28 484
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima

nr. 21
AMENDEMENT VAN DE LEDEN WOLFSEN EN DE PATER-VAN DER MEER

Ontvangen 19 mei 2004

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Artikel II komt als volgt te luiden:

ARTIKEL II

De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 112 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «130, tweede lid,» vervangen door: 130, derde lid.

2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt aan het slot «, of» vervangen door een puntkomma en wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door «of», een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. van wie ingevolge artikel 123, eerste lid, onderdeel g, het rijbewijs ongeldig is verklaard, gedurende een bij algemene maatregel van bestuur bepaalde periode.

3. In het tweede lid wordt «onderdelen b, c en d» vervangen door: onderdelen b, c, d en e.

B

Artikel 115 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt «130, tweede lid» vervangen door: artikel 130, derde lid.

2. In het eerste lid wordt «131, derde lid, onderdeel b,» vervangen door: 131, derde lid, onderdeel b, en achtste lid,.

C

Artikel 123 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

g. door ongeldigverklaring door het CBR in de bij algemene maatregel van bestuur genoemde gevallen voor alle categorieën waarvoor het rijbewijs is afgegeven.

2. Onder vernummering van het tweede tot het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van het eerste lid, onderdeel g, en het derde lid.

D

Artikel 130 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met het vijfde lid tot het derde tot en met het zesde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Indien de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen constateren dat er sprake is van een geval, genoemd in de krachtens artikel 123, eerste lid, onderdeel g, vastgestelde algemene maatregel van bestuur, doen zij hiervan schriftelijk mededeling aan het CBR. Bij ministeriële regeling kunnen hiervoor nadere regels worden gesteld.

2. In het vierde lid wordt «de in het tweede lid bedoelde vordering» vervangen door: de in het derde lid bedoelde vordering.

3. In het vijfde lid wordt «In geval van toepassing van het tweede lid» vervangen door: In geval van toepassing van het derde lid.

4. In het zesde lid wordt «Voor de toepassing van het eerste, tweede en derde lid» vervangen door: Voor de toepassing van het eerste, tweede, derde en vierde lid.

E

Artikel 131 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdeel a, wordt «artikel 130, derde lid» vervangen door: artikel 130, vierde lid.

2. In het derde lid, onderdeel b en c, en het vijfde lid wordt «artikel 130, tweede lid» telkens vervangen door: artikel 130, derde lid.

3. Het zevende en achtste lid worden vernummerd tot tiende en elfde lid.

4. Er worden drie leden ingevoegd, luidende:

7. Indien het een mededeling betreft als bedoeld in artikel 130, tweede lid, verklaart het CBR het rijbewijs van betrokkene zo spoedig mogelijk ongeldig in alle daarvoor in die algemene maatregel van bestuur genoemde gevallen voor alle categorieën waarvoor het rijbewijs geldig is. De ongeldigheidverklaring vindt plaats ongeacht of wegens een eerdere overtreding krachtens artikel 130 een maatregel betreffende de rijvaardigheid of de geschiktheid is opgelegd. Het CBR doet van de ongeldigverklaring mededeling aan betrokkene.

8. De ongeldigverklaring is van kracht met ingang van de zevende dag na die waarop het besluit tot ongeldigverklaring aan de houder van het rijbewijs is bekend gemaakt.

9. De houder van het ongeldig verklaarde rijbewijs dient dat rijbewijs, zodra de ongeldigverklaring van kracht is geworden, in te leveren bij het CBR.

5. In het tiende lid wordt «eerste en vijfde lid» vervangen door: eerste, vijfde en zevende lid.

6. In het elfde lid wordt «het vierde en het vijfde lid» vervangen door: het vierde, vijfde en zevende lid.

7. De voordracht voor een krachtens artikel 123, eerste lid, onderdeel g,vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

F

In artikel 134, vierde lid, wordt «artikel 130, tweede lid,» vervangen door: artikel 130, derde lid,.

G

In artikel 161, eerste lid, wordt «ingevolge een der artikelen 130 tweede lid,» vervangen door: ingevolge artikel 130, derde lid,.

H

Artikel 175 komt te luiden:

Artikel 175

1. Overtreding van artikel 6 wordt gestraft met:

a. gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie, indien het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;

b. gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie, indien het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

2. Indien de schuld bestaat in roekeloosheid, wordt overtreding van artikel 6 gestraft met:

a. gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;

b. gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie, indien het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

3. Indien de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel, gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid, of indien het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden, kunnen de in het eerste en tweede lid bepaalde gevangenisstraffen met de helft worden verhoogd.

I

In artikel 177, eerste lid, onderdeel a, wordt «130, tweede lid, 132, vijfde lid,» vervangen door: artikel 130, derde lid, 131, negende lid, 132, vijfde lid,.

