28 498 Het Internationaal Strafhof

Nr. 24 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 december 2011

Hierbij doen wij u, ingevolge Artikel 5 van de Goedkeuringswet voor het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (ICC)1, de voorlopige agenda toekomen van de Tiende Vergadering van Statenpartijen (Vergadering). De Vergadering heeft dit najaar zitting van 12 tot en met 21 december in New York. Tevens maken wij van de gelegenheid gebruik om u te informeren over de laatste stand van zaken omtrent de verschillende zaken voor het Strafhof.

1. Het Internationaal Strafhof in 2011

Universaliteit

Kaapverdië, de Malediven, de Filippijnen, Tunesië en Grenada ratificeerden in 2011 het Statuut van Rome, waarmee op dit moment 119 staten partij zijn bij het Statuut. Nederland zal universele ratificatie en implementatie van het Statuut actief blijven bevorderen, zowel bilateraal als samen met de Europese Unie.

Situaties en zaken voor het Hof

Er zijn rechtszaken gaande tegen zes personen: Thomas Lubanga (Democratische Republiek Congo, verdacht van het ronselen van kindsoldaten), Jean-Pierre Bemba (voormalig vice-president van de Democratische Republiek Congo, verdacht van oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid in de Centraal Afrikaanse Republiek), Mathieu Chui en Germain Katanga (Democratische Republiek Congo, verdacht van oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid) en Abdellah Banda en Mohammed Jerbo (Sudan, verdacht van oorlogsmisdrijven). Tien verdachten, onder wie de leider van de Lord’s Resistance Army Joseph Kony (Uganda) en de Sudanese president Omar Hassan Ahmad Al Bashir (Sudan) zijn nog op vrije voeten. Tijdens het opstellen van deze brief waren er volop ontwikkelingen rond de twee Libische ICC-verdachten waaronder Saif al-Islam Qaddafi (Libië). Op 30 november is voormalig Ivoriaans president Laurent Gbagbo overgedragen aan het ICC en overgebracht naar Den Haag waar hij zal worden berecht. Van zeven andere zaken wordt de aanklacht momenteel bevestigd. Het gaat hier om zaken uit Kenia en de Democratische Republiek Congo. Onderstaand volgt een overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen in 2011 ten aanzien van de zaken voor het Hof.

– Sudan/Darfur

In maart 2009 heeft het ICC een aanhoudingsbevel uitgevaardigd tegen president al-Bashir wegens oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid. In juli 2010 werd een tweede aanhoudingsbevel tegen hem uitgevaardigd wegens genocide. Naast president al-Bashir zijn ook aanhoudingsbevelen uitgevaardigd tegen Ahmed Harun (de gouverneur van Zuid-Kordofan) en Ali Kushaib (voormalig Janjaweed-militieleider). Zij worden verdacht van oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid.

Niet naleving van het aanhoudingsbevel tegen president Bashir door ICC statenpartijen blijft een probleem. In 2011 heeft president al-Bashir drie landen bezocht die het statuut van Rome hebben geratificeerd. Op 8 mei 2011 bracht de Sudanese president een bezoek aan Djibouti, op 8 augustus bezocht hij Tsjaad en op 14 oktober was hij aanwezig bij een regionale COMESA-top in Malawi. Het was de tweede keer dat president Bashir een bezoek bracht aan Tsjaad. In alle drie gevallen heeft Nederland de betreffende landen bilateraal en in EU-verband aangesproken op hun verplichtingen onder het statuut van Rome. Mede op verzoek van Nederland heeft Hoge Vertegenwoordiger Ashton in al deze gevallen haar bezorgdheid uitgesproken voor het niet naleven van het ICC aanhoudingsbevel. De arrestatie van de Sudanese president wordt gehinderd door de opstelling van de Afrikaanse Unie (AU). In juli 2009 heeft de AU besloten om niet mee te werken aan het aanhoudingsbevel van het ICC tegen president al-Bashir. Een positieve ontwikkeling is het oordeel van het Keniaanse High Court van 28 november 2011 dat Kenia verplicht is het ICC-aanhoudingsbevel tegen Bashir uit te voeren. Het is belangrijk dat Nederland en de internationale gemeenschap aandacht blijven geven aan reisbewegingen van al-Bashir en andere ICC-verdachten. Enkele eerdere reizen van de president werden afgezegd, mede na protest van Nederland en de internationale gemeenschap.

