28 484
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima

nr. 40
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID VOS TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 33

Ontvangen 22 april 2003

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Na artikel IV wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IVA

Aan artikel 122 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Bij veroordeling wegens een gedraging in strijd met de voorschriften vastgesteld bij of krachtens de artikelen 36, eerste lid, en 37 kan de schuldige, indien hij het feit heeft begaan in de uitoefening van beroep of bedrijf, worden ontzet van het recht om dieren te houden voor de duur van ten hoogste een jaar.

Toelichting

In de huidige wetgeving ontbreekt de mogelijkheid om als bijkomende straf een verbod op te kunnen leggen aan houders van dieren die zich bedrijfsmatig schuldig maken aan dierenmishandeling- en verwaarlozing. Dit amendement biedt de rechter die mogelijkheid. Dit amendement strekt ertoe lucratieve dierenhandelaren en fokkerijen, die dieren verwaarlozen ten behoeve van hun eigen gewin, in hun inkomsten te treffen door hen het recht te ontnemen om gedurende een bepaalde periode, te weten ten hoogste een jaar, dieren te houden. De tekst van de bijkomende straf luidt thans zodanig, dat duidelijker is geworden, dat overtreding hiervan onder artikel 195 van het Wetboek van Strafrecht valt. De veroordeelde die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van het verbod, maakt zich alsdan schuldig aan het in voornoemd artikel opgenomen misdrijf.

Vos

Naar boven