II

Na artikel IV worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IVA

Op feiten, genoemd in de krachtens artikel 123, eerste lid, onderdeel g, van de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde algemene maatregel van bestuur, geconstateerd voor de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel C, van deze wet, zijn de artikelen 130, tweede lid, en 131, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die komen te luiden na de inwerkingtreding van artikel II, onderdelen D en E, van deze wet, niet van toepassing.

ARTIKEL IVB

Indien artikel I, onderdeel KK, van de wet van 18 april 2002 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot de rijvaardigheid en rijbevoegdheid (Stb. 250) eerder in werking treedt dan artikel II van deze wet, komt artikel II, onderdeel F, van deze wet als volgt te luiden:

F

In artikel 134, zevende lid, wordt «artikel 130, tweede lid,» vervangen door: artikel 130, derde lid,.

III

Artikel V komt als volgt te luiden:

ARTIKEL V

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Toelichting

Algemeen

Dit amendement beoogt het aantal van ongeveer 250 doden en een veelvoud aan gewonden dat per jaar valt als gevolg van gebruik van alcohol in het verkeer terug te dringen. Daartoe is gezocht naar een aanscherping van de bestuursrechtelijke afdoening van de overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW 1994) – rijden onder invloed – op twee onderdelen.

Allereerst heeft dit amendement een omkering van de bewijslast voor de (on)geschiktheid voor deelname aan het verkeer tot gevolg. Thans dient de overheid na melding van de overtreding door middel van een psychiatrisch onderzoek aan te tonen dat de verkeersdeelnemer ongeschikt is voor verkeersdeelname alvorens tot ongeldigverklaring over kan worden gegaan. Dit amendement beoogt het rijbewijs «automatisch» ongeldig te verklaren bij de tweede geconstateerde overtreding van artikel 8 WVW1994 binnen 5 jaar. Met deze tweede overtreding heeft men aangetoond niet geschikt te zijn voor die vormen van verkeersdeelname waar het rijbewijs voor is vereist. Het is vervolgens aan de overtreder om aan te tonen dat hij na een bepaalde periode weer geschikt is voor deelname. Dit kan volgens de bestaande procedure middels een door de overtreder aan te vragen en te bekostigen psychiatrisch onderzoek. Opnieuw afrijden is niet vereist omdat de rijvaardigheid bij dit misdrijf niet in het geding is.

De tweede aanscherping betreft het moment van ingrijpen. Anders dan nu het geval, is de tweede geconstateerde overtreding van artikel 8 WVW1994 binnen 5 jaar, ongeacht de mate van die overtreding, het moment waarop het rijbewijs ongeldig wordt verklaard. De waarschuwing die is uitgegaan van de eerste overtreding is dan kennelijk niet afdoende geweest.

De ernst van het delict, mede in het licht van de verhoogde kans op een ongeluk met ernstige gevolgen (voor derden), de zeer geringe pakkans voor dit delict (statistisch heeft men bij twee geconstateerde overtredingen van artikel 8 WVW1994 een aanzienlijk aantal keren vaker met te veel drank op gereden) en het thans breed gedragen morele besef dat (te veel) alcohol en verkeer niet samengaan, rechtvaardigen deze aanscherping.

De ongeldigverklaring van het rijbewijs bij recidivisten heeft tot doel deze groep te beletten een tweede keer te recidiveren. Voorts wordt van de onderhavige aanscherping een preventieve werking verwacht. Met de heldere regel dat bij de tweede keer gepakt worden voor rijden onder invloed het rijbewijs moet worden ingeleverd, bestaat de hoop en verwachting dat de drempel om met (te veel) alcohol achter het stuur te stappen bij velen wordt verhoogd. Daartoe is wel vereist dat deze regel, al dan niet in samenhang met de overige reeds bestaande bestuursrechtelijke maatregelen, middels brede publieksvoorlichting bekend wordt gemaakt. Deze voorlichting kan worden bekostigd uit de te verwachten bezuinigingen op de door de overheid te verrichten en te bekostigen psychiatrische onderzoeken.

Dit amendement laat de huidige strafrechtelijke regelgeving rond rijden onder invloed ongewijzigd. Ook bestuursrechtelijk blijft de regelgeving, voorzover niet aangescherpt met dit amendement, ongewijzigd. Dit betekent dat ook de EMA-cursus blijft bestaan, echter alleen voor first offenders vanaf een bepaald promillage.

Dit amendement beoogt een beperkte aanpassing van de huidige bestuursrechtelijke regelgeving op het gebied van het verkeersrecht. De politie heeft reeds een meldingsplicht aan het CBR bij constatering van een aantal misdrijven, waaronder rijden onder invloed in een aantal gevallen.

In het bij algemene maatregel van bestuur aangegeven geval van een tweede overtreding van artikel 8 WVW1994 gaat het CBR over tot ongeldigverklaring van het rijbewijs. De betrokken houder wordt niet langer geschikt geacht een motorvoertuig te besturen. Met de toekenning van de bevoegdheid aan het CBR wordt vooruitgelopen op de bepalingen met betrekking tot de toekenning van bevoegdheden aan het CBR die zijn opgenomen in de wet van 18 april 2002 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot de rijvaardigheid en rijbevoegdheid (Stb. 250), die naar verwachting nog in 2004 in werking zullen treden.