– Libië

Op 26 februari 2011 nam de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties resolutie 1970 unaniem aan. In deze resolutie verwees de Veiligheidsraad de situatie in Libië door naar het International Strafhof. In reactie op deze doorverwijzing heeft het Strafhof drie arrestatiebevelen uitgevaardigd tegen voormalig Libisch staatshoofd Muammar Qaddafi, een van zijn zoons, Saif al-Islam Qadaffi, en voormalig hoofd van de Libische veiligheidsdienst Abdullah al-Senussi. Na het overlijden van Muammar Qaddafi richt het ICC zich op overlevering van de twee overgebleven verdachten. Nederland vindt het belangrijk dat de twee resterende Libische verdachten terecht staan voor de misdrijven waarvan zij verdacht worden. Libië en het ICC dienen hierover te overleggen in de context van hun bestaande verplichtingen onder het internationaal recht. Tijdens het bezoek van de Minister van Buitenlandse Zaken aan Libië op 13 november 2011 heeft Nederland dit standpunt wederom uitgedragen.

– Democratische Republiek Congo (DRC)

Op 19 april 2004 verwees de DRC de situatie in het land door naar de aanklager. Naar aanleiding hiervan zijn arrestatiebevelen uitgevaardigd tegen Thomas Lubanga, Germain Katanga en Matthieu Ngudjolo Chui, Bosco Ntaganda en Callixte Mbarushimana.

Op 25 en 26 oktober van dit jaar vonden de slotpleidooien in de Lubanga zaak plaats. Einde 2011 of begin 2012 wordt een oordeel van de rechters verwacht in deze zaak. Dit zal de eerste uitspraak van het ICC zijn. In oktober 2010 vaardigde het ICC een aanhoudingsbevel uit tegen Callixte Mbarushimana. Diezelfde maand werd betrokkene in Frankrijk aangehouden en op 25 januari 2011 werd hij door de Franse autoriteiten overgedragen aan het ICC.

– Kenia

Op 31 maart 2010 gaf de Kamer van Vooronderzoek van het ICC de Aanklager toestemming om een onderzoek te starten naar het verkiezingsgeweld van 2007 en 2008 in Kenia.

Op 8 maart 2011 vaardigde het ICC een oproep tot verschijning uit voor 6 Keniaanse betrokkenen. In september en oktober 2011 verschenen alle betrokkenen vrijwillig voor het Hof om aanwezig te zijn bij de zittingen ter bevestiging van de aanklacht. Het Strafhof heeft rechtsmacht over de situatie in Kenia omdat het land statenpartij is bij het Hof. Kenia heeft de ontvankelijkheid van het ICC aangevochten maar de rechters van het Hof hebben in mei 2011 geoordeeld dat het Hof wel ontvankelijk is. Op korte termijn zal het Hof zich uitspreken of er voldoende bewijsmateriaal is om over te gaan tot vervolging van de zes betrokkenen. Deze zaak ligt in Kenia gevoelig omdat betrokkenen belangrijke politieke en maatschappelijke posities in het land bekleden.

– Ivoorkust

Op 3 oktober 2011 hebben de rechters van het ICC toestemming gegeven aan de aanklager om onderzoek te doen naar oorlogsmisdrijven en misdaden tegen de menselijkheid in Ivoorkust in de nasleep van de verkiezingen van 28 november 2010. Na de verkiezingen vonden gevechten plaats tussen aanhangers van voormalig president Laurent Gbagbo en huidige president Alassane Ouattara. Op 30 november 2011 is voormalig president Gbagbo overgedragen aan het Internationaal Strafhof in Den Haag. Hij wordt aangeklaagd voor misdaden tegen de menselijkheid waaronder moord, verkrachting en andere vormen van seksueel geweld gepleegd in Ivoorkust tussen 16 december 2010 en 12 april 2011.

