Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28600-XIII nr. 57 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28600-XIII nr. 57 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 30 juni 2003
Conform de bepalingen in artikel 5, tweede lid van de Mededingingswet en artikel 9, tweede lid van de Elektriciteitswet 1998 bied ik u hierbij het jaarverslag over 2002 van de Nederlandse mededingingsautoriteit (NMa) en de Dienst uitvoering en toezicht Energie (DTe) aan.1 De jaarverslagen van de NMa en van haar sectorspecifieke kamers DTe en de Vervoerkamer in oprichting zijn ook dit jaar weer geïntegreerd in een publicatie. Daarom zijn ook mijn bevindingen daarop, die u hierbij aantreft, weer gecombineerd in één brief.
Tevens vindt u als bijlage bij deze brief, conform artikel 9, lid 2 van de Elektriciteitswet 1998, de door de directeur DTe aan mij uitgebrachte adviezen.1
2 De Nederlandse mededingingsautoriteit in 2002
De NMa2 heeft zich sinds haar oprichting in 1998 ontwikkeld tot een gezaghebbende en effectieve handhaver van de Nederlandse Mededingingswet en daaraan gerelateerde wetgeving. De NMa heeft ook in 2002 weer een aantal spraakmakende uitspraken gedaan en is de laatste jaren voor iedereen een begrip geworden in het vroegere«kartelparadijs» Nederland. Dit is mede te danken aan de toonaangevende leiding door de heer A.W. Kist, van wie de NMa inmiddels afscheid heeft genomen. Naast het grootschalige onderzoek naar de bouw naar aanleiding van de schaduwadministratie van het bouwbedrijf Koop Tjuchem heeft de NMa in 2002 prioriteit gegeven aan opsporing en bestrijding van concurrentiebeperkende afspraken in andere economisch zeer belangrijke sectoren. Daarbij denk ik met name aan de onderzoeken naar de banken en Interpay, naar de grote oliemaatschappijen en naar de mobiele telefoniebedrijven.
Ook in 2002 heb ik geen gebruik hoeven maken van mijn bevoegdheid de NMa in verband met de uitvoering van de Mededingingswet aanwijzingen te geven, noch met betrekking tot individuele zaken, noch in algemene zin. Ik ben tevreden met het functioneren van de NMa het afgelopen jaar, wat niet uitsluit dat de handhaving van de Mededingingswet nog beter kan. Hiermee doel ik met name op het feit dat het instrumentarium van de NMa, zoals neergelegd in de Mededingingswet, aangescherpt kan worden. Ik zal hier later in mijn bevindingen nog op terugkomen. Aanleiding voor kritiek was in 2002 de inzet van de NMa in de sector bouwnijverheid. De Parlementaire Enquêtecommissie Bouwnijverheid concludeerde in haar eindrapport in december 2002 dat de NMa door een te passieve houding in het verleden tekort is geschoten in haar handhavende en toezichthoudende taken in deze sector. Ik teken hierbij aan dat de NMa wettelijk verplicht was eerst de grote hoeveelheid overgangsontheffingsverzoeken te behandelen. Voor de bouwnijverheid en ook andere sectoren bleef weinig tijd over. Echter, in 2002 heeft de NMa de zaken stevig opgepakt, onder andere door instelling van een Taakgroep Bouw die overtredingen van de Mededingingswet in de bouwnijverheid pro-actief opspoort. Dit is de enquêtecommissie niet ontgaan: zij constateert in haar eindrapport dat de NMa nu «gedegen, noest en nijver» aan de slag is.1
2.1.Belangrijke activiteiten in 2002
Ik wil nu eerst dieper ingaan op belangrijke resultaten van de NMa-activiteiten het afgelopen jaar. In 2002 is er binnen de NMa beduidend meer ruimte gekomen voor pro-actieve werkzaamheden. Het aantal door de NMa gedane onderzoeken is sterk toegenomen: van 6 in 2001 naar 28 onderzoeken in 2002. Bovendien heeft de NMa in hetzelfde jaar 21 sanctiebesluiten genomen en 6 na-controles uitgevoerd. Daarnaast heeft de NMa vraaggestuurd werk verricht: zij heeft 45 ontheffingsverzoeken en 187 klachten afgerond. Het aantal meldingen van voorgenomen concentraties is in 2002 teruggelopen. Dit is onder meer te verklaren door de moeilijkere economische situatie voor ondernemingen. De NMa heeft 66 besluiten genomen op gemelde voorgenomen concentraties, waarin in één geval een vergunning was vereist.
