28 494
Wijziging van Hoofdstuk III van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening en van afdeling 5 van titel 7 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 26 februari 2003

Artikel I, onder A, van het voorstel van wet komt te luiden:

A

Artikel 14 komt te luiden:

Artikel 14

1. De in artikel 2, onder a en b, bedoelde personen mogen geen gebruik maken van hun bevoegdheid tot uitoefening van de artsenijbereidkunst zolang de inspecteur binnen wiens ambtsgebied zij zich ter uitoefening van hun beroep vestigen, hen niet, met het oog op het toezicht op de uitvoering van deze wet, op hun verzoek heeft ingeschreven in het register van gevestigde apothekers, van apotheekhoudende artsen of van tweede apothekers.

2. Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet voor apothekers en apotheekhoudende artsen in dienstbetrekking bij de zeemacht of de landmacht. Het verbod geldt evenmin voor apothekers in dienstbetrekking bij de in artikel 2, eerste lid, onder d, bedoelde personen, binnen de grenzen van de aan deze personen verleende vergunningen.

3. De inschrijving in het register van gevestigde apotheker, van apotheekhoudende artsen of van tweede apothekers geschiedt voor elke apotheek waarin door of in opdracht van de ingeschreven de artsenijbereidkunst wordt uitgeoefend.

Toelichting

Op grond van artikel 14 van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening (WOG) ontleent een apotheker (dat wil zeggen: degene die staat ingeschreven in het krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) ingestelde register van apothekers) de bevoegdheid tot uitoefening van de artsenijbereidkunst aan de inschrijving van de in dat artikel bedoelde registers van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Het gaat daarbij optisch om drie categorieën van apothekers: de gevestigde, de tweede en de waarnemende apothekers. Waarnemende apothekers zijn in de praktijk altijd hetzij gevestigde apothekers hetzij tweede apothekers en dus als zodanig al geregistreerd door de Inspectie.

Ook apothekersassistenten (dat wil zeggen: degenen die krachtens de Wet BIG bevoegd zijn die titel te voeren) kunnen hun beroep in een apotheek eerst uitoefenen nadat zij zijn ingeschreven in het register van apothekersassistenten van de Inspectie. Daarbij controleert de Inspectie aan de hand van hun diploma of zij bevoegd zijn de titel van apothekersassistent te voeren. Apothekersassistenten die in een apotheek werken, zijn altijd in dienst van een apotheker, een apotheekhoudende arts of een apotheekhoudende rechtspersoon. Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om vooraf te controleren of de betrokkenen in het bezit zijn van het diploma op grond waarvan zij bevoegd zijn tot het voeren van de titel van apothekersassistent. Het ligt niet in de rede dit ook nog eens door de Inspectie te laten doen.

Aangezien zowel de registratie als waarnemend apotheker als de registratie als apothekersassistent door de Inspectie veel administratieve handelingen met zich brengen, maar in het licht van het toezicht op de kwaliteit van de beroepsbeoefening geen meerwaarde heeft, wordt voorgesteld deze registraties uit de wet te schrappen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. J. de Geus

Naar boven