaande inhoudingplicht een verklaring van de inspecteur te vragen. Is het de bedoeling dat ook werknemers over die mogelijkheid (blijven) beschikken?
Uitbreiding van de anti-misbruikmaatregel voor de deelnemingsvrijstelling betreffende indirecte beleggingen via EU dochters
De leden van de CDA-fractie constateren dat steeds vaker zogenoemde reparatiewetgeving grote inperkingen van de werking van de vennootschapsbelasting bewerkstelligen. Genoemde leden vrezen dat deze belasting net zo'n pleisterdeken lijkt te worden als de inkomstenbelasting van vóór 2001. Aanleiding voor de herziening van de inkomstenbelasting was het feit dat de grondbeginselen van deze wet niet meer voldoende tot hun recht kwamen. De vraag rijst of de huidige vennootschapsbelasting nog wel aan haar oorspronkelijke doelstellingen beantwoordt. Daar komt – specifiek voor de vennootschapsbelasting – nog bij dat deze heffing een belangrijk element is voor de Nederlandse concurrentiekracht. Genoemde leden vrezen dat als gevolg van de vele recente wijzigingen (veelal op ad-hoc-basis) de concurrentiekracht niet goed hebben gedaan.
Een goed voorbeeld van een dergelijke ad-hoc wijziging is de onderhavige uitbreiding van de anti-misbruikmaatregel voor de deelnemingsvrijstelling. De leden van de CDA-fractie hebben met verbazing kennis genomen van voorgestelde aanpassing van artikel 13g zo snel na de laatste aanpassing in het belastingplan 2002. In de memorie van toelichting wordt gewezen op oneigenlijk gebruik dat zich in de praktijk voordoet. Graag zouden deze leden een nadere toelichting willen ontvangen op de aard en de omvang van het kennelijk geconstateerde oneigenlijke gebruik.
Ook met verontrusting hebben de leden van de CDA-fractie kennis genomen van de nieuwe aanscherping van de deelnemingsvrijstelling. Met de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs zijn deze leden van mening dat men zeer behoedzaam moet opereren bij de aanpassing van de deelnemingsvrijstelling. Onze fiscale concurrentiepositie is in het geding. De leden van de CDA-fractie hebben twijfels of de deelnemingvrijstelling nog verder moet worden ingeperkt. De leden van de CDA-fractie achten deze maatregel (deels) overbodig, in Europese context moeilijk houdbaar en schadelijk voor ons bedrijfsleven.
Wat betreft de reikwijdte merken genoemde leden op dat het voorstel verder gaat dan nodig is. In de eerste plaats, omdat het niet alleen het kennelijk gesignaleerde misbruik van passieve groepsfinancieringsmaatschappijen binnen de Europese Unie bestrijdt, doch tevens tal van andere situaties die niet getroffen dienen te worden door deze maatregel. Te denken valt hierbij aan onroerend-goedfondsen die binnen de EU gelegen onroerend goed houden via binnen de EU gevestigde vennootschappen. Deze fondsen kunnen zonder enige valide reden getroffen worden door dubbele belasting die niet zou optreden indien het onroerend goed rechtstreeks vanuit Nederland zou worden gehouden. Graag een reactie.
De anti-misbruikbepaling wordt uitgebreid tot «indirect gehouden EU-dochters». In de voorgestelde tekst komt het criterium «dochtervennootschap» echter niet voor en wordt de bepaling een veel ruimere reikwijdte gegeven door te spreken van «bezit van een vennootschap». Genoemde leden vrezen hier overkill. De Orde suggereert om de wettekst zo aan te passen dat hierin een beperking wordt opgenomen zodat aldaar met bezittingen van de EU-dochter wordt gedoeld op belangen in niet-EU-vennootschappen en belangen in EU -vennootschappen die als «(klein)-dochtermaatschappij» zijn aan te merken; dus een beperking van 25% of meer. Graag een reactie.
Tenslotte, wanneer de deelnemingsvrijstelling niet wordt verleend voor een EU-dochter waartoe onder meer een buitenlandse deelneming behoort met passieve financieringsactiviteiten, maar overigens ondernemingsactiviteiten uitvoert, dan is de deelnemingsvrijstelling ook niet meer op de ondernemingsactiviteiten van toepassing. Heeft de staatssecretaris dit beoogd?