De NMa heeft in 2002 ook een aantal grote, bekende bedrijven aangepakt dat de wet overtrad. De NMa is als toezichthouder actief in alle sectoren van de economie. Natuurlijk kan de NMa niet alle misstanden in markten oplossen, zij moet daarom prioriteiten stellen en heeft dat naar mijn idee ook op een goede en inzichtelijke manier gedaan in 2002. Daarbij speelde altijd een rol welk belang voor de economie en voor de consument het optreden van de NMa heeft.
In 2002 deed de NMa systematisch onderzoek in de financiële sector. Begin 2003 bleek dat de NMa mogelijke concurrentiebeperkende afspraken tussen grote banken en vermoedelijke verboden gedragingen door de netwerkaanbieder voor pintransacties Interpay op het spoor was gekomen.
Wat betreft het onderzoek in de benzinesector moest de NMa constateren dat verdere actie van haar kant waarschijnlijk onvoldoende effect voor de consument zou hebben. De NMa kwam daarom terug op haar eerdere voornemen de steunsystemen van de oliemaatschappijen te verbieden. Zonder hierop inhoudelijk in te willen gaan gaf deze zaak mijns inziens blijk van het feit dat in de praktijk van de NMa mededingingsrechtelijke in plaats van politieke afwegingen de koers bepalen. Dit past bij de onafhankelijke status die de NMa ook nog in formele zin zou moeten krijgen.
Binnen het onderzoek naar de bouw heeft de NMa in 2002 ongeveer 30 bedrijfslocaties bezocht om op zoek te gaan naar aanwijzingen voor overtredingen van de Mededingingswet. In de eerste helft van 2003 werden nog eens ruim 50 locaties onderzocht. Voor het onderzoek naar de bouwsector heeft mijn departement de NMa tijdelijk 34 extra formatieplaatsen beschikbaar gesteld. Inmiddels heeft de NMa in 7 gevallen een mogelijke overtreding kunnen vaststellen en heeft zij andere zaken nog in onderzoek. De NMa gaf te kennen ook recente aanwijzingen te hebben voor verboden vooroverleggen tussen bouwbedrijven. In april 2003 heeft de NMa de eerste boetes opgelegd aan bouwbedrijven die de wet overtraden.
Het jaar 2002 was zeker ook het jaar van de NMa als sanctionerende toezichthouder. De NMa heeft een recordbedrag aan boetes opgelegd aan ondernemingen: in totaal € 99 633 000. In 2001 was dit nog € 158 823. De boetes zijn onder andere opgelegd in de benzinesector, de diergeneesmiddelenbranche en in de sector voor mobiele telefonie. De NMa neemt hierbij altijd een strikte scheiding in acht tussen onderzoek en opsporing enerzijds en sanctieoplegging anderzijds. De ambtenaren die een sanctiebeschikking voorbereiden maken geen deel uit van het betreffende onderzoek. Bij het bepalen van de hoogte van de boetes maakt de NMa gebruik van de in december 2001 vastgestelde richtsnoeren boetetoemeting. Daarbij kan de NMa, zoals in de garnalenzaak het geval was, rekening houden met boeteverlagende omstandigheden, bijvoorbeeld als het voortbestaan van het betreffende bedrijf op het spel staat.
2.2. Pro-actief handhavingsbeleid
Ik wil de NMa aansporen om verder te gaan met het op eigen initiatief actief op zoek gaan naar schadelijke kartels en misbruik van machtspositie. Bovendien is het uitermate belangrijk dat de NMa haar activiteiten in de bouw zolang zij dit noodzakelijk acht intensief voortzet. Het is verheugend dat de NMa in haar agenda voor 2003 deze ambitie aangeeft en daarnaast ook andere belangrijke sectoren – zorg, energie en de financiële sector – met prioriteit wil behandelen. Tegenwoordig is het gelukkig mogelijk dat de NMa meerdere grootschalige onderzoeken tegelijkertijd uitvoert.
