nr. 121
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 3 juli 2003
Tijdens het Algemeen Overleg op 3 april jl. met de vaste commissie voor
Sociale Zaken en Werkgelegenheid over onderwerpen aangaande de Algemene bijstandswet,
(28 600-XV/17 050, nr. 112) vroeg de heer Bakker (D66) om nadere
informatie over de verschillen die er zijn in de wijze waarop de berekening
plaats vindt van het AOW-pensioen van Marokkaanse en van Turkse vrouwen van
wie de echtgenoot is overleden. Ik heb de heer Bakker toegezegd dat ik zijn
vraag zou uitzoeken.
Alvorens op de problematiek in te gaan zoals die door de heer Bakker is
aangekaart, acht ik het goed eerst een paar opmerkingen te maken over enkele
basiskenmerken van de AOW. Deze ouderdomsverzekering behoort tot een van de
vier zogenaamde volksverzekeringen die het Nederlandse sociale verzekeringsstelsel
kent. Kenmerkend voor de volksverzekeringen is dat men ingezetene van ons
land moet zijn om als verzekerde te kunnen worden aangemerkt. De AOW is een
opbouwverzekering: voor ieder verzekerd jaar wordt vanaf de leeftijd van 15
jaar tot aan het bereiken van de 65-jarige leeftijd 2% opgebouwd van het pensioenbedrag
waarop bij het bereiken van laatstbedoelde leeftijd ten hoogste aanspraak
kan bestaan (50 x 2% = 100%).
In 1985 werd de gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de AOW ingevoerd.
Vanaf dat jaar bouwen gehuwde mannen en vrouwen ieder afzonderlijk hun eigen
AOW-pensioen op. Daarvoor had een echtpaar slechts recht op een gezamenlijk
gehuwdenpensioen dat pas tot uitbetaling kwam zodra de man de leeftijd van
65 jaar had bereikt ook al was z'n echtgenote ouder.
Uit deze korte inleiding blijkt onder meer, dat van verzekeringsplicht
voor de AOW geen sprake kan zijn zolang men buiten ons land woont. De problematiek
waar het hier om gaat vindt juist z'n oorzaak in het feit dat de door de heer
Bakker bedoelde vrouwen nimmer of slechts een deel van hun leven gedurende
welke de verzekeringsjaren van de AOW worden opgebouwd, in Nederland hebben
gewoond.
Op grond van het sociale zekerheidsverdrag tussen Nederland en Marokko,
dat dateert uit 1972, worden voor de berekening van het AOW-pensioen van de
man de tijdvakken van het woonachtig zijn van zijn echtgenote in Marokko voor
het bereiken van de 65-jarige leeftijd en gedurende hun huwelijk, voor zover
zij samenvallen met door de verzekerde man volgens de Nederlandse wettelijke
regelingen vervulde tijdvakken van verzekering eveneens als verzekerde tijdvakken
beschouwd. Voor de goede orde: deze tijdvakken worden niet aangemerkt als
daadwerkelijke tijdvakken van verzekering maar moeten worden bestempeld als
zogenaamde voor de verzekering in aanmerking te nemen tijdvakken, respectievelijk
fictieve verzekeringstijdvakken.
Om die redenen zal in geval van overlijden van de echtgenoot, de achterblijvende
weduwe de hiervoor bedoelde tijdvakken verliezen. Dat betekent met andere
woorden dat haar AOW-pensioen slechts zal zijn gebaseerd op daadwerkelijke
verzekeringsjaren.
Omdat het verdrag met Marokko nog dateert uit de periode van voor de invoering
van de gelijke behandeling in de AOW in 1985, toen uitsluitend de echtgenoot
een zelfstandig recht op het gehuwdenpensioen had, is destijds de verwijzing
naar huwelijkse tijdvakken in het verdrag opgenomen. Het achterwege laten
daarvan zou immers leiden tot een korting op zijn pensioen omdat er in die
situatie geen sprake was van daadwerkelijke verzekering van de gehuwde vrouw
gedurende de periode dat zij in Marokko woonde en haar echtgenoot in Nederland.
Overigens is in 1996 een verdrag tot stand gekomen, dat het huidige oude
verdrag uit 1972 moet herzien. Dit wijzigingsverdrag is echter nog niet in
werking getreden. Als reden voor deze vertraging kan onder meer worden aangevoerd
het feit dat Marokko pas in 2002 vorenbedoeld verdrag heeft geratificeerd.
Inmiddels ligt er al weer een nieuw verdrag gereed dat door Marokko eveneens
in 2002 is goedgekeurd en waarover de Tweede Kamer op korte termijn haar goedkeuring
zal moeten uitspreken. Alsdan is het de bedoeling van dit kabinet om beide
verdragen tegelijkertijd in werking te laten treden.
Het verdrag van 1996 regelt onder meer dat de korting op het AOW-pensioen
wegens niet-verzekerde jaren niet wordt toegepast als het gaat om de zogenaamde
huwelijkse tijdvakken. Elke verwijzing naar het pensioen van de man is in
het wijzigingsverdrag vervallen, zodat de huwelijkse tijdvakken ook na het
overlijden van de man in het pensioen van de vrouw kunnen worden gehonoreerd.
In het sociale zekerheidsverdrag dat Nederland heeft gesloten met Turkije
is er geen sprake van huwelijkse tijdvakken. Het uit 1983 daterende verdrag
regelt over «de Nederlandse wettelijke regeling inzake ouderdomsverzekering»
onder meer dat de in Turkije wonende echtgenote van een AOW-verzekerde, in
beginsel eveneens verzekerd is. Hier is met andere woorden geen sprake van
een fictieve verzekering maar van reële verzekeringsjaren.
Geconcludeerd kan worden dat het verschil in behandeling tussen Marokkaans
en Turkse vrouwen van wie de echtgenoot is overleden als het gaat om de berekening
van het AOW-pensioen, tot het verleden zal behoren zodra het sociale zekerheidsverdrag
met Marokko uit 1996 is geratificeerd.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
M. Rutte