Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28600-IV nr. 19 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28600-IV nr. 19 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 augustus 2003
Van 28 juni tot en met 1 juli 2003 bracht ik een werkbezoek aan de Nederlandse Antillen (Curaçao en Sint Maarten) en Aruba. Met deze brief doe ik verslag van dat bezoek. Tevens informeer ik u over het aantreden van de nieuwe regering op de Nederlandse Antillen, mijn toezegging aangaande de STENAPA te Sint Eustatius, het verzoek om militaire bijstand van de regering van de Nederlandse Antillen, over de samenwerking tussen de politiekorpsen van het Koninkrijk en over de Antilliaanse jongeren. Daarnaast informeer ik u, aan de hand van de bevindingen van het IMF, over de overheidsfinanciën van de Nederlandse Antillen en Aruba.
1. Werkbezoek aan Aruba en de Nederlandse Antillen
Het bezoek had in de eerste plaats tot doel kennis te maken met de Nederlandse Antillen en Aruba als minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties.
Tijdens mijn bezoek heb ik o.a. gesprekken gevoerd met de Gouverneurs van de Nederlandse Antillen en Aruba, (leden van) de beide regeringen, de Gezaghebbers en Bestuurscolleges van de eilandgebieden en Statenleden. Mij is de openhartige wijze waarop de gesprekken gevoerd konden worden opgevallen.
Tijdens het algemeen overleg met de vaste commissie voor NAAZ van 24 juni jl. (kamerstuk 28 829, nr. 3) heb ik aangegeven dat het voornemen bestaat om, samen met de Nederlandse Antillen en Aruba, een gemengde commissie voor de evaluatie van het Statuut in te stellen. De evaluatiecommissie zal zich moeten richten op de vraag of aanpassing van het Statuut nodig is als gevolg van de vele ontwikkelingen in de afgelopen 50 jaar. Het zal duidelijk zijn dat instelling van een dergelijke commissie het nodige overleg tussen de landen en een goede voorbereiding vereist.
Voor een tweetal onderwerpen kan naar mijn oordeel niet op de uitkomsten van deze evaluatie worden gewacht. Ik heb dan ook voorstellen gedaan om hiervoor op korte termijn werkgroepen in te stellen, zoals hierna uiteengezet.
De onderwerpen betreffen «de relatie van de landen van het Koninkrijk met de Europese Unie», en «decentralisatie binnen de Nederlandse Antillen op bestuurlijk en financieel gebied» (zie paragraaf 1.2).
De relatie van de landen van het Koninkrijk met de Europese Unie
Met (vertegenwoordigers van) de regeringen van de beide landen en de bestuurscolleges van de eilandgebieden heb ik gesproken over de relatie van de landen van het Koninkrijk met de Europese Unie (EU).
Momenteel buigen verschillende studiegroepen, zowel in Nederland als in de Nederlandse Antillen en Aruba, zich over de gevolgen van een eventuele wijziging in de relatie van de Nederlandse Antillen en Aruba ten opzichte van de EU. Zij brengen onder andere de gevolgen voor de staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk die de ultraperifere status met zich meebrengt in kaart. Daarnaast richten de studies zich op de financieel-economische consequenties en op de gevolgen die overname van het acquis met zich meebrengt.
Om de politieke discussie over de internationale oriëntatie van de Nederlandse Antillen en Aruba goed te kunnen voeren is het naar mijn mening van groot belang dat alle drie de landen over dezelfde gestructureerde informatie beschikken. Tijdens mijn bezoek heb ik daarom voorgesteld een werkgroep in te stellen, met vertegenwoordigers van en deskundigen uit de drie landen van het Koninkrijk, die de resultaten van de verschillende studies bij elkaar gaat brengen en relevante resterende vragen zal beantwoorden. Op dit moment wordt gewerkt aan een plan van aanpak voor deze werkgroep. Het is mijn bedoeling, en ik hoop hierover ook met de nieuwe Antilliaanse regering binnenkort afspraken te kunnen maken, dat de werkgroep in de eerste helft van 2004 over zijn bevindingen rapporteert. De werkgroep zou kunnen worden ingesteld door de rijksministerraad.
