nr. 19
AMENDEMENT VAN HET LID WOLFSEN
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I wordt na onderdeel Ya een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Yb
Na artikel 350b wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 350c
Hij die een werk van kunst of een cultuurgoed, dat in een museum of anderszins
publiekelijk wordt getoond of als decoratief element deel uitmaakt van een
gebouw, opzettelijk en wederrechtelijk beschadigt, vernielt of weg maakt,
wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of een geldboete
van de vierde categorie.
Toelichting
Dit amendement heeft als oogmerk het strafmaximum voor de moedwillige
beschadiging en vernieling, dan wel het weghalen van voor publiek tentoongesteld
kunstwerk of (een ander) cultuurgoed (verder: kunstbeschadiging) te verhogen
van twee naar vier jaar. Onder de huidige wetgeving geniet kunst geen extra
bescherming en valt beschadiging of vernieling hiervan onder artikel 350 Sr.
Dit artikel kent een strafmaximum van twee jaar, met als bijkomend gevolg
dat voorlopige hechtenis voor dit delict niet mogelijk is. Ook het opleggen
van de maatregel TBS bij een (gedeeltelijk) ontoerekeningsvatbare dader is
praktisch niet mogelijk.
Uit onderzoek in opdracht van het ministerie van OCW (criminaliteit en
preventie in Nederlandse musea uit 2000) blijkt dat in één jaar
tijd bij 227 Nederlandse musea sprake was van 161 beschadigde objecten waarvan
in 68% van de gevallen sprake was van opzettelijke beschadiging.
Het strafmaximum geeft uitdrukking aan de ernst die de wetgever toekent
aan een bepaald delict. Om verscheidene redenen is het vernielen van publiek
tentoongestelde kunst een ernstiger inbreuk op de rechtsorde dan vernieling
van een willekeurig goed en verdient dit, in navolging van andere
bijzondere zaken, aparte strafrechtelijke bescherming. Allereerst dient te
worden gewezen op de uniciteit van een kunstwerk. Een kunstwerk is onvervangbaar
en kan na vernieling vrijwel nooit in de originele staat worden hersteld;
het proces van de totstandkoming kan niet worden verdisconteerd in de restauratie.
Voorts is een kunstwerk veelal een object met een ziel, een idee, een uitstraling
of een boodschap. Kunstbeschadiging wordt als gevolg hiervan als veel ernstiger
ervaren dan de vermogensschade die de beschadiging van een willekeurig goed
tot gevolg heeft. Daarnaast wordt menig kunstwerk ervaren als publiek bezit;
«De verwoeste stad» van Zadkine is van vele Rotterdammers, de
Nachtwacht van vele Nederlanders (en andere wereldburgers). Beide voorbeelden
illustreren eveneens de symbolische waarde van sommige kunstwerken. Echter,
de terrorist die het klaarspeelt om de nachtwacht – als symbool voor
Nederland – te vernielen kan maximaal twaalf uur door de politie worden
opgehouden, alvorens weer vrijgelaten te worden. Ten slotte kan de kwetsbaarheid
worden genoemd: publieke tentoonstelling brengt automatisch kwetsbaarheid
met zich. Gezien het voorgaande is een strafmaximum van vier jaar voor kunstbeschadiging
proportioneel.
De strafbaarstelling van zaaksbeschadiging heeft tot doel het ongestoorde
gebruik van de zaak door de eigenaar te beschermen. Vanwege de bovenstaand
weergegeven argumenten weegt deze bescherming voor een publiek kunstwerk zwaar.
Echter, het beschermd belang van een publiek kunstwerk is meeromvattend. Hieronder
dient namelijk tevens te worden begrepen de bescherming van cultuuruitingen
(als bijdrage aan het menselijk welzijn) en de bescherming van de vrijheid
van meningsuiting van de kunstenaar. Met de aparte strafbedreiging voor kunstbeschadiging
wordt aan voornoemd onderscheid tevens uitdrukking gegeven.
De reikwijdte van dit amendement is beperkt tot de doleuze kunstbeschadiging.
Verder beperkt het zich tot werken die voor publiek tentoongesteld zijn, ongeacht
of de eigenaar van het werk of tentoonstellingsruimte de overheid of een particulier
is. Vanwege het ontbreken van het publieke karakter vallen werken in depot
en werken in niet-publieke ruimtes niet onder werking van dit artikel. Het
begrip kunst laat zich lastig definiëren. Dit amendement beoogt een ruime
invulling te geven aan de verzameling te beschermen objecten. Daarom is naast
het begrip kunst tevens het begrip cultuurgoed opgenomen. Er zijn voorwerpen
denkbaar die niet als kunst, maar wel als cultuurgoed moeten worden aangemerkt,
zoals voorwerpen van kunstnijverheid. Het voorwerp moet in ieder geval een
expressieve werking hebben en zijn ontstaan als gevolg van een creatief proces.
Decoratieve elementen in gebouwen zijn in ieder geval aan te merken als cultuurgoederen
en vallen onder de werking van dit amendement. Een gebouw als geheel kan onder
omstandigheden eveneens worden gedefinieerd als cultuurgoed, maar valt buiten
de reikwijdte vanwege inperkingsproblemen (valt het ingooien van ruit van
dit gebouw onder de werking?) en voorts omdat artikel 352 Sr. gebouwen reeds
een bijzondere bescherming biedt.
Strafrecht is in essentie altijd reactief en dient als ultimum remedium
te worden ingezet. Het kwaad is dan al geschied. Het belang van preventie
kan daarom niet voldoende worden benadrukt. Echter, vanwege de openbaarheid,
kwetsbaarheid en uitstraling van kunstwerken zijn zij extra kwetsbaar. De
voorbeelden van kunstbeschadiging uit het verleden zijn veelal van beschadigingen
door mensen met een psychische stoornis, die vanwege het specifieke karakter
kunst als object van hun vernielingsdrift hebben gekozen. Het hogere strafmaximum
voor kunstbeschadiging geeft uitdrukking aan de mate van afkeuring van het
feit, heeft een appaiserende werking ten opzichte van het publiek dat zich
mede slachtoffer voelt (dit gedrag wordt niet getolereerd), biedt generale
preventie (al mogen de verwachtingen van de werking van dit element niet te
hoog zijn), en kan helpen voorkomen dat de dader recidiveert,
bijvoorbeeld door de mogelijkheid van voorlopige hechtenis in welke periode
psychische hulp kan worden georganiseerd.
Het idee om het strafmaximum voor kunstbeschadiging te verhogen is door
minister Korthals Altes afgewezen. De hoogleraar strafrecht Kelk heeft het
onderwerp recentelijk weer op de agenda geplaatst. De indiener van dit amendement
is professor Kelk op dit onderwerp schatplichtig.
Wolfsen