Hiervoor heeft de NMa extra capaciteit beschikbaar gekregen. In 2002 is de NMa-organisatie, inclusief DTe en Vervoerkamer, gegroeid van 187 naar 303 formatieplaatsen. Ik zie het als een goede ontwikkeling dat de NMa in zijn algemeenheid waar mogelijk pro-actiever te werk gaat. Dit blijkt niet alleen uit het feit van meer grootschalige onderzoeken, maar ook uit nieuwe, anticiperende werkwijzen van de NMa. Ik verwacht dat op specifieke sectoren gerichte activiteiten, zoals monitoronderzoeken en het opstellen van richtsnoeren, een belangrijk normerend effect kunnen hebben en zo bijdragen aan het doelmatig bevorderen van de naleving van de mededingingsregels.
De NMa is voor een groot deel afhankelijk van tips en klachten uit de markt wil zij effectief kunnen opereren. Hierbij speelt de reeds eind 2001 opgerichte Informatielijn een belangrijke rol, waar dagelijks veel vragen, tips en klachten binnenkomen met betrekking tot mogelijke overtredingen van de mededingingsregels. Daarnaast bereiken de NMa steeds meer formele klachten, wat misschien de conclusie toelaat dat consument en bedrijfsleven de NMa nu gemakkelijker weten te vinden. De NMa stelde in 2002 een clementiebureau en een clementieregeling in. Ondernemingen die het kartelverbod overtreden hebben sindsdien de mogelijkheid om informatie over het kartel prijs te geven en met de overtreding te stoppen in ruil voor boetevermindering of -kwijtschelding. In het afgelopen jaar hebben enkele ondernemingen hier reeds een beroep op gedaan en het is gebleken dat de mogelijkheid van clementieverlening wezenlijk bijdraagt aan het opsporen van kartels. In 2002 hield de NMa ook een aantal consultatierondes om haar focus nader te bepalen. Voor 2003 heeft de NMa zich bovendien tot doel gesteld de samenleving te willen raadplegen over mogelijke prioritaire aandachtsvelden voor de komende jaren.
De NMa legt naar mijn mening in haar jaarverslag over 2002 op een zeer transparante manier verantwoording af en kijkt daarbij op een kritische manier naar de eigen organisatie. In dit jaarverslag rapporteert de NMa voor de eerste keer langs de lijnen van de Balanced Scorecard, waarbij vanuit verschillende perspectieven meetbare prestatie-indicatoren worden belicht. In de komende jaren zal dit rapportage- en sturingselement nog verder worden uitgewerkt. Uit de prestatiemeting blijkt onder meer dat de Mededingingswet en de NMa grote bekendheid genieten, maar dat het met name ten behoeve van kleine ondernemingen en specifieke sectoren belangrijk blijft om gerichte voorlichting te geven. Daarbij kunt u bijvoorbeeld denken aan de richtsnoeren voor de zorgsector die de NMa in oktober 2002 heeft vastgesteld. Verder beschouw ik het als een verbetering dat de NMa nu in haar jaarverslag ook rapporteert over zaken als de doorlooptijd van processen, administratieve lasten voor het bedrijfsleven en haar interne klachtenbehandeling.
3 De Dienst uitvoering en toezicht Energie in 2002
De rol en het optreden van DTe staan vrijwel volledig in het teken van een aantal in het oog springende marktontwikkelingen die sterk in de politieke belangstelling staan: de opening van de energiemarkt voor middelgrote zakelijke afnemers in januari 2002 en (de voorbereiding op) de marktopening 2004. Daarnaast is DTe in 2002 gestart met de voorbereidingen van de tweede reguleringsperiode1. De focus in mijn bevindingen op het jaarverslag van DTe ligt dit jaar daarom vooral op het gebruik en de inzet van het handhavingsinstrumentarium van DTe en haar sanctioneringsmogelijkheden in relatie tot haar wettelijke taken en de geldende verplichtingen voor marktpartijen. De activiteiten van DTe en mijn bevindingen ten aanzien daarvan moeten nadrukkelijk worden gezien in het licht van een markt in transitie; een energiesector die zich ontwikkelt vanuit een monopoliesituatie naar een geliberaliseerde en dynamische markt. Daarbij komt, mede naar aanleiding van de motie Voûte-Droste2 aan de orde of DTe, zowel kwalitatief als kwantitatief, voldoende sterk is toegerust.