Voorlopige onderzoeken

Naast de strafrechtelijke activiteiten in hierboven uiteengezette strafzaken, analyseert het Hof situaties in Colombia, Georgië, Afghanistan, Guinee en de Palestijnse Gebieden. Ingevolge het complementariteitsbeginsel zullen deze situaties in eerste instantie op nationaal niveau worden berecht. Pas als dat niet lukt, zal het ICC een rol kunnen spelen ten aanzien van de hoofdverantwoordelijken. De Aanklager van het ICC volgt de ontwikkelingen in deze landen en gebieden nauwgezet.

In 2009 heeft de Palestijnse Autoriteit het ICC een verklaring overgelegd naar aanleiding van de Israëlische inval in Gaza. In de verklaring aanvaardt de Palestijnse Autoriteit de rechtsmacht van het ICC. Alleen staten zijn bevoegd een dergelijke verklaring te overleggen. De aanklager onderzoekt daarom momenteel of de Palestijnse Autoriteit hiertoe bevoegd is. Alleen als dat het geval is, en ook aan overige voorwaarden voor uitoefening van rechtsmacht is voldaan, zou de Aanklager een onderzoek kunnen beginnen uit eigen beweging of na verwijzing door een statenpartij.

Nederland blijft zich inzetten om de samenwerking tussen staten en het ICC, in het bijzonder ten aanzien van de uitvoering van aanhoudingsbevelen, te bevorderen. Nederland vraagt hiervoor regelmatig aandacht in bilaterale ontmoetingen, alsook in multilateraal verband.

Permanente huisvestiging en huurkosten tijdelijke huisvesting

Voor de bouw van de permanente huisvesting van het Internationaal Strafhof is een architect geselecteerd. De voorbereidingen voor het bouwrijp maken van het terrein van de Alexanderkazerne zijn in volle gang. De planning is om september 2012 te starten met de nieuwbouw. Bij de bouw van de permanente huisvesting voor het Strafhof werken het kabinet, de gemeente en het Strafhof nauw samen. Oplevering van de nieuwbouw wordt eind 2015 verwacht.

Nederland heeft in 1998 aangeboden om de kosten van de huisvesting van het Hof de eerste tien jaar op zich te nemen. Nederland heeft aan die afspraak voldaan door de kosten van de tijdelijke huisvesting van het ICC van 1 juli 2002 tot 1 juli 2012 te betalen. Op 31 oktober jl. heeft Nederland aangeboden de kosten van de tijdelijke huisvesting van het ICC voor de tweede helft van 2012 (ongeveer 3 miljoen euro) ook voor zijn rekening te nemen. Nederland zal zich de komende jaren wederom maximaal inspannen om aan de behoeften van het Internationaal Strafhof tegemoet te komen. Het zal zich, conform de motie Pechtold c.s. over de huisvesting van het Internationaal Strafhof (nummer 85, 24 november 2011), een goed gastheer tonen.

2. De 10e Vergadering van Statenpartijen

De belangrijkste onderwerpen die aan de komende Vergadering zullen worden voorgelegd zijn de volgende.

Study Group on Governance

Vorig jaar is besloten tot de instelling van een Study Group on Governance (SGG) om tot voorstellen te komen voor verbeteringen van het institutioneel raamwerk. Voorzitter is de Nederlandse Permanent Vertegenwoordiger voor het ICC. De groep heeft tien aanbevelingen opgesteld. De belangrijkste daarvan zijn een oproep aan de rechters om een uniform kader voor herstelbetalingen aan slachtoffers op te stellen en een voorstel voor een effectievere indeling van de Kamers van het Hof. Tijdens de Vergadering zal zowel een besluit worden genomen over deze voorstellen als over de toekomst van de SGG. De Statenpartijen stellen voor het mandaat van de SGG met (tenminste) een jaar te verlengen. Nederland steunt dit voorstel gegeven het belang en de resultaten van deze dialoog.