Genoemde leden hebben er moeite mee dat deze overkill-situaties worden «weggemasseerd» via de tegenbewijsregeling van het vijfde lid. De rechtszekerheid gebiedt dat door middel van wijziging van het voorgestelde derde lid wordt bewerkstelligd dat belastingplichtigen voor wie de bepaling niet kan zijn bedoeld überhaupt niet met deze problematiek in aanraking zullen komen. Graag een reactie.
Vervolgens rijst de vraag of de voorgestelde bepaling wel rijmt met de Moeder-dochterrichtlijn. Volgens de tekst van het wetsvoorstel kwalificeert een Eu-beleggingsdochter namelijk niet voor de deelnemingsvrijstelling indien de EU-beleggingsdochter voor 70% of meer een beleggingsportefeuille heeft met aandelen in de vennootschappen binnen of buiten de EU, welke aandelen indien rechtstreeks gehouden door een Nederlandse vennootschap niet zouden kwalificeren voor de deelnemingsvrijstelling. Het uitsluiten van de deelnemingsvrijstelling in deze situatie lijkt in strijd met de Moeder-dochterrichtlijn. Graag een reactie.
Veegwetachtige bijstellingen van het met ingang van 1 januari a.s. in te voeren nieuwe regime fiscale eenheid
Met een onbehaaglijk gevoel constateren de leden van de CDA-fractie dat het nog in te voeren nieuwe regime voor fiscale eenheid nu al moet worden aangepast. Is de conclusie terecht dat de wettekst in eerste instantie onvoldoende was doordacht en onzorgvuldig was geformuleerd? Graag een reactie.
Voor een aantal categorieën wordt het BTW-tarief verlaagd. Hierbij missen de leden van de CDA-fractie nog één post, die naar hun mening snel herstel behoeft. Vanaf januari 2002 zijn vele sporten onder het laagtarief komen te vallen. Dit geldt ook voor de paardensport. De tariefsverlaging geldt echter alleen voor binnenritten, zodra de sporter met het paard naar buitengaat, valt hij in het hoge tarief. Niet alleen volgen deze leden dit onderscheid niet, ook leidt dit naar hun idee tot een aanzienlijke administratieve lastenverzwaring. De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering deze omissie zo snel mogelijk recht te trekken.
Volgens de leden van de VVD-fractie is eertijds afgesproken dat de BTW op alle onderdelen van de paardensport maximaal het lage tarief zou zijn. In de praktijk blijkt dat sommige onderdelen van de Belastingdienst toch het hoge tarief eisen voor bepaalde onderdelen. Kan de regering dit ophelderen en tevens bevorderen dat overal en altijd maximaal het lage tarief geldt?
De leden van de fractie van de PvdA nemen voor kennis aan de technische en structurele aanpassingen in paragrafen 3.1.1 tot en met 3.1.3.
BTW-vrijstelling voor blijvend geïnstalleerde (onroerende) werktuigen en machines
De wijziging betreffende de uitzondering op de BTW-vrijstelling voor blijvend geïnstalleerde (onroerende) werktuigen en machines wordt voorgesteld om BTW-constructies door niet-aftrekgerechtigde lichamen of ondernemers zoveel mogelijk tegen te gaan. In hoeverre is deze wijziging nodig, zo vragen de leden van d VVD-fractie. De wetswijziging beoogt een zo ruim mogelijke vrijstelling te bewerkstelligen. De vraag is of het daar in slaagt. Wordt het niet nog ingewikkelder dan het al was? Voorheen was het de vraag wat onder de term «bedrijfsinstallatie» werd verstaan, een term waar men nog wat bij kan voorstellen. Nu wordt de vraag wat onder «blijvend geïnstalleerde werktuigen en machines» moet worden verstaan. Is het niet zo dat in 99 van de 100 gevallen de werktuigen en machines blijvend zijn geïnstalleerd, zodat deze wijziging nauwelijks effect zal hebben? Bovendien lijkt het dat van werktuigen net zo snel sprake is als van een bedrijfsinstallatie.
Kan men er niet beter voor kiezen het BTW-compensatiefonds uit te breiden, omdat constructies met BTW gewoonweg niet te voorkomen zijn? Is het niet beter om de wetswijziging achterwege te laten?