In de eerste jaren na de oprichting van DTe lag het accent vooral op regulering, het praktisch handen en voeten geven aan het regelgevende kader uit de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet door een jonge toezichthouder in een markt die aan het begin stond van een transitie naar meer marktwerking. De agenda van DTe werd in haar vierde operationele jaar 2002 vooral bepaald door de marktopening op 1 januari voor de middelgrote zakelijke afnemers en het in praktijk brengen van het regulerings-instrumentarium. Het toezicht richtte zich vooral op het ex-post optreden in het kader van ongeoorloofd gedrag van marktpartijen.
In 2002 is een omslag opgetreden naar meer handhavend optreden en het houden van pro-actief toezicht door een zich duidelijk verder ontwikkelende toezichthouder in een markt midden in een transitiefase. Deze kentering heeft zich in de eerste maanden van 2003 nog versterkt. De grotere nadruk op handhaving en toezicht werd ingeleid door de eerste stevige handhavingsactie van DTe eind 2002, waarbij een aantal netbeheerders nadat zij geen gevolg hadden gegeven aan een bindende aanwijzing een last onder dwangsom kreeg opgelegd in het kader van slecht uitgevoerde switches.
De kritiek van marktpartijen in 2002 op (het gebrek aan) transparantie van de besluitvorming bij DTe en de gehanteerde procedures bij de behandeling van klachten en bezwaren heeft geleid tot een aantal samenhangende initiatieven van DTe binnen de organisatie en in haar relatie met de buitenwereld, die ik bijzonder verwelkom.
Ten eerste zijn de procedures rond marktconsultaties verduidelijkt en ook de interne stroomlijning van procedures is verbeterd. In dit kader is er inmiddels een document Stroomlijning besluitvormingsprocedures DTe verschenen. Hierin wordt voor partijen van tevoren inzichtelijk gemaakt welke stappen bij DTe worden gevolgd bij bijvoorbeeld een bezwaarschrift tegen een besluit of een klacht.
Ten tweede heeft DTe inmiddels een eerste handhavingsplan gepubliceerd, vooruitlopend op een wettelijke verplichting daartoe. Ik waardeer de pro-actieve houding van de directeur DTe in dit verband, die daarmee tegemoet komt aan de wensen van de Tweede Kamer die zij hierover in 2002 heeft geuit. Dit handhavingsplan is door de Staatssecretaris meteen ter informatie aan uw Kamer gezonden1. Wellicht is het goed te benadrukken dat DTe in dat kader een belangrijke verantwoordelijkheid heeft om met betrekking tot het detailniveau van dit handhavingsplan een juist evenwicht te vinden tussen de gewenste transparantie en rechtszekerheid voor partijen en het voorkomen van dusdanige voorspelbaarheid dat marktpartijen hun gedrag af kunnen stemmen op het optreden van de toezichthouder.
Ten derde zal DTe op korte termijn nog komen met een door de Autoriteit Financiële Markten geïnspireerd toezichtsmodel. Bij een dergelijk toezichtsmodel wordt jaarlijks een integraal onderzoek uitgevoerd bij netbeheerders. Op basis van de antwoorden van netbeheerders en de signalen die DTe anderszins krijgt kan zij heel gericht jaarlijkse audits uitvoeren. Ook hier constateer ik een verschuiving van reactief toezicht naar meer pro-actief toezicht.
In het kader van het aanscherpen van de handhavingsbevoegdheden van DTe ben ik voornemens het geven van boetes wettelijk mogelijk te maken.
