28 600 X
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2003

nr. 54
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 september 2003

In vervolg op mijn brief van 19 juli 2002 (kamerstuk 28 000-X, nr. 35) over het meerjarig onderhoud (MJO) aan Hr. Ms. Zeeleeuw informeer ik u hierbij nader over het meerjarig onderhoud aan onderzeeboten.

Bij het MJO wordt onderscheid gemaakt tussen het onderhoud aan de wapensystemen en aan de platformsystemen. Tot 1999 werd het onderhoud aan de platformsystemen van onderzeeboten grotendeels uitbesteed aan de RDM Submarines (RDM-S) terwijl het meer gespecialiseerde platformonderhoud door personeel van het Marinebedrijf werd uitgevoerd. Het onderhoud aan wapensystemen gebeurde volledig bij RDM-S in Rotterdam door marinepersoneel uit Den Helder. De uitbesteding van het onderhoud aan de platformsystemen had in belangrijke mate te maken met de beschikbare capaciteit van het Marinebedrijf.

Vanwege de vlootreducties nam het werkpakket van het Marinebedrijf vanaf 1999 af. Om de daardoor vrijvallende onderhoudscapaciteit niet onbenut te laten, is in 1999 besloten het MJO van Hr. Ms. Bruinvis (medio 1999–medio 2000) volledig in Den Helder te laten uitvoeren. Bovendien was de verwachting dat hiermee een substantiële besparing op uitgaven kon worden behaald, onder meer omdat de reis- en verblijfkosten van het personeel van het Marinebedrijf achterwege zouden blijven. De geprognosticeerde besparing is inderdaad gerealiseerd. Het meerjarig onderhoud aan Hr. Ms. Zeeleeuw is in juli 2002 eveneens opgedragen aan het Marinebedrijf. Hieraan levert RDM-S overigens een bijdrage van 17 500 manuren.

In 2004 wordt het Marinebedrijf in het kader van de Competitieve Dienstverlening (CDV) aan een toets onderworpen. De in- of uitbesteding van het MJO aan onderzeeboten maakt daarvan onderdeel uit. Eerst op basis van de uitkomsten van die toets kan een besluit worden genomen over het structureel in- of uitbesteden van het MJO aan onderzeeboten.

Voordat de CDV-toets wordt voltooid, is nog het MJO aan Hr. Ms. Walrus (3e kwartaal 2004 – 3e kwartaal 2005) aan de orde. Gelet op de te behalen besparingen op uitgaven ben ik voornemens het MJO aan Hr. Ms. Walrus op te dragen aan het Marinebedrijf.

De Staatssecretaris van Defensie,

C. van der Knaap

Naar boven