Overigens vragen de leden van de VVD-fractie zich af hoe de samenhang is met de bredere meer algemene discussie over «sale and lease back» constructies. Kan de regering hierop ingaan?
Stroomlijning fietsregeling LB/OB
Waarom kan dit hele onderdeel niet vervallen nu de fietsaftrek in deel I wordt afgeschaft, zo vragen de leden van de fractie van de VVD.
De leden van de fractie van D66 vragen of het nog zinvol is het toepassingsbereik van de drempel van € 749 voor de woon-werkfiets te wijzigen terwijl de fietsregeling wordt afgeschaft.
Belasting van personenauto's en motorrijwielen
Wat vindt het kabinet van het voorstel van Eurocommissaris Bolkestein om te komen tot afschaffing van de BPM en daarvoor in de plaats het gebruik van de auto te belasten, zo vragen de leden van de fractie van de VVD. De nieuwe autodistributieverordening leidt tot een hogere autoprijzen. Kan het kabinet aangeven hoeveel de extra ontvangsten zijn uit hoofde van de BTW, de BPM en de inkomstenbelasting (autokostenfictie) als gevolg van deze verordening? Is dit bedrag reeds verwerkt in de ontvangstenraming op de begroting van IXB? Is het kabinet bereid om deze extra ontvangsten die worden gegenereerd door de nieuwe Europese autodistributieverordening terug te sluizen naar de automobilist? Daarmee wordt voorkomen dat er (nog) meer belasting op dezelfde auto's wordt geheven, alleen omdat Europese regels inzake de handel worden aangepast.
In de begroting van V&W staat dat de BPM zal worden gedifferentieerd naar CO2 uitstoot. Waarom staat dit niet in het Belastingplan? Overigens op welke termijn mogen voorstellen inzake herziening van de autobelastingen worden verwacht? Waarom wordt nu alleen gesproken over differentiatie naar CO2? Is niet een integrale herziening nodig waarbij de heffing moet worden gebaseerd op verkeersveiligheid voor alle weggebruikers, op schoon en zuinig en op het beslag op de infrastructuur, zoals eerder door de VVD bepleit?
Waarom heeft het kabinet het belangrijkste begrip in deze, «het feitelijk ter beschikking staan», niet nader gedefinieerd? Staat het voertuig per definitie feitelijk ter beschikking aan degene die het bestuurt of kan het ook ter beschikking staan aan degene die opdracht gaf om achter het stuur plaats te nemen?
Ook nemen de leden van de PvdA-fractie voor kennis aan de technische en structurele wijzigingen in paragrafen 3.2.1 tot en met 3.4.1.
Hoe intensief worden de bedoelde controles uitgevoerd, zo vragen de leden van de fractie van de VVD. Is het ook vanuit de hier genoemde problematiek niet veel beter om de BPM af te schaffen, teneinde al dit ambtelijk geneuzel in een éénwordend Europa te kunnen voorkomen?
Aanpassing definitie begrip weg
Waarom zijn autobussen uitgesloten van de houderschapsbelasting en waarom geldt voor autobussen en vrachtauto's van 25 jaar en ouder geen generieke vrijstelling? Om hoeveel gevallen gaat het in het laatste geval, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Wijziging vrijstellingssystematiek vliegtuigbrandstof
De leden van de fractie van de PvdA betreuren de beperkte wijziging van de vrijstellingssytematiek voor vliegtuigbrandstoffen. Nu geldt er een accijnsvrijstelling voor alle commerciële vluchten, niet voor plezierluchtvaart. Het kabinet wil dat veranderen en de grondslag van de vrijstelling baseren op de brandstofsoort. Gebruik van lichte oliën betekent een accijnsheffing, mits niet voor commerciële doeleinden. Halfzware oliën, waaronder kerosine, is gevrijwaard. Deze leden vragen zich of of hiermee wordt geschonden aan het gelijkheidsprincipe. Zij zijn van mening dat met een heffing op kerosine de werkelijke milieukosten in rekening wordt gebracht. En daarom vragen ze of het kabinet de wijziging volledig doorvoert tot een algehele heffing op alle vliegtuigbrandstoffen. Het kabinet zou zich tenminste moeten beijveren voor een heffing op nationale, binnenlandse vluchten, met een eventuele uitbreiding tot internationale vluchten in de lijn van de voorgaande kabinetten Waarom gaat het kabinet niet aan de slag met andere mogelijkheden, zoals een lege stoel heffing?