Vervolgens kan op basis van de verzamelde informatie binnen en tussen de drie landen een gedegen discussie worden gevoerd. Deze discussie moet ertoe leiden dat elk land besluit welke status met betrekking tot de EU in principe de meeste wenselijke is. Goed overleg met de koninkrijkspartners staat hierbij voorop en Nederland zal niet besluiten tot wijziging van de relatie met de EU wanneer hiervoor geen steun bestaat bij de Nederlandse Antillen en Aruba.
Voor dit idee heb ik tijdens mijn bezoek brede steun ontvangen en ik ben voornemens hierover op de kortste termijn met beide regeringen afspraken te maken.
De werkgroep Europese Unie vormt een voortraject van de evaluatie van het Statuut die volgend jaar zal plaatsvinden. In het kader van deze evaluatie zullen ook de andere aspecten van de internationale oriëntatie van de Nederlandse Antillen en Aruba nader worden bezien.
Op zondag 29 juni tot en met maandagochtend 30 juni bezocht ik Aruba. Tijdens dit bezoek sprak ik onder andere met de Gouverneur, de minister-president, de voorzitter van de Staten, alsmede met de ministerraad van Aruba. Tevens sprak ik met minister van Justitie Croes.
Onderwerpen die tijdens het kennismakingsbezoek onder andere aan bod zijn gekomen zijn «Aruba en de Europese Unie», 50 jaar Statuut en de rechtshandhaving.
De Arubaanse regering heeft gewezen op de precaire financiële situatie waarin het land verkeert, maar heeft tegelijkertijd aangegeven de met Nederland gemaakte afspraken te zullen nakomen. Ik heb inmiddels de Arubaanse regering schriftelijk gevraagd de financiële bijdrage aan de Kustwacht uiterlijk 1 oktober 2003 te voldoen. (De Nederlandse Antillen hebben inmiddels hun bijdrage voldaan.) Daarnaast zal Aruba zich blijven inspannen om te komen tot een gemeenschappelijk programma rechtshandhaving. Evenals bij de bestaande programma's zal de financiering daarvan via het Fondo Desaroyo Aruba (fonds voor de ontwikkeling van Aruba) lopen. De Arubaanse regering zal mij nog nader informeren over het beleid dat zij met betrekking tot illegalen voert. Na ontvangst van die informatie zal ik de Kamer op de hoogte stellen.
Op maandagmiddag 30 juni sprak ik op Sint Maarten met de Gezaghebbers en de Bestuurscolleges van Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba. Op Curaçao heb ik op zondag 29 juni gesproken met de Gezaghebber en het Bestuurscollege van Bonaire en op dinsdag 1 juli met de Gezaghebber en het Bestuurscollege van Curaçao. In die gesprekken schetsten zij de situatie van de eilandgebieden.
Daarnaast heb ik op dinsdag 1 juli gesproken met (leden van) de ministerraad.
In alle gesprekken in de Nederlandse Antillen is gesproken over de relatie van de landen van het Koninkrijk met de EU en de decentralisatie binnen de Nederlandse Antillen op bestuurlijk en financieel gebied (zie hierna).
In de Nederlandse Antillen zijn veel ontwikkelingen op het terrein van openbare financiën en bestuurlijke vernieuwing, waaronder ook het streven van Sint Maarten naar een status aparte binnen het Koninkrijk.
Tijdens mijn bezoek heb ik aangegeven constructief te willen meedenken over de ontwikkeling van een bestuursstructuur die recht doet aan de positie van de eilanden en de wensen en noden van de bevolking. Dat kan betekenen dat de relaties van de eilanden met het landsbestuur en met Nederland gedifferentieerd vorm krijgen. Ik heb in dat kader voorgesteld een bilaterale werkgroep in te stellen die een inventarisatie moet maken van de initiatieven die op dit moment ondernomen worden op financieel en bestuurlijk terrein.
