28 508
Voorstel van wet van het lid Noorman-den Uyl tot wijziging van de Algemene bijstandswet, de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ en de Wet inkomstenbelasting 2001 in verband met het opnemen in de Algemene bijstandswet van de mogelijkheid om aanvullende inkomensondersteuning te verlenen aan personen die langdurig een inkomen hebben ter hoogte van het sociaal minimum en die vooralsnog geen uitzicht hebben op inschakeling in de arbeid (Wet lang-laag)

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Algemene bijstandswet de mogelijkheid op te nemen om aan personen die langdurig een inkomen ter hoogte van het sociaal minimum hebben en vooralsnog geen uitzicht hebben op inschakeling in de arbeid aanvullende inkomensondersteuning te verlenen te behoeve van noodzakelijke kosten die door reservering plegen te worden bekostigd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met algemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Algemene bijstandswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 39 wordt onder vernummering van het derde lid tot vierde lid een lid ingevoegd, luidende:

3. Aan een persoon van 18 jaar en ouder, doch jonger dan 65 jaar, kan bijzondere bijstand, als bedoeld in het tweede lid, slechts worden verleend ten behoeve van kosten in verband met chronische ziekten, woonlasten, collectieve ziektekostenregelingen, zorg voor kinderen, of deelname aan sociaal culturele activiteiten en aannemelijk is dat deze kosten worden gemaakt.

B

In hoofdstuk IV De hoogte van de bijstand wordt na artikel 41 van Afdeling 2 Bijzondere bijstand een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 2A. AANVULLENDE INKOMENSONDERSTEUNING

Artikel 41a

1. Burgemeester en wethouders verlenen op aanvraag aanvullende inkomensondersteuning.

2. Recht op aanvullende inkomensondersteuning heeft diegene die:

a. gedurende een ononderbroken periode van 36 maanden een inkomen heeft dat niet hoger is dan de voor hem van toepassing zijnde bijstandsnorm, bedoeld in artikel 30, eerste lid, vermeerderd of verminderd met de op hem van toepassing zijnde verhoging of verlaging van de bijstandsnorm, bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling1, paragraaf 3 en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft;

b. gedurende de onder a bedoelde periode naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende heeft meegewerkt aan het verkrijgen of behouden van arbeid;

c. op het tijdstip waarop de onder a bedoelde periode is bereikt naar het oordeel van burgemeester en wethouders binnen een periode van 12 maanden volgend op dat tijdstip geen uitzicht heeft op inschakeling in de arbeid;

d. binnen 6 weken na een periode, als bedoeld onder a, een aanvraag voor aanvullende inkomensondersteuning heeft ingediend;

e. na een periode, als bedoeld onder a, binnen een periode van 12 maanden niet voor aanvullende inkomensondersteuning in aanmerking is gekomen, en

f. op het tijdstip waarop de onder a bedoelde periode is bereikt, geen aanspraak heeft op een gehele of gedeeltelijke uitkering op grond van de Werkeloosheidswet, de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten of de Algemene Ouderdomswet.

3. Bij de vaststelling van het inkomen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, wordt eerder verstrekte aanvullende inkomensondersteuning buiten beschouwing gelaten.

4. De aanvullende inkomensondersteuning wordt verleend met ingang van de datum waarop een periode, als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, is bereikt.

5. In afwijking van het tweede lid heeft eveneens recht op aanvullende inkomensondersteuning degene:

a. die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van tenminste 80%;

b. voor wie bij de laatste arbeidsongeschiktheidsbeoordeling is afgezien van het arbeidsdeskundig onderzoek; en

c. die voldoet aan het tweede lid, onderdelen a, b, d en e.

Artikel 41b

De aanvullende inkomensondersteuning bedraagt voor gehuwden € 454,=, voor een alleenstaande ouder € 408,= en voor een alleenstaande € 318,= per jaar.

C

In artikel 61 wordt «artikel 49 en artikel 54» vervangen door: artikel 41b, artikel 49 en artikel 54.

D

In artikel 130, vierde lid, wordt «artikelen 3, eerste lid, onder a, b en c» vervangen door: artikelen 3, eerste lid, onder a, b, c en f.

ARTIKEL II

De wet financiering Abw, IOAW en IOAZ wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

g. aanvullende inkomensondersteuning als bedoeld in artikel 41a van de Abw.

2. In het derde lid wordt «onder a tot en met e» vervangen door: onder a tot en met f.

B

In artikel 5, eerste lid, wordt de zinsnede «met dien verstande dat geen uitkering wordt verstrekt voor op grond van artikel 74 van de Abw verleende algemene bijstand» vervangen door: met dien verstande dat geen uitkering wordt verstrekt voor aanvullende inkomensondersteuning, als bedoeld in artikel 41a van de Abw, of op grond van artikel 74 van de Abw verleende algemene bijstand.

ARTIKEL III

In artikel 3 104 van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel f door een komma, een zinsnede toegevoegd, luidende: waaronder begrepen een uitkering als bedoeld in artikel 41a van de Algemene bijstandswet; .

ARTIKEL IV

Burgemeester en wethouders kunnen beslissen af te wijken van artikel 41a, tweede lid, onderdeel d, van de Algemene bijstandswet ten aanzien van personen die:

a. gedurende de periode van 1 januari 2002 tot de datum van inwerkingtreding van deze wet, de periode, bedoeld in artikel 41a, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene bijstandswet bereiken, en

b. vanaf 1 januari 2002 geen bijzondere bijstand op grond van artikel 39, tweede lid van de Algemene bijstandswet hebben kunnen ontvangen ten behoeve van andere kosten dan bedoeld in artikel 39, derde lid, van de Algemene bijstandswet, en

c. de aanvraag voor de aanvullende inkomensondersteuning indienen tot uiterlijk 12 weken na de datum van inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL V

Bijzondere bijstand die aan een persoon van 18 jaar en ouder, doch jonger dan 65 jaar, wordt verleend op grond van artikel 39, tweede lid, van de Algemene bijstandswet ten behoeve van andere kosten dan kosten dan bedoeld in artikel 39, derde lid, van de Algemene bijstandswet, wordt uiterlijk met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip beëindigd.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL VII

Deze wet wordt aangehaald als: Wet lang-laag.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Naar boven