Geen afzonderlijk accijnstarief diesel voor vrachtauto's
Kunnen de bepalingen die onder 3.4.3 geschrapt worden binnenkort niet worden gebruikt als in Duitsland de kilometerheffing wordt ingevoerd en Nederland dan ook maatregelen zal moeten nemen, waar onder het opzeggen van het zogenoemde Eurovignet, zo vragen de leden van de fractie van de VVD.
De leden van de fractie van de PvdA nemen de paragrafen 3.4.3 tot en met 3.5.2 voor kennisgeving aan. Zij merken nogmaals op dat de wijzigingen in de REB niet op haar steun kunnen rekenen, omdat duurzame energie gedifiscaliseerd wordt. Graag refereren de leden aan de opmerkingen die ze hebben gemaakt met betrekking tot hetzelfde onderwerp in het Belastingplan 2003, deel I.
Is de regering ervan op de hoogte dat de heffing van afvalstoffenbelasting over de specifieke residustroom van een GAVI (geintegreerde afvalverwerkingsinstallaties) een kostendekkende exploitatie van dergelijke installaties vooralsnog onmogelijk maakt, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Is de regering er van op de hoogte dat er voor deze afvalstroom eerder een uitzonderingssituatie in de wet was geregeld?
De leden van de fractie van D66 menen zich te herinneren dat de afvalstoffenbelasting mede tot doel heeft het storten van afval minder aantrekkelijk te maken dan andere manieren van verwerken. De leden van deze fractie krijgen derhalve graag toegelicht of een vrijstelling voor schone tot matig verontreinigde baggerspecie niet haaks staat op deze gedachte.
De leden van de SP-fractie willen weten of het waar is dat jeugdorganisaties zoals speeltuinen, jeugdclubs, en scoutinggroepen niet in aanmerking komen voor een 50% teruggave van ecotaks en «charitatieve, culturele, wetenschappelijke, en het algemeen beogende» instellingen wel? Waarom komen zij niet in aanmerking?
Goedkeuring ministeriële regeling AVI-convenant
De leden van de fractie van D66 betreuren de bezuinigingen die de regering doorvoert op de stimulering duurzame energie en energiebesparing.
De leden van de fractie van het CDA constateren dat enkele formele bepalingen moeten worden aangepast met het oog op een reorganisatie van de Belastingdienst in 2003. In hoeverre houdt deze reorganisatie verband met de eventuele overgang naar een baten-lastendienst?
Worden de genoemde maatregelen inzake de organisatie van de Belastingdienst bij deze wet geregeld of komen daar nog nadere voorstellen of besluiten voor, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
De leden van de fractie van de PvdA hebben ook nog een vraag over de reorganisatie van de Belastingdienst. Zij vragen een reactie van de regering op de brief van de Vereniging Cliëntenraden sociale zekerheid in de provincie Drenthe van 2 oktober 2002.
Tenslotte brengen de leden van de CDA-fractie de schriftelijke vragen van De Haan d.d. 12 oktober 2001 in herinnering over de houdbaarheid van de Nederlandse surtax in Europese context. Dit naar aanleiding van Europese Rechtspraak. Het antwoord luidde toen dat e.e.a nog onderzocht moest worden. De vraag rijst of dit onderzoek inmiddels is afgerond en welke conclusies de regering daaruit getrokken heeft?
De leden van de fractie van de VVD vragen wanneer de Tweede Kamer een aanpassing van de surtaxregeling tegemoet kan zien naar aanleiding van de Europese zaak «Athinaïki Zythopoiia»?
De leden van de CDA-fractie concluderen dat de laatste verhoging van de afvalstoffenbelasting gelijk opging met een explosieve toename van de export van brandbaar afval naar Duitsland en daarmee leidde tot een tegenvallende opbrengst (zie antwoorden staatssecretaris Van Geel op de vragen van de leden Schreijer-Pierik en Koopmans d.d. 12 augustus 2002). Hoe beoordeelt de regering de constatering in het Ocfeb-rapport «Doeltreffend afvalsturen» d.d. 4 oktober 2002 dat een verlaging van de stortbelasting niet leidt tot lagere inkomsten, omdat zij automatisch gepaard gaat met een grondslagverbreding? Leidt een verlaging van de stortbelasting daardoor niet zelfs tot hogere inkomsten voor de overheid?