Het uitgangspunt hierbij is voor mij dat het land de Nederlandse Antillen, zij het mogelijk met andere taken en bevoegdheden, zal blijven bestaan. Hieruit vloeit voort dat de Nederlandse regering geen voorstander is van een status aparte voor Sint Maarten of enig ander eiland.
De werkzaamheden van de werkgroep zullen moeten resulteren in een gemeenschappelijk door de politiek gedragen standpunt ten aanzien van de bestuurlijke en financiële verhoudingen binnen de Nederlandse Antillen. De werkgroep zal daartoe in de eerste plaats een inventarisatie maken van de huidige bestuurlijke en financiële problemen en bezien welke oplossingen reeds zijn aangedragen. Hierbij staan de adviezen van de commissie Havermans voor de invulling van het Solidariteitsfonds en de ingezette decentralisatie van de belastingdienst centraal. De werkgroep zal vervolgens moeten aangeven hoe de implementatie van de adviezen en de decentralisatie van de belastingdienst kunnen worden gerealiseerd. Het eilandsniveau staat centraal bij de werkgroep.
Ik ben voornemens met de nieuwe Antilliaanse regering hierover op korte termijn afspraken te maken. Net als bij de werkgroep die zich gaat verdiepen in de relatie met de EU, is het mijn bedoeling dat in de eerste helft van 2004 de bevindingen van de werkgroep worden gerapporteerd.
In de gesprekken heb ik aangedrongen op de spoedige oprichting van het Ontwikkelingsfonds. Nu het Protocol van Afspraken inzake de oprichting van het Ontwikkelingsfonds aan Antilliaanse zijde is getekend, is het zaak om het implementatietraject voorspoedig te laten verlopen. Verschillende eilandsbesturen hebben die wens onderschreven. Implementatie van het Ontwikkelingsfonds is prioriteit in het overleg met de nieuwe Antilliaanse regering.
Zoals door mij tijdens het algemeen overleg met de vaste commissie NAAZ van 24 juni jl. is toegezegd, heb ik tijdens het bezoek het aanbod van mijn ambtsvoorganger herhaald om de expertise van de Wereldbank in te zetten ten behoeve van de armoedebestrijding. Ik wacht thans het oordeel van het nieuwe kabinet van de Nederlandse Antillen af.
Tijdens het algemeen overleg van 24 juni jl. kwam ook het project «Zeehaven Saba» aan de orde.
In mijn gesprek met het Bestuurscollege van Saba werd duidelijk dat de uiteindelijke ophoging van het budget voor de restauratie van de hoofdpier niet Nafl. 400 000 maar Nafl. 1,6 miljoen zal bedragen. Het Bestuurscollege legt momenteel de laatste hand aan de onderbouwing hiervoor, waarna het verzoek tot ophoging van het budget bij Nederland zal worden ingediend. Ik zal ervoor zorgdragen dat de beoordeling aan Nederlandse zijde zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden om verdere vertraging te voorkomen.
2. Nieuwe regering Nederlandse Antillen
Na de eilandraadsverkiezingen op de Benedenwinden op 9 mei jl., waarbij de FOL een grote overwinning behaalde, is een nieuw Antilliaans kabinet gevormd. Dit kabinet bestaat uit een coalitie van de FOL, PNP, PLKP, DP en UBP. In verband met het strafrechtelijk onderzoek naar de heer A. Godett, partijleider van de FOL, is afgezien van zijn benoeming tot minister-president. In eerste instantie is de heer B. Komproe, tevens minister van Justitie, tijdelijk tot minister-president benoemd. Vervolgens is op 11 augustus mevrouw M. Louisa-Godett, de zus van de heer Godett, beëdigd tot minister en vervolgens door de ministerraad benoemd tot minister-president.