De bevoegdheid om inlichtingen te vragen in het kader van de uitvoering van de taken van de DTe is een essentieel instrument in verband met de uitvoering van effectief toezicht. In dat verband was de uitspraak die het CBb in dit kader heeft gedaan op 28 maart 2003 in een beroepszaak aangespannen door E.ON tegen DTe belangrijk.2 Het CBb bevestigt in haar uitspraak nadrukkelijk dat uit artikel 7, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 volgt dat de directeur DTe ook van een producent gegevens en inlichtingen kan verlangen die hij nodig heeft voor de uitvoering van de hem in deze wet en de Gaswet opgedragen taken.
Op de valreep van het jaar 2002 ontstond er discussie over de nauwkeurigheid van de storingsregistratie door netbeheerders. Op verzoek van de vorige Staatssecretaris van Economische Zaken heeft DTe onderzoek gedaan naar de storingsregistratie. DTe heeft een zestal maatregelen voorgesteld die leiden tot verbetering van de kwaliteit van de storingsregistratie en de betrouwbaarheid van de netten. Deze voorstellen zijn integraal overgenomen en uw Kamer is daarover geïnformeerd.3 In dit jaarverslag geeft DTe voor het eerst uitgebreid een analyse van de door de netbeheerders en vergunninghouders elektriciteit ingediende kwaliteitsrapportages. Ik waardeer deze analyse zeer. Ik verwacht dat mede door de uitvoering van voorgestelde maatregelen de kwaliteit van de rapportages door de netbeheerders en vergunninghouders verder zal verbeteren.
Het bevorderen van een doelmatige bedrijfsvoering is een belangrijke doelstelling uit de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998. In dat kader is de tariefregulering door DTe een belangrijk instrument. DTe heeft in 2002 veel tijd en energie moeten steken in de herziening van het systeem voor efficiencykortingen op basis van de uitspraken van het CBb over leveringstarieven van februari 2002 en over nettarieven van november 2002.
Parallel aan dit «reparatie-traject» is DTe in 2002 gestart met de voorbereidingen voor de tweede reguleringsperiode. Hierbij zal maatstaf-concurrentie in combinatie met kwaliteitsregulering een belangrijk aandachtspunt zijn. Deze marktregulering dient er toe te leiden dat de netbeheerders in voldoende mate worden gestimuleerd om de betrouwbaarheid van de netten te waarborgen. Uw Kamer is eerder al geïnformeerd over de daarvoor benodigde regelgeving1.
Met het oog op de volledige per 1 juli 2004 liberalisering (waarbij ook de kleinverbruiker keuzevrijheid krijgt) zijn in het Platform Versnelling Energieliberalisering talloze regelingen en afspraken tot stand gekomen. Een groot aantal daarvan is vervat in zogenaamde Codes die door DTe worden vastgesteld. DTe verwacht nog een voorstel van de netbeheerders tot wijziging van de Codes in verband met de noodleverancier elektriciteit. Verder verwacht DTe nog een inmiddels door de gezamenlijke netbeheerders herziene Meetcode te kunnen vaststellen.
Mede op verzoek van de Tweede Kamer heb ik gekeken naar een aantal mogelijke aanscherpingen van het instrumentarium van DTe om in de aanloop naar de volledige liberalisering haar taken en de nadrukkelijkere accenten op handhaving en toezicht nog effectiever te kunnen uitvoeren (bijvoorbeeld met het oog op het toezicht op vergunningvoorwaarden).
Zo is er in het kader van de behandeling van het wetsvoorstel wijziging Overgangswet Elektriciteitsproductiesector met de Tweede Kamer uitvoerig gesproken over de mogelijkheid van een boete-instrument voor DTe. Ik zal middels de zogenaamde Interventiewet aan DTe voor 1 juli 2004 de mogelijkheid geven voor het uitdelen van boetes. Met DTe zal ik eveneens overleggen of het mogelijk is het instrument van naming and shaming te gebruiken.