De leden van de fractie van de PvdA vragen de aandacht van de regering voor een onderwerp dat niet in het belastingplan is opgenomen maar waar zich wel veel problemen vanaf de invoering van het nieuwe belastingstelsel in de praktijk voordoen t.w. het blote eigendom en vruchtgebruik. Als de langstlevende een woning in volle eigendom krijgt, moet belasting worden betaald in box 1 over het eigen woningforfait. Verder niets. Als de langstlevende het vruchtgebruik krijgt van de woning (geregeld bij testament), moet in box 1 belasting worden betaald over het eigenwoningforfait. Daarnaast betalen de kinderen (blote eigenaren) belasting in box 3 over de waarde van de blote eigendom. Een extra heffing dus, die de kinderen vaak niet op kunnen brengen op dat moment en in sommige gevallen nooit profijt van het huis krijgen. Dit kan tot schrijnende situaties lijden. Zie brief Fin02-381 van mevrouw Van der Heide d.d. 6-8-2002. Doordat in het nieuwe erfrecht vanaf 1 januari 2003 altijd sprake is van vruchtgebruik is de wet IB gewijzigd om te voorkomen dat de blote eigenaren krachtens erfrecht een heffing krijgen in box 3. Echter ook hier geldt weer dat indien vruchtgebruik door een testament wordt geregeld de blote eigenaren belasting betalen over de waarde van het huis in box 3. Is de situatie, dat volgens het wettelijk erfrecht geen heffing plaatsvindt en krachtens testament wel, niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel? Is de regering eventueel bereid te onderzoeken of deze problemen kunnen worden opgelost door bijvoorbeeld in die gevallen een conserverende aanslag op te leggen aan de blote eigenaren?
Artikel IV,onderdeel B (artikel 13g Wet Vpb)
Wat is de betekenis van het begrip «buitenlandse onderneming»zoals nu geschetst wordt in het nieuwe lid 3, zo vragen de leden van de fractie van het CDA. Met de term buitenlandse onderneming wordt blijkens de memorie van toelichting een vaste inrichting bedoeld. Aan de hand van welke uitleg (OESO, land van vestiging) dient dit begrip vaste inrichting bezien te worden?
De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de voorgestelde wijziging van artikel 13g een conflict met de Europese regels niet steeds dichterbij brengt. De leden van de VVD-fractie vragen zich af in hoeverre een schending van de zogenoemde vrijheden valt uit te sluiten. Indien dit het geval is zal dit grote gevolgen met zich meebrengen. Kan de regering over deze invalshoek zijn licht laten schijnen middels een uitgebreid antwoord waarbij rekening wordt gehouden met de evolutie in gedachten binnen de Europese Commissie en het Europese Hof van Justitie sedert de laatste wijziging van artikel 13 g vorig jaar? Kan de regering een reactie geven op de vragen en opmerkingen van de NOB bij artikel 13g?
Artikel XXXII, onderdeel E (artikel 15ae, derde en vijfde lid, Wet op de vennootschapsbelasting 1969)
Kan de regering een reactie geven op de suggestie van de NOB om het voorgestelde lid 5 van artikel 15 ae te verduidelijken, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Samenstelling:
Leden: Rosenmöller (GroenLinks), Giskes (D66), Crone (PvdA), Van Oven (PvdA), Hofstra (VVD), Van Hoof (VVD), De Haan (CDA), Van Beek (VVD), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Kant (SP), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Alblas (LPF), Van As (LPF), Veling (ChristenUnie), Teeven (LN), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Van der Velden (LPF) en Van Loon-Koomen (CDA).
Plv. leden: Vacature (GroenLinks), Bakker (D66), Bos (PvdA), Van Nieuwenhoven (PvdA), B. M. De Vries (VVD), Blaauw (VVD), Kortenhorst (CDA), Luchtenveld (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Vacature (GroenLinks), Gerkens (SP), Vacature (CDA), Van den Doel (VVD), Vacature (CDA), Vacature (CDA), Koenders (PvdA), Eberhard (Groep De Jong), Stuger (LPF), Van der Vlies (SGP), Jense (LN), Jan de Vries (CDA), T. De Graaf (LPF), Mastwijk (CDA), Hoogendijk (LPF) en Vacature (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28608-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.