28 484
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima

D
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 7 augustus 2002 en het nader rapport d.d. 3 oktober 2002, aangeboden aan de Koningin door de minister van Justitie. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 10 juni 2002, no.02.002647, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een nota van wijziging op het voorstel van wet van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima, met toelichting.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 10 juni 2002, nr. 02.002647, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake de bovenvermelde nota van wijziging rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 7 augustus 2002, W03.02.0241/I, bied ik U hierbij aan.

De nota van wijziging bevat drie onderwerpen. Ten eerste worden de maximale boetebedragen in het Wetboek van Strafrecht (WvS) en de Algemene wet rijksbelastingen aangepast aan de geldontwaarding. Ten tweede wordt onderdeel 1° van artikel 304 WvS (mishandeling onder verzwarende omstandigheden) uitgebreid met het begrip «levensgezel». Ten derde worden de bepalingen over de verhoging met een derde van de maximumstraf bij recidive, die nu nog slechts gelden voor de in de artikelen 421 tot en met 423 WvS genoemde delicten, van toepassing op alle misdrijven.

De Raad van State maakt naar aanleiding van de nota van wijziging een opmerking over de plaats van de voorgestelde recidivebepalingen in het WvS. De Raad meent dat in verband daarmee aanpassing van de nota van wijziging wenselijk is.

1. Plaats van de recidiveregeling in het Wetboek van Strafrecht

De recidiveregeling bevindt zich thans in het deel over de misdrijven (boek II), in de artikelen 421 tot en met 423 WvS.

De schakelbepaling in artikel 91 WvS, die de bepalingen van de artikelen 1 tot en met 77kk WvS op in andere wetten strafbaar gestelde feiten van toepassing verklaart is niet van toepassing op de recidiveregeling. Thans is de recidiveregeling slechts van toepassing op een beperkte groep in de artikelen 421 tot en met 423 omschreven delicten, namelijk misdrijven uit winstbejag of met bedrieglijk oogmerk gepleegd (artikel 421 WvS), geweldsmisdrijven (artikel 422 WvS), en belediging (artikel 423 WvS).

De voorgestelde wijziging heeft tot doel de toepasbaarheid van recidiveregeling uit te breiden tot alle misdrijven, ongeacht of deze zijn opgenomen in het WvS dan wel in bijzondere strafwetten. In het voorgestelde artikel 422 WvS worden in het bijzonder als afzonderlijke categorieën genoemd de misdrijven omschreven in de Opiumwet en de misdrijven omschreven in de Wet wapens en munitie.

Omdat het voorstel tot doel heeft de recidiveregeling meer algemeen te maken verdient het om redenen van wetgevingssystematiek de voorkeur deze regeling in het algemeen deel te plaatsen. Daarbij verdient plaatsing in titel III (uitsluiting en verhoging van strafbaarheid) vóór het huidige artikel 44 WvS (strafverhoging wegens ambtelijke hoedanigheid) de voorkeur.

Het college adviseert de artikelen 421 tot en met 423 WvS onder te brengen in titel III van boek I WvS, tussen de artikelen 43 en 44.

1. Plaats van de recidiveregeling in het Wetboek van Strafrecht

Aan het advies van de Raad is gevolg gegeven. De voorgestelde verplaatsing van de recidiveregeling heeft geleid tot een gewijzigde indeling van de nota van wijziging, alsmede tot een aanvulling daarvan in onderdeel G, waarin wordt voorgesteld de titel waarin de huidige recidiveregeling is neergelegd te laten vervallen.

De voorgestelde verplaatsing is nader toegelicht in het algemeen deel van de toelichting. Daarbij zijn de eerder voorgestelde artikelen 421, 422 en 423 Sr vervangen door de artikelen 43a, 43b en 43c Sr. In het artikelsgewijze deel van de toelichting wordt bij onderdeel G het voorstel toegelicht de titel waarin de recidiveregeling thans is neergelegd te laten vervallen.

2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

2. Redactionele kanttekeningen

De twee kanttekeningen bij de nota van wijziging zijn verwerkt in de door de Raad aangegeven zin. De verplaatsing van de artikelen 117 tot en met 117b Sr naar het voorgestelde artikel 43b, onderdeel 2°, Sr, is toegelicht in de eerste alinea van de artikelsgewijze toelichting bij onderdeel B.

De eerste kanttekening bij de toelichting heeft niet tot aanpassingen geleid, omdat de regering van oordeel is dat in het algemeen deel van de toelichting reeds voldoende duidelijk tot uitdrukking komt dat de voorgestelde recidiveregeling ook van toepassing is op geheel voorwaardelijke veroordelingen die niet ten uitvoer zijn gelegd. De tweede kanttekening bij de toelichting is verwerkt in de door de Raad aangegeven zin.

3. Overige aanpassingen

Na ommekomst van het advies van de Raad van State is nog in twee uitbreidingen van de nota van wijziging voorzien. In de eerste plaats wordt in een nieuw onderdeel D voorgesteld de maximumstraffen voor het opzettelijk verstoren van de rust door middel van valse alarmkreten of valse signalen en voor misbruik van een alarmnummer voor publieke diensten te verhogen (artikel 142 Sr). Dit voorstel is genoemd in de eerste alinea van het algemeen deel van de toelichting en nader toegelicht in het artikelsgewijze deel van de toelichting.

Tevens wordt in een nieuw onderdeel F voorgesteld in artikel 336 Sr de gevangenisstraf van een jaar te verhogen naar twee jaren. Dit voorstel is genoemd in de eerste alinea van het algemeen deel van de toelichting en nader toegelicht in het artikelsgewijze deel van de toelichting. Ten slotte zijn op enkele plaatsen redactionele aanpassingen van ondergeschikte aard aangebracht.

De Raad van State geeft in overweging de nota van wijziging aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State,

E. L. Berg

Ik moge u verzoeken in te stemmen met toezending van de gewijzigde nota van wijziging en de gewijzigde toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 7 augustus 2002, no.W03.02 0241/I, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

Nota van wijziging

– In artikel AA, aangezien het voorgestelde artikel 421 van het Wetboek van Strafrecht (WvS) ten onrechte imperatief is geformuleerd, het zinsdeel «wordt, onverminderd artikel 10, met een derde verhoogd» vervangen door: kan, onverminderd artikel 10, met een derde worden verhoogd.

– In artikel BB, de in de opsomming van de beledigingsdelicten welke in elk geval als gelijksoortig worden aangemerkt onder 3° opgenomen artikelen 117, 117a, en 117b WvS verplaatsen naar de onder 2° opgenomen opsomming van geweldsdelicten welke in elk geval als gelijksoortig worden aangemerkt, aangezien voornoemde artikelen geweldsdelicten betreffen.

Toelichting

– In het algemeen deel van de toelichting onder «herziening recidiveregeling» duidelijker laten uitkomen dat de recidiveregeling ook van toepassing wordt op geheel voorwaardelijke veroordelingen die niet zijn tenuitvoergelegd.

– In het algemeen deel van de toelichting onder «herziening recidiveregeling», in de eerste alinea, vermelden dat de motie van de leden Nicolaï, Van Oven en Van de Camp op 13 november 2001 door de Tweede Kamer der Staten-Generaal is aangenomen.

Naar boven