Op het gebied van vergunningverlening voor de levering van elektriciteit en gas aan huishoudelijke klanten vanaf 2004 en het toetsen van de voorwaarden voor die vergunning heeft DTe belangrijke taken. Ditzelfde geldt voor het toezicht op onafhankelijk netbeheer. De audits van netbeheerders die in 2002 zijn gestart worden dit jaar uiteraard voortgezet.
Met de ervaring en kennis die DTe inmiddels heeft opgedaan, heeft zij als onafhankelijke partij als geen ander inzicht in de marktdynamiek en het individuele optreden van partijen in die markt. Als zodanig acht ik DTe uitstekend geëquipeerd voor de volgende liberaliseringsfase.
In 2002 is het wetsvoorstel voor het verzelfstandigen van de NMa in de Tweede Kamer besproken. Uitgangspunt is dat er sectorspecifieke kamers komen als onderdeel van de NMa. DTe is een van die kamers. Ik hecht onverminderd aan het belang van dit onafhankelijk toezicht als onderdeel van het zelfstandig bestuursorgaan NMa, waarbij de synergievoordelen van gedeelde kennis en samenwerking ten volle kunnen worden benut.
DTe is in 2002 verder gegroeid naar 55 formatieplaatsen. Met deze uitbreiding en in het licht van een verzoek dat ik nog in behandeling heb tot verdere uitbreiding, acht ik DTe kwantitatief voldoende toegerust om haar taken effectief te kunnen uitvoeren. Gekoppeld aan de voornoemde accentverlegging in het toezicht en de krachtigere inzet van een verder aangescherpt handhavingsinstrumentarium heb ik ook in kwalitatieve zin vertrouwen in de rol die DTe speelt in de liberalisering van de energiemarkt.
4 De Vervoerkamer in oprichting in 2002
De geplande oprichtingsdatum van de Vervoerkamer is uitgesteld van 1 januari 2003 naar 1 januari 2004. De reden hiervoor is dat de voortgang van de wetgevingsprocessen van de Spoorwegwet en Wet Luchtvaart is vertraagd. Afgesproken is dat zodra twee wetten in werking treden, waaruit taken voortvloeien voor de Vervoerkamer, de Vervoerkamer wordt opgericht. De Wet personenvervoer 2000 is reeds in werking getreden op 1 januari 2002. De Spoorwegwet is 15 april 2003 aangenomen in de Eerste Kamer en de planning van het verantwoordelijke ministerie van Verkeer en Waterstaat is gericht op een inwerkingtreding van de Spoorwegwet per 1 januari 2004.
Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Luchtvaart ligt nog ter behandeling in de Tweede Kamer.
De Vervoerkamer in oprichting heeft in 2002 haar eerste ervaringen opgedaan met haar toezichthoudende taak. Het betreft het toezicht op eerlijke concurrentie door gemeentelijke vervoerbedrijven in het kader van de Wet personenvervoer 2000. Daarnaast kan ik u melden dat de Vervoerkamer in oprichting in 2002 haar sectorkennis verder heeft opgebouwd, voorbereidingen heeft getroffen voor de oprichting van een nieuwe organisatorische eenheid en een belangrijke inhoudelijke bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming en uitwerking van zowel de Spoorwegwet als de wijziging van de Wet Luchtvaart.
5 Ontwikkelingen in het mededingingstoezicht
5.1 Effectievere handhaving van de mededingingsregels
Een intensieve handhaving van de Mededingingswet stelt specifieke eisen aan de relevante wetgeving en aan de organisatie en werkwijzen van de NMa. Gezien de conclusies van de Evaluatie van de Mededingingswet1, ben ik van mening dat de Mededingingswet op een aantal punten snel gewijzigd moet worden. Zeer noodzakelijk is in mijn ogen de mogelijkheid voor de NMa om privé-woningen binnen te kunnen treden waar zich bewijzen voor een overtreding kunnen bevinden en de verhoging van boetes voor personen van bedrijven die niet willen meewerken aan het onderzoek door de NMa. Dit is grotendeels in lijn met de conclusies van de Parlementaire Enquêtecommissie Bouwnijverheid en de reactie van het vorige kabinet daarop, waarin het de Kamer laat weten dat deze extra bevoegdheden wenselijk zijn.2 Ik hoop dat wij deze en andere noodzakelijke aanpassingen snel kunnen realiseren. Mijn planning is het betreffende wetsvoorstel voor de aanpassing van de Mededingingswet na het zomerreces in het kabinet te behandelen en rond de jaarwisseling naar de Tweede Kamer te sturen.