Het Nederlands kabinet volgt deze ontwikkelingen op de voet en beschouwt het aantreden van het nieuwe Antilliaanse kabinet als de uitkomst van het lokale politieke proces. Voor het Nederlandse kabinet staat de inhoud van het te voeren beleid centraal. Om deze reden wacht het Nederlands kabinet met grote belangstelling de afronding af van het regeerakkoord.
Ik heb de premier van de Nederlandse Antillen in een telefoongesprek gevraagd om spoedig overleg over de belangrijkste kwesties die nu spelen.
Ten aanzien van de toezegging in het AO van 24 juni jl. om de activiteiten van STENAPA, een natuur- en milieuorganisatie op Sint Eustatius, onder de aandacht te brengen bij Nederlandse natuurorganisaties middels mijn collega's bij het Ministerie van VROM en OC&W, kan ik u berichten dat deze toezegging is uitgevoerd. Indien dit leidt tot nieuwe initiatieven op het gebied van natuur en milieu op Sint Eustatius, zal ik u daar uiteraard van op de hoogte stellen. Ten overvloede wil ik hierbij vermelden dat financiële ondersteuning met Nederlandse middelen op dit beleidsterrein enkel kan geschieden via het meerjarenprogramma milieu- en natuurbeleid.
4. Verzoek om militaire bijstand
Begin dit jaar zag de minister van Justitie van de Nederlandse Antillen zich geconfronteerd met twee problematieken, te weten die van drugsaanlandingen en vuurwapenbezit. Voor de oplossing daarvan beschikte hij niet over de benodigde personeelscapaciteit. Daarom leek hem de op het eiland reeds aanwezige mariniers een goed alternatief. In maart 2003 heeft de regering van de Nederlandse Antillen derhalve bij de minister van Defensie twee verzoeken ingediend om de mogelijkheid te bezien van militaire bijstand ter handhaving van de inwendige veiligheid op Curaçao, in casu a. het inzetten van mariniers op het land ter observatie van drugsaanlandingen, en b. het inzetten van mariniers om bepaalde wijken tijdelijk af te sluiten terwijl de politie huiszoekingen doet (vuurwapenproblematiek Curaçao). Omdat er eerst meer vragen over deze verzoeken beantwoord moesten worden, is de Kamer hierover niet eerder geïnformeerd. Bovendien gaf de toenmalige minister van Justitie de van de Nederlandse Antillen aan dat het probleem minder urgent was in verband met de verkiezingen ter plaatse en hij ook zonder Nederlandse hulp iets aan de gesignaleerde problematieken had willen doen.
a. Militaire observaties op het land
Het verzoek tot het inzetten van mariniers op het land ten behoeve van de observatie van drugsaanlandingen is naar dezerzijds oordeel van structurele aard in plaats van het tijdelijk lenigen van een (acute) noodsituatie zoals bedoeld in het Koninklijk Besluit van 3 juli 1987, waarin de kaders voor het verlenen van militaire bijstand zijn vastgesteld. Daarnaast is de bedoelde activiteit gericht op het vervullen van een primaire politietaak. De staatssecretaris van BZK en de ministers van Justitie en Defensie hebben daarom op 25 april 2003 de toenmalige minister van Justitie van de Nederlandse Antillen bericht dat dit verzoek niet voor inwilliging in aanmerking kon komen. Overigens moet in het kader van de rechtshandhaving steeds een scherp onderscheid worden gemaakt tussen optreden op het land (primaire taak van politie en douane) en optreden op het water. Bij het optreden op het water heeft de zeemacht een militaire functie en de kustwacht een civiele.
