28 484
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima

nr. 19
AMENDEMENT VAN HET LID WOLFSEN

Ontvangen 19 mei 2004

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I wordt na onderdeel Ya een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Yb

Na artikel 350b wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 350c

Hij die een werk van kunst of een cultuurgoed, dat in een museum of anderszins publiekelijk wordt getoond of als decoratief element deel uitmaakt van een gebouw, opzettelijk en wederrechtelijk beschadigt, vernielt of weg maakt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of een geldboete van de vierde categorie.

Toelichting

Dit amendement heeft als oogmerk het strafmaximum voor de moedwillige beschadiging en vernieling, dan wel het weghalen van voor publiek tentoongesteld kunstwerk of (een ander) cultuurgoed (verder: kunstbeschadiging) te verhogen van twee naar vier jaar. Onder de huidige wetgeving geniet kunst geen extra bescherming en valt beschadiging of vernieling hiervan onder artikel 350 Sr. Dit artikel kent een strafmaximum van twee jaar, met als bijkomend gevolg dat voorlopige hechtenis voor dit delict niet mogelijk is. Ook het opleggen van de maatregel TBS bij een (gedeeltelijk) ontoerekeningsvatbare dader is praktisch niet mogelijk.

Uit onderzoek in opdracht van het ministerie van OCW (criminaliteit en preventie in Nederlandse musea uit 2000) blijkt dat in één jaar tijd bij 227 Nederlandse musea sprake was van 161 beschadigde objecten waarvan in 68% van de gevallen sprake was van opzettelijke beschadiging.

Het strafmaximum geeft uitdrukking aan de ernst die de wetgever toekent aan een bepaald delict. Om verscheidene redenen is het vernielen van publiek tentoongestelde kunst een ernstiger inbreuk op de rechtsorde dan vernieling van een willekeurig goed en verdient dit, in navolging van andere bijzondere zaken, aparte strafrechtelijke bescherming. Allereerst dient te worden gewezen op de uniciteit van een kunstwerk. Een kunstwerk is onvervangbaar en kan na vernieling vrijwel nooit in de originele staat worden hersteld; het proces van de totstandkoming kan niet worden verdisconteerd in de restauratie. Voorts is een kunstwerk veelal een object met een ziel, een idee, een uitstraling of een boodschap. Kunstbeschadiging wordt als gevolg hiervan als veel ernstiger ervaren dan de vermogensschade die de beschadiging van een willekeurig goed tot gevolg heeft. Daarnaast wordt menig kunstwerk ervaren als publiek bezit; «De verwoeste stad» van Zadkine is van vele Rotterdammers, de Nachtwacht van vele Nederlanders (en andere wereldburgers). Beide voorbeelden illustreren eveneens de symbolische waarde van sommige kunstwerken. Echter, de terrorist die het klaarspeelt om de nachtwacht – als symbool voor Nederland – te vernielen kan maximaal twaalf uur door de politie worden opgehouden, alvorens weer vrijgelaten te worden. Ten slotte kan de kwetsbaarheid worden genoemd: publieke tentoonstelling brengt automatisch kwetsbaarheid met zich. Gezien het voorgaande is een strafmaximum van vier jaar voor kunstbeschadiging proportioneel.

De strafbaarstelling van zaaksbeschadiging heeft tot doel het ongestoorde gebruik van de zaak door de eigenaar te beschermen. Vanwege de bovenstaand weergegeven argumenten weegt deze bescherming voor een publiek kunstwerk zwaar. Echter, het beschermd belang van een publiek kunstwerk is meeromvattend. Hieronder dient namelijk tevens te worden begrepen de bescherming van cultuuruitingen (als bijdrage aan het menselijk welzijn) en de bescherming van de vrijheid van meningsuiting van de kunstenaar. Met de aparte strafbedreiging voor kunstbeschadiging wordt aan voornoemd onderscheid tevens uitdrukking gegeven.

De reikwijdte van dit amendement is beperkt tot de doleuze kunstbeschadiging. Verder beperkt het zich tot werken die voor publiek tentoongesteld zijn, ongeacht of de eigenaar van het werk of tentoonstellingsruimte de overheid of een particulier is. Vanwege het ontbreken van het publieke karakter vallen werken in depot en werken in niet-publieke ruimtes niet onder werking van dit artikel. Het begrip kunst laat zich lastig definiëren. Dit amendement beoogt een ruime invulling te geven aan de verzameling te beschermen objecten. Daarom is naast het begrip kunst tevens het begrip cultuurgoed opgenomen. Er zijn voorwerpen denkbaar die niet als kunst, maar wel als cultuurgoed moeten worden aangemerkt, zoals voorwerpen van kunstnijverheid. Het voorwerp moet in ieder geval een expressieve werking hebben en zijn ontstaan als gevolg van een creatief proces. Decoratieve elementen in gebouwen zijn in ieder geval aan te merken als cultuurgoederen en vallen onder de werking van dit amendement. Een gebouw als geheel kan onder omstandigheden eveneens worden gedefinieerd als cultuurgoed, maar valt buiten de reikwijdte vanwege inperkingsproblemen (valt het ingooien van ruit van dit gebouw onder de werking?) en voorts omdat artikel 352 Sr. gebouwen reeds een bijzondere bescherming biedt.

Strafrecht is in essentie altijd reactief en dient als ultimum remedium te worden ingezet. Het kwaad is dan al geschied. Het belang van preventie kan daarom niet voldoende worden benadrukt. Echter, vanwege de openbaarheid, kwetsbaarheid en uitstraling van kunstwerken zijn zij extra kwetsbaar. De voorbeelden van kunstbeschadiging uit het verleden zijn veelal van beschadigingen door mensen met een psychische stoornis, die vanwege het specifieke karakter kunst als object van hun vernielingsdrift hebben gekozen. Het hogere strafmaximum voor kunstbeschadiging geeft uitdrukking aan de mate van afkeuring van het feit, heeft een appaiserende werking ten opzichte van het publiek dat zich mede slachtoffer voelt (dit gedrag wordt niet getolereerd), biedt generale preventie (al mogen de verwachtingen van de werking van dit element niet te hoog zijn), en kan helpen voorkomen dat de dader recidiveert, bijvoorbeeld door de mogelijkheid van voorlopige hechtenis in welke periode psychische hulp kan worden georganiseerd.

Het idee om het strafmaximum voor kunstbeschadiging te verhogen is door minister Korthals Altes afgewezen. De hoogleraar strafrecht Kelk heeft het onderwerp recentelijk weer op de agenda geplaatst. De indiener van dit amendement is professor Kelk op dit onderwerp schatplichtig.

Wolfsen

Naar boven