De NMa heeft het afgelopen jaar goede ideeën ingebracht ter verbetering van de Mededingingswet. Daarbij denk ik onder meer aan de mogelijkheid bestuurders van bedrijven die de wet overtreden persoonlijk aansprakelijk te stellen.3 Daarnaast heeft de NMa binnen haar mogelijkheden hard gewerkt aan de versterking van haar toezichtinstrumenten. Noemenswaardig is in deze context dat de NMa binnen het onderzoek in de bouwsector voor het eerst via digitale recherche bewijsmateriaal heeft verzameld. In Europa heeft de NMa hiermee een nieuw terrein betreden.
Dit wekt ook grote interesse bij andere mededingingsautoriteiten.1 Binnen de NMa zijn in 2002 speciale stafdiensten ingesteld voor Recherche en Informatiemanagement waarmee het onderzoek verder is geoptimaliseerd.
De in 2002 vastgestelde Europese verordening 1/20032 is ook gericht op het effectiever opsporen en vervolgen van zware overtredingen van het kartelverbod en het verbod op misbruik van een economische machtspositie. In de toekomst zal in Nederland de NMa, naast de rechters en de Europese Commissie, de bevoegde autoriteit zijn om artikel 81 en 82 van het EG-Verdrag in het geheel toe te passen. Voor de uitvoering van het Europese mededingingsrecht zullen aan de NMa nieuwe bevoegdheden toebedeeld worden. Zo zal de NMa bevoegd zijn om samen met de Europese Commissie inspecties in privé-woningen te verrichten, waar zich, zo de ervaring leert, vaak belangrijk bewijsmateriaal voor overtredingen kan bevinden. Bovendien zal de NMa in het Europese netwerk van mededingingsautoriteiten werk verdelen en informatie uitwisselen. Daarmee kunnen overtredingen van Europese mededingingsregels die effecten in meerdere Europese lidstaten hebben doelmatiger en doeltreffender aangepakt worden.
Wat betreft de implementatie van de nieuwe uitvoeringsverordening in nationale wetgeving kan ik u mededelen dat Nederland op schema ligt. Naar verwachting zal ik het implementatie-wetsvoorstel in het najaar 2003 aan de Tweede Kamer aanbieden.
Momenteel is de NMa bezig om intern de nodige maatregelen te nemen om «full swing» aan de slag te kunnen bij inwerkingtreding van de verordening op 1 mei 2004. Daarbij moet men bijvoorbeeld denken aan het ontwikkelen van procedures rond het uitwisselen van informatie met collega-mededingingsautoriteiten in andere landen. Daarnaast zal de NMa relevante informatie over de nieuwe regelgeving ontwikkelen en, onder meer via haar website, ter beschikking stellen voor derden.
5.2 Aandachtspunten bij toekomstige taakuitbreiding
Ik wil benadrukken dat het met de snelle groei van de NMa ook steeds belangrijker wordt dat de NMa haar interne organisatie goed op orde heeft. Ik kan u melden dat de NMa in dit verband in 2002 weer een aantal belangrijke stappen heeft gezet. Zo worden nu binnen de NMa alle onderzoeken op een projectmatige wijze aangepakt en is het tijdschrijven verder ontwikkeld. Er zullen echter meer stappen moeten volgen. Zoals de NMa in haar jaarverslag aangeeft, is bij uitbreiding van de organisatie een versterking van het financiële en het materiële beheer een aandachtspunt. De NMa heeft aangegeven in 2003 en de komende jaren hieraan prioriteit te geven. Daarnaast lijkt het mij een goede zaak dat de NMa relatief veel blijft investeren in haar kennis en in vervolg op het medewerkerswaarderingsonderzoek, dat zijzelf in juli 2002 heeft uitgevoerd, extra aandacht schenkt aan het verbeteren van het loopbaanbeleid en werkdruk.