b. Vuurwapenproblematiek op Curaçao
De onderbouwing van het verzoek tot inzet van mariniers bij wijkafsluitingen ter ondersteuning van gerichte zoekacties door de politie liet een aantal belangrijke vragen onbeantwoord. Zo kleefden er onder meer bezwaren aan de voorziene grootschaligheid van de acties, de inzet van militairen tegen de lokale burgerbevolking en het ontbreken van een operationeel plan. Daarom heeft de staatssecretaris van BZK in overleg met de ministers van Defensie en Justitie en de Antilliaanse minister van Justitie besloten tot een expertmissie, die als doel had een advies uit te brengen met betrekking tot de vraag of de beoogde inzet van Nederlandse militaire bijstand wel het meest geëigend was. De aspecten die daarbij zijn meegenomen zijn:
1. vuurwapengeweld;
2. illegaal vuurwapenbezit en vuurwapenhandel;
3. toezicht op legaal vuurwapenbezit;
4. grootschalige justitiële acties.
De expertmissie door twee deskundigen van het regiopolitiekorps Rotterdam-Rijnmond vond begin juni 2003 plaats. Medio juli 2003 werd het advies aangeboden aan onder meer de minister van Justitie van de Nederlandse Antillen en aan mij1. Voorgesteld wordt om onder meer op basis van een goed opgebouwde inlichtingenpositie geclusterde en gerichte (zoek)acties te ondernemen. Hiervoor is naar het oordeel van de experts lokaal voldoende lokale capaciteit beschikbaar. Daarnaast wordt een structurele aanpak van de vuurwapenproblematiek voorgesteld voor bijvoorbeeld opleidingen of andere technische hulpmiddelen. Bij de voorgestelde maatregelen in het advies is overigens de inzet van militaire bijstand niet aan de orde. Het is nu aan de Antilliaanse minister van Justitie beleidsbeslissingen te nemen over de te nemen maatregelen mede in het licht van het advies.
Ik heb de Antilliaanse minister van Justitie inmiddels naar zijn standpunt over het advies gevraagd en ik wacht nu eerst zijn reactie af. Indien de Antilliaanse regering voor de uitvoering van de voorgestelde maatregelen een beroep wil doen op Nederland, bestaat de bereidheid een bijdrage te leveren in het kader van het op te stellen programma rechtshandhaving. De aanpak van de ernstige vuurwapencriminaliteit is, mede gezien het aanzienlijke aantal dodelijke slachtoffers en de vermoedelijke verbondenheid met drugscriminaliteit, ook voor Nederland van belang. Ik wijs erop dat onder meer door de inzet van het RST Nederland al een aanzienlijke bijdrage levert aan de recherchecapaciteit in de Nederlandse Antillen. Door de minister van BZK is in overleg met de Antilliaanse autoriteiten besloten tot versterking van het RST. In het kader van de totstandkoming van het programma rechtshandhaving wordt bezien of additionele versterking nodig is.
5. Samenwerking politiekorpsen
Politiesamenwerking is een belangrijk onderdeel van de samenwerking op het terrein van de rechtshandhaving tussen Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba. De laatste jaren ligt de nadruk op activiteiten met betrekking tot terrorisme en drugskoeriers. Daarnaast betekent de forse inzet voor het recherchesamenwerkingsteam (RST) dat de Nederlandse Antillen en Aruba kunnen beschikken over hoogwaardige recherchecapaciteit voor de bestrijding van georganiseerde en zware criminaliteit. Nederland ondersteunt de politiekorpsen van de Nederlandse Antillen en Aruba bij de verdere opbouw van hun eigen recherchecapaciteit, in het bijzonder door middel van opleidingen. Ook wordt gewerkt aan een project dat er toe moet leiden dat het Politiekennisnet voor de Antilliaanse en Arubaanse korpsen beschikbaar komt.
Thans wordt met de Nederlandse Antillen gesproken over de totstandkoming van een samenhangend programma voor samenwerking in de gehele rechtshandhavingsketen. Samenwerking op het terrein van de politie zal daarin zijn plaats krijgen.
Naar aanleiding van de roofmoord in Tilburg op 18 juli jl. is de discussie weer opgelaaid over de moeizame integratie van een deel van in Nederland verblijvende Antilliaanse jongeren, de hieraan ten grondslag liggende oorzaken en de mogelijke remedies. Met de Minister voor Vreemdelingenbeleid en Integratie heb ik afgesproken dat binnenkort bestuurlijk overleg zal plaatsvinden tussen de meest betrokken bewindslieden en vervolgens met de relevante gemeentebesturen, en dat u daarna een brief zal ontvangen over de aanpak van de overheid en de bereikte resultaten tot nu toe.
7. Overheidsfinanciën van de Nederlandse Antillen en Aruba
Het IMF voert om de twee jaar op zowel de Nederlandse Antillen als Aruba een Artikel IV consultatie uit, een missie waarbij de overheidsfinanciën worden doorgelicht en het financieel-economische beleid wordt beoordeeld. Op Aruba vond deze missie plaats in december 2002, op de Nederlandse Antillen in maart jl.
Zoals gebruikelijk worden deze rapporten na verschijning aan de Kamer toegezonden. Naar aanleiding van de bevindingen van het IMF1 informeer ik u in deze brief over de overheidsfinanciën van de Nederlandse Antillen en Aruba.
Voor 2003 wordt door het IMF, net als in 2002, een geringe reële economische groei verwacht van circa een half procent. In 2002 kwam de economische groei met name tot stand door de groei van het toerisme op Curaçao. Ten opzichte van 2002 lijkt het toerisme dit jaar verder toe te nemen, waardoor de verwachting van het IMF realistisch lijkt.
De overheidsfinanciën zijn in 2002 sterk verslechterd, met een begrotingstekort van 5,5 procent van het BBP en een overheidsschuld die bijna 80 procent van het BBP bedraagt. Het IMF ziet geen enkele ruimte meer voor het inzetten van extra overheidsuitgaven om de economische groei te stimuleren, zoals de Antilliaanse regering van plan is met het Fonds Economische Vernieuwing waarvoor ANG 100 miljoen is gereserveerd. Het IMF pleit voor het reduceren van de overheidsuitgaven, onder andere door hervorming van het relatief dure zorgstelsel, het indammen van (inefficiënte) stichtingen met overheidstaken en het doorvoeren van belastinghervormingen. Zonder ombuigingen zal het tekort in 2003 uitkomen op circa 7 procent van het BBP. Omdat de wisselkoers van de ANG is gekoppeld aan de US dollar, wordt de rentevoet op de Nederlandse Antillen sterk beïnvloed door de renteontwikkelingen in de Verenigde Staten. Zodra de rente in de Verenigde Staten weer gaat stijgen, zal de rente op de Nederlandse Antillen eveneens weer omhoog moeten. In dat geval zullen de rentelasten van de Antilliaanse overheid explosief stijgen en dreigt de overheidsschuld onfinancierbaar te worden.
Naast het onder controle houden van de overheidsuitgaven, pleit het IMF voor het nemen van structurele maatregelen die zullen leiden tot een krachtig herstel van de economische groei. Op dit moment vormen het hoge kostenniveau en de omvangrijke bureaucratie, ondanks verschillende inspanningen onder voorgaande kabinetten, belangrijke obstakels voor een krachtige economische groei. De Antilliaanse overheid kan deze obstakels door middel van structurele maatregelen wegnemen. Hierbij gaat het onder meer om het privatiseren van de overheidsnv's, het verder liberaliseren van de arbeidsmarkt, het verder afbouwen van de marktbescherming en het vereenvoudigen van regelgeving.
