nr. 131
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 september 2003
Hierbij informeer ik u, mede namens mijn ambtgenoot van Justitie, dat
ik het College van Procureurs-Generaal ten aanzien van de vervolging van overtredingen
van de kentekenplicht voor aanhangwagens, die geldt vanaf 1 september
2003, heb verzocht om hierop de volgende uitzonderingen te maken:
1. Voor kermisaanhangwagens vindt handhaving plaats vanaf 1 september
2004;
2. Voor buitenlandse aanhangwagens waarvoor in het herkomstland geen individueel
kenteken vereist is, maar die wel voorzien zijn van het kenteken van het trekkende
voertuig, vindt geen handhaving plaats tot uiterlijk 1 september 2005;
3. Voor aanhangwagens waarvan door middel van het aanvraagbewijs afgegeven
op het postkantoor kan worden aangetoond dat de aanvraag voor 1 september
2003 werd gedaan, vindt geen handhaving plaats.
Kentekenplicht
Het is sinds 1 september 2002, met een overgangstermijn van 1 jaar, in
Nederland verplicht om getrokken eenheden met een toegestane maximum massa
van meer dan 750 kg van een zelfstandig kenteken te voorzien.
Ik heb het College van Procureurs-generaal verzocht op deze verplichting
bovengenoemde uitzonderingen te maken.
Ad 1: kermisaanhangwagens
Voor deze categorie aanhangwagens was het tot 1 september 2003 toegestaan
om zich zonder registratiebewijs te verplaatsen. Dit heeft tot gevolg dat
veel kermisaanhangwagens geen registratiebewijs of geen voertuigidentificatienummer
hebben. Dit betekent dat alle kermisaanhangwagens gekocht voor 1 september
2002 door de RDW individueel gekeurd worden om een kentekenbewijs te kunnen
afgeven. De RDW heeft een vereenvoudigd toelatingsbeleid voor
deze categorie aanhangwagens ingesteld dat geldt vanaf 1 september 2003
tot 1 september 2004.
Het College van Procureurs-generaal heeft ingestemd met mijn verzoek om
de handhaving van de kentekenplicht voor kermisaanhangwagens op te schorten
tot 1 september 2004.
Ad 2: BO-kentekens
Voor getrokken eenheden afkomstig uit landen waar op dit moment geen zelfstandig
kenteken is voorgeschreven is de BO-regeling opgezet, zodat deze eenheden
kunnen voldoen aan de eis van individuele kentekenplicht voor aanhangwagens.
Dit kenteken is alleen vereist wanneer de trekkende eenheid in Nederland is
gekentekend en zich op Nederlands grondgebied bevindt.
Het Ministerie van Transport van het Verenigd Koninkrijk en Nederlandse
en Engelse marktpartijen hebben bezwaren gemaakt tegen de werkbaarheid van
de BO-regeling. De regeling is in de praktijk slecht werkbaar, omdat deze
zou leiden tot hogere kosten, hogere administratieve lasten, en een verminderde
flexibiliteit. Bovendien leidt de regeling tot een verslechterde concurrentiepositie
voor Nederlandse wegvervoerders en sluit regeling slecht aan bij het logistiek
proces van vooral de ferry-vervoerders. Verkeer en Waterstaat verwachtte daarom
een groot aantal «zwartrijders» na 1 september 2003.
Gezien de praktische bezwaren van de marktpartijen en het Verenigd Koninkrijk
ben ik voornemens om de (uitvoering van de) BO-regeling tegen het licht te
houden. Dit betekent dat ik in samenwerking met de branche-organisaties en
handhavers zal zoeken naar een oplossing die in de praktijk voor alle partijen
werkbaar is. Naar schatting zal het zoeken naar en het implementeren van een
werkbaarder oplossing maximaal 2 jaar duren. Wanneer een oplossing gevonden
is die voor alle partijen werkbaar is, zal ik u hierover nader informeren.
Het College van Procureurs-generaal is daarom akkoord gegaan met mijn
verzoek om de handhaving van de kentekenplicht voor buitenlandse getrokken
eenheden waarvoor in het land van herkomst geen individueel kenteken vereist
is, uit te stellen voor een periode van maximaal 2 jaar (tot 1 september 2005)
onder de voorwaarde dat de getrokken eenheden wel voorzien zijn van het kenteken
van de trekkende eenheid.
Ad 3: overige aanhangwagens >750 kg
De ANWB heeft verzocht bij de handhaving van de kentekenplicht voor aanhangwagens
rekening te houden met gevallen waarin de eigenaar/houder van de aanhangwagen
(caravanbezitter) voor 1 september 2003 een kenteken heeft aangevraagd, maar
waarvoor dit kenteken niet voor 1 september 2003 kan worden afgegeven.
In veel gevallen gaat het hier om caravans waarvoor in het kentekenregister
een «dubbelganger» is opgenomen met een identiek voertuigidentificatienummer
of caravans die (ten onrechte) als gestolen in het opsporingsregister staan
vermeld. Voor het nadere onderzoek naar en de afhandeling van deze gevallen
heeft de RDW aangegeven nog ruim 3 maanden nodig te hebben.
Op grond van het bovenstaande heeft het College van Procureurs-generaal
ingestemd met mijn verzoek om in die gevallen dat een aanhangwagen waarvoor
per 1 september 2003 een kenteken vereist is, maar nog niet is afgegeven,
niet tot vervolging over te gaan. Wanneer door middel van het
bewijs van aanvraag van een kenteken dat op het postkantoor bij de aanvraag
van het kenteken wordt afgegeven kan worden aangetoond dat de aanvraag van
het kenteken voor 1 september 2003 plaatsvond.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs