nr. 23
BRIEF VAN HET LID DIJKSMA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 oktober 2003
Aan het eind van het debat over mijn intitatiefwetsvoorstel over sponsoring
van scholen, zegde ik toe Uw Kamer nog een brief te schrijven over de inwerkingtreding
van het wetsvoorstel. Deze toezegging lost ondergetekende in met deze brief,
die tegelijkertijd nog enige andere aspecten zal belichten.
Ondergetekende is zeer gelukkig met het amendement van het lid Lambrechts
op stuk nr. 17. Daarmee krijgen de beide Kamers de gelegenheid om een oordeel
te geven over de algemene maatregel van bestuur voordat deze van kracht wordt
en dat is ook wenselijk omdat het convenant bepalingen kent in termen van
fatsoensnormen, die niet één-op-één juridisch
kunnen worden vertaald. Ondergetekende zal het betreffende amendement dan
ook, evenals het eerdere amendement van de heer Slob op stuk nr. 13, overnemen
(indien geen der leden zich daartegen verzet). Het is vervolgens niet aan
de indiener van het wetsvoorstel maar aan de minister om een algemene maatregel
van bestuur op te stellen en daarmee kan zij een aanvang maken uiterlijk zodra
de Tweede Kamer het wetsvoorstel eventueel aanneemt. Het is desgewenst voorstelbaar
dat ondergetekende hierbij op enigerlei wijze wordt betrokken.
De heer Van der Vlies vroeg naar de beoogde inwerkingtreding van de initiatiefwet.
Ondergetekende wil dat de inwerkingtreding geschiedt zo snel mogelijk nadat
beide Kamers het wetsvoortsel hebben aangenomen. Indien de beide Kamers het
wetsvoorstel hebben aangenomen en de wet is gepubliceerd in het Staatsblad
is het wetsvoorstel wet geworden. Het wetsvoorstel bepaalt echter in artikel
VI dat de wet in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Het zou wenselijk zijn dat dit zo snel mogelijk daarna geschiedt. Inhoudelijk
wil ondergetekende niet wachten tot het huidige convenant is afgelopen, want
als zij daarin voldoende vertrouwen had, was zij niet met dit initiatief gekomen.
Het antwoord op de vraag naar de inwerkingtreding, luidt dus zo snel mogelijk
na aanname door beide Kamers.
De minister heeft ook in de tweede termijn op 10 september jl. nog niet
veel duidelijkheid verschaft over de aard en omvang van activiteiten die de
convenantpartners hebben ondernomen in het kader van de communicatiestrategie.
De minister zegde toe om schriftelijk naar de Kamer te reageren. Eerder sprak
de minister zelf van een informatie-offensief. Ondergetekende vraagt nogmaals
aan de minister om de Kamer op de hoogte te stellen van de wijze waarop betrokken
convenantpartners actief werk gemaakt hebben van het zogenaamde informatie-offensief.
Het lijkt de indiener van groot belang dat de Kamer deze informatie ontvangt
alvorens zij overgaat tot de stemming over het wetsvoorstel. Het informatie-offensief
was immers voor de critici van het wetsvoorstel een belangrijke reden om een
positieve grondhouding ten opzichte van de werking van het huidige convenant
te handhaven.
Het onderhavige wetsvoorstel is eigenlijk een soort van preventie/achtervang
voor situaties waarbij het convenant onvoldoende zekerheid biedt tot handhaving
van de morele normen die partijen onderling zijn overeengekomen. Tijdens de
algemene politieke beschouwingen heeft de heer Van der Vlies terecht zorgen
geuit over een billboard met reclame voor 06-sexlijnen langs de A4 en een
tv-programma dat werk in de prostitutie voor jongeren als mogelijkheid onder
de aandacht bracht. De heer Van der Vlies stelde dat de seculiere moraal wordt
gedragen door zelfbinding en noemde dat haar zwakte en ontoereikenheid. Met
de heer Van der Vlies maakt de indiener zich zorgen over de fundamentele leefregels
in het publieke domein, maar is het niet wenselijk om ook de risico's van
zelfbinding in het onderwijs onder ogen te zien? Een aantal leden heeft gezegd
dat het met de toename van sponsoring in het basis- en voortgezet onderwijs
niet zo'n vaart zal lopen. Het recente voorstel van KPN om aan alle scholen
bepaalde computervoorzieningen te bieden bewijst het tegendeel. Vrij breed
is vanuit de Tweede Kamer op dit initiatief met ongerustheid gereageerd. In
ras tempo dreigt het bedrijfsleven zich te storten op de schoolmarkt. NL-tree
heeft en tegenbod aangekondigd. Beide trachten op deze wijze scholen aan zich
te binden. Na drie jaar gewenningsperiode zal de afhankelijkheid van KPN groot
zijn. KPN heeft ruiterlijk toegegeven na deze periode afspraken te willen
maken – ook met de minister – over de voorwaarden waaronder contracten
kunnen worden verlengd. Dat scholen dan moeten gaan betalen en dan in de problemen
komen omdat zij de beschikbare middelen inmiddels anders hebben besteed is
voorspelbaar. Mocht de minister van Onderwijs haar fiat geven aan deze aanbieding,
dan zullen alle scholen in Nederland in één klap te maken kunnen
krijgen één telecombedrijf dat de onderwijsmarkt gaat overheersen.
Dit wetsvoorstel komt dus niet te vroeg, maar net op tijd.
Dijksma