Sinds medio jaren negentig heeft geregeld overleg plaatsgevonden tussen de Antilliaanse regering en het IMF over de totstandkoming van een structureel aanpassingsprogramma. In het jaar 2000 kwam voor een korte periode een dergelijk programma tot stand, waarbij Nederland op advies van het IMF aanvullende liquiditeitssteun ad Euro 69 mln ter beschikking heeft gesteld. De Antilliaanse regering heeft sinds eind 2001 geen prioriteit meer gegeven aan het komen tot een aanpassingsprogramma onder auspiciën van het IMF. Als gevolg van de opstelling van de Antilliaanse regering lijkt er geen uitzicht meer te zijn op de totstandkoming en uitvoering van een IMF-programma, zoals bedoeld in de afspraken tussen Nederland en de Nederlandse Antillen van 2000.
Nederland blijft voorstander van een blijvende betrokkenheid van het IMF en ondersteunt onverkort de adviserende rol van het IMF. Nederland is wat dat betreft voorstander van een vraaggestuurd model: de inzet van het IMF is alleen effectief als de Antilliaanse autoriteiten daar zelf om vragen. Aanvullende begrotingssteun van Nederlandse kant kan alleen overwogen worden als er sprake is van structurele maatregelen die uitzicht bieden op economisch herstel. Voorlopig is dat niet het geval.
Recentelijk heeft de President van de Bank van de Nederlandse Antillen mijn ambtgenoot van Financiën en mij geïnformeerd over het rapport betreffende de schuldenproblematiek dat onder zijn voorzitterschap is opgesteld. Dit rapport dringt aan op krachtige maatregelen van de Antilliaanse regering om de overheidstekorten en -schuld terug te dringen en wijst op mogelijkheden voor Nederland om een dergelijk beleid te ondersteunen. De Nederlandse regering wacht thans het standpunt van de Antilliaanse regering over dit rapport af.
De economische neergang in de Verenigde Staten en de gevolgen van 11 september 2001 hebben het toerisme op Aruba doen verminderen. Dit, aangevuld met forse dalingen in private en publieke investeringen in de periode 1999–2001, heeft ertoe geleid dat na jaren van economische groei de Arubaanse economie in 2001 en 2002 negatieve groeipercentages realiseerde van 1,2 en 3,8 procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Voor 2003 acht het IMF in haar artikel IV rapportage een groeipercentage van 4,4 procent haalbaar. Deze prognose is gebaseerd op een verwachting van een sterke stijging in zowel de private als de publieke investeringen, aangevuld met een bescheiden groei in het toerisme van circa 4 procent. Als gevolg van de oorlog in Irak van begin dit jaar en de voortdurende problematische situatie in Venezuela zullen de toeristenaantallen en de private investeringen achterblijven bij de verwachtingen van het IMF. Hierdoor is het waarschijnlijk dat de groei in Aruba aanzienlijk lager zal uitvallen dan 4,4 procent. Op grond van de huidige beschikbare gegevens lijkt slechts een zeer beperkte groei haalbaar.
De openbare financiën zijn in 2002 sterk verslechterd. In 2002 bedroeg het gerealiseerde begrotingstekort 4,9 procent van het BBP. Het sterk opgelopen tekort valt toe te schrijven aan enerzijds minder inkomsten en anderzijds sterk gestegen uitgaven. De teruggang aan de inkomstenzijde wordt vooral veroorzaakt door de economische recessie. De gestegen uitgaven komen vooral voor rekening van de Algemene Ziektekostenverzekering (AZV). Daarnaast nam de overheidsschuld toe door uitgaven in verband met de hotelgarantieproblematiek. Per ultimo 2002 bedroeg de overheidsschuld 37,9 procent van het BBP.
Het IMF stelt dat beheersing van de overheidsfinanciën de kern van het overheidsbeleid voor de komende jaren moet zijn. Wat betreft de uitgavenkant adviseert het IMF hervorming van de ambtelijke dienst, hervorming van het ambtenarenpensioenfonds en uiteraard maatregelen in de gezondheidszorg.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28600-IV-19.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.