Van de ongeldigverklaring zal aantekening worden gemaakt in het Centraal Rijbewijzen- en Bromfietscertificatenregister. Hiervoor zal het in Reglement rijbewijzen een voorziening worden getroffen.

Het bovenstaande betekent dat betrokkene, wil hij weer kunnen beschikken over een geldig rijbewijs, eerst moet aantonen weer geschikt te zijn. In de praktijk zal dat betekenen dat betrokkene bij de aanvraag voor een nieuw rijbewijs een verklaring van geschiktheid zal moeten overleggen. De voorgestelde wijziging van artikel 112, eerste lid, bepaalt dat, indien er sprake is van ongeldigverklaring op grond van artikel 123, eerste lid, onder g, een rijbewijs pas kan worden afgegeven nadat een bij algemene maatregel van bestuur bepaalde periode is verstreken. Bij algemene maatregel van bestuur zal verder worden bepaald op welke wijze deze aanvraagprocedure zal plaatsvinden, aan welke voorwaarden betrokkene zal moeten voldoen en welke bescheiden hij voor de aanvraag van een nieuw rijbewijs zal moeten overleggen.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Voorgesteld wordt het eerste lid van artikel 112 uit te breiden met een nieuw onderdeel e. Hierin wordt bepaald dat, gedurende een bij algemene maatregel van bestuur bepaalde periode, geen rijbewijs wordt afgegeven aan een persoon van wie het rijbewijs op grond van artikel 123, eerste lid, onderdeel g, ongeldig is verklaard.

Artikel I, onderdeel C

In het voorgestelde artikel 123, eerste lid, onderdeel g, wordt bepaald dat in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen het rijbewijs door het CBR ongeldig wordt verklaard. Het betreft hier derhalve een gebonden beschikking. Het CBR heeft geen beleidsvrijheid om in de aangegeven gevallen een andere beslissing te nemen dan ongeldigverklaring van het rijbewijs en voor een andere duur dan aangegeven in de algemene maatregel van bestuur. In de desbetreffende algemene maatregel van bestuur, het Reglement rijbewijzen, zal moeten worden aangegeven in welke gevallen het CBR overgaat tot ongeldigverklaring. Het is in ieder geval de bedoeling dat voorzien wordt in ongeldigverklaring indien ten aanzien van betrokkene binnen een periode van vijf jaren tweemaal overtreding van artikel 8, dan wel de artikelen 160, vijfde lid, 163, tweede, zesde, achtste of negende lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is geconstateerd. De ongeldigverklaring betreft alle categorieën waarvoor het rijbewijs is afgegeven.

Onderdeel D

Op grond van het voorgestelde artikel 130, tweede lid, zijn de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen verplicht om in de bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen mededeling te doen aan het CBR. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld betreffende de uitoefening van deze bevoegdheid.

Onderdeel E

In het voorgestelde nieuwe artikel 131, zevende lid, wordt de verdere procedure aangegeven. Na ontvangst van de mededeling als bedoeld in artikel 130, tweede lid, gaat het CBR zo spoedig mogelijk over tot ongeldigverklaring van het rijbewijs. Tegen deze ongeldigverklaring staan volgens de Algemene wet bestuursrecht de gebruikelijke rechtsmiddelen open van bewaar en beroep. Expliciet is bepaald dat deze ongeldigverklaring ook wordt uitgesproken indien naar aanleiding van de eerdere geconstateerde overtreding op grond van artikel 131 een maatregel met betrekking tot de rijvaardigheid of geschiktheid is opgelegd.

Het voorgestelde achtste lid bepaalt dat na ongeldigverklaring betrokkene het rijbewijs dient in te leveren bij het CBR.

De overige voorgestelde wijzigingen betreffen verwijzingen naar gewijzigde artikelleden.

Artikel II

In dit artikel wordt het overgangsrecht geregeld. Vanwege de toch vergaande consequenties zullen de voorstellen geen betrekking hebben op constateringen van overtredingen genoemd in de in artikel 123, eerste lid, onderdeel g, bedoelde algemene maatregel van bestuur, gedaan voor de inwerkingtreding van de voorstellen.

Artikel III

Voordat de voorstellen uit artikel II (afgezien van onderdeel H), IVa en IVb van de wet in werking kunnen treden, zal ook moeten zijn voorzien in de benodigde wijzigingen van het Reglement rijbewijzen en diverse ministeriële regelingen. Met het oog hierop is alsnog de voorziening opgenomen dat kan worden bepaald dat deze artikelen op een ander tijdstip in werking treden dan de overige onderdelen van de wet.

Wolfsen

De Pater-van der Meer

Naar boven