28 484
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima

nr. 31
MOTIE VAN HET LID GRIFFITH

Voorgesteld in het Wetgevingsoverleg van 1 juni 2004

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat verhoging van de strafmaxima niet automatisch leidt tot verandering van de maatschappelijke aanvaardbaarheid bij bepaalde delicten;

van mening, dat de samenleving gebaat is bij daadwerkelijk opsporingsonderzoek en toepassing van opsporingsbevoegdheden bij die delicten die maatschappelijk onaanvaardbaar worden geacht;

van mening, dat een verlaging van de termijn voor de toepassing van voorlopige hechtenis de ernst van de strafbare feiten benadrukt en ruimte biedt aan opsporings- en vervolgingsinstanties om de criminaliteit daadwerkelijk te bestrijden;

verzoekt de regering onderzoek te doen naar de mogelijkheden, het nut en de noodzaak van verlaging van de voorlopige hechtenis teneinde de criminaliteit op een adequate manier te bestrijden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Griffith

Naar boven