De NMa heeft de afgelopen jaren aan bekendheid gewonnen. Dit is onder meer te danken aan het effectieve communicatiebeleid van de toezichthouder. Bijna dagelijks kan een ieder in de krant lezen over activiteiten van de NMa, waarbij ik wil opmerken dat het lang niet altijd de NMa zelf is die de pers opzoekt. De NMa vermijdt met het oog op belangen van bedrijven juist contacten met de pers zolang er in de onderzoeksfase nog geen bewijzen die voor of tegen een mogelijke overtreding spreken zijn vastgelegd in een rapport. Tegelijkertijd blijft het belangrijk dat de NMa via het publiceren van haar conclusies van onderzoek laat zien wat zij doet.
Dit vanuit het gezichtpunt dat een wel overwogen persbeleid bijdraagt aan effectieve handhaving van de Mededingingswet. Zoals blijkt uit de statistieken in het jaarverslag, heeft de NMa in 2002 63 NMa- en 22 DTe-persberichten uitgebracht.
Ik vind het zeer belangrijk dat de NMa voorlichting geeft over de voor bedrijven en consumenten relevante wetgeving en de manier van toepassing in haar praktijk. De NMa heeft met dit doel voor ogen een aantal goede initiatieven genomen in 2002. Zo heeft zij veel werk gemaakt van haar Informatielijn, die in 2002 meer dan 5500 vragen en meldingen van mogelijke wetsovertredingen heeft verwerkt.
Bovendien heeft de NMa haar website vernieuwd1, waar trouwens ook specifieke informatiemogelijkheden voor de consument en het midden- en kleinbedrijf zijn opgenomen. Duidelijke communicatie richting deze specifieke doelgroepen moet naar mijn mening continue aandacht blijven houden van de NMa.
Wie een kijkje in de keuken van de NMa-praktijk wil nemen kan zich sinds eind 2002 abonneren op een nieuwe publicatie: de NMagazine. In 2002 verscheen ook Energiefocus. Dit blad is inmiddels geïntegreerd in de NMagazine en de website van DTe. Bovendien gaf de NMa in 2002 weer veel voorlichting over inhoud en toepassing van de Mededingingswet, onder andere via brochures, richtsnoeren en consultatiedocumenten.
In 2002 is DTe actief bezig geweest met een aantal specifieke verbeteracties, vooral naar aanleiding van het klantentevredenheidsonderzoek dat DTe in 2001 heeft laten uitvoeren.
Ik constateer dat dit onder meer heeft geleid tot het actief benutten van verschillende beschikbare communicatiekanalen richting de sector, zoals klankbordgroepen, Internet en richtsnoeren en een effectievere inzet van het consultatie-instrument.
Al deze ontwikkelingen geven blijk van het feit dat de NMa midden in de samenleving staat en, binnen haar mogelijkheden, zo open mogelijk communiceert met haar «klanten».
In deze paragraaf deel ik met u mijn bevindingen ten aanzien van de uitvoering van de Mededingingswet door de NMa. Ik zal later in mijn bevindingen apart ingaan op de sectorspecifieke onderdelen van de NMa.
De reguleringsperiode betreft een vastgestelde periode van meerdere jaren waarbinnen door energiebedrijven de realisatie dient plaats te vinden van door de DTe gestelde eisen en voorwaarden, zoals de efficiencykorting en kwaliteitsnormen.
Achtergrond van deze beroepszaak was een door DTe opgelegde bindende aanwijzing wegens de weigering om op grond van artikel 7, eerste lid van de Elektriciteitswet 1998 gegevens te verstrekken aan DTe.
Zie bijvoorbeeld bijdrage A.W. Kist tijdens symposium «Met de rug naar de toekomst», Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing, 25 september 2002.
In het vonnis in kort geding van 9 april 2003 in de zaak Van Hattum & Blankevoort B.V. tegen de NMa is meer duidelijkheid ontstaan over de rechtmatigheid van het kopiëren van digitale bestanden door de NMa bij bedrijfsbezoeken.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28600-XIII-57.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.