Working group on amendments

Nederland heeft in 2009 voorgesteld om terrorisme als misdrijf op te nemen in het Statuut van Rome. In 2011 werd het Nederlandse voorstel tweemaal besproken in de Working Group on Amendments van het ICC. Vooralsnog bestaat onder de statenpartijen van het ICC geen steun voor opname van terrorisme als misdrijf in het Statuut van Rome.

Aanstelling van nieuwe voorzitter van de Vergadering van Statenpartijen

Tijdens de 10e Vergadering zal een nieuwe voorzitter van de Vergadering worden gekozen. De Liechtensteinse ambassadeur bij de VN Christian Wenaweser zal naar verwachting worden opgevolgd door de Estse ambassadeur Tiina Intelmann. Nederland steunt deze voordracht.

Verkiezing nieuwe aanklager en zes nieuwe rechters

Tijdens de komende Vergadering zal een nieuwe aanklager en zullen zes nieuwe rechters (van de in totaal achttien) worden gekozen. De personele bezetting van het Hof zal daarmee vanaf volgende zomer fors anders zijn. De partijstaten bij het ICC hebben in totaal 18 kandidaat rechters voorgedragen voor 6 vacante posities. Voor de functie van aanklager van het Hof staan 4 kandidaten op een shortlist. Het gaat hierbij om de huidige plaatsvervangend aanklager van het Hof, Fatou Bensouda, uit Gambia, Robert Petit uit Canada, Mohammed Othman uit Tanzania en Andrew Cayley uit het Verenigd Koninkrijk. Nederland zal zich bij de keuze voor de kandidaten laten leiden door een inhoudelijke beoordeling van hun capaciteiten.

Budget

Het budget voor 2012 dient te worden goedgekeurd. Het ICC heeft een budgetvoorstel gedaan waarin wordt uitgegaan van een stijging van ongeveer 13% van 104 tot 118 miljoen Euro. Deze toename wordt veroorzaakt door de toenemende kosten voor de verdediging van verdachten enerzijds en een toenemende werklast van het Strafhof anderzijds. Afgelopen jaar heeft de VN Veiligheidsraad het Hof rechtsmacht gegeven over de situatie in Libië. Daarnaast zal het Strafhof, zoals hierboven reeds gemeld, voormalig president Gbagbo vervolgen. Nederland vindt met andere Statenpartijen een stijging van het budget van 13% te hoog. Het Committee on Budget and Finance (CBF) van de Vergadering heeft geadviseerd om het voorgestelde budget met 5.5 miljoen Euro naar beneden bij te stellen (112 miljoen Euro). Het budget zou daarmee stijgen met ongeveer 8%. Besparingen kunnen worden gerealiseerd op de interne organisatie van het Hof. Voor Nederland zijn de aanbevelingen van het CBF een goed vertrekpunt voor de discussie over het budget. Het ICC is een relatief jonge organisatie waarvan de werklast nog groeit. In dat licht is een bescheiden toename van het budget van het ICC op zijn plek. Niettemin zal Nederland samen met andere landen en het ICC tijdens de ASP kijken waar het Hof verdere besparingen zou kunnen realiseren.

Side event complementariteit

Tijdens de Vergadering organiseert Nederland samen met België een bijeenkomst over complementariteit. Tijdens deze bijeenkomst zullen de resultaten van een eerder gehouden expertmeeting gepresenteerd worden. De expertmeeting georganiseerd samen met België en Slovenië, maakt deel uit van een breder proces om tot een multilateraal instrument te komen dat de strafrechtelijke samenwerking tussen staten op het gebied van opsporing en vervolging van internationale misdrijven verbetert.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


X Noot
1

Stb. 2001, 343, 17 juli 2001.

Naar boven