28 482
Aanpassing van de Auteurswet 1912, de Wet op de naburige rechten en de Databankenwet ter uitvoering van richtlijn nr. 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PbEG L 167) (Uitvoering richtlijn auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij)

nr. 23
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 februari 2004

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel ter aanpassing van de Auteurswet 1912, de Wet op de naburige rechten en de Databankenwet ter uitvoering van richtlijn nr. 2001/29 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2001 betreffende – samengevat – auteursrecht in de informatiemaatschappij (28 482), heb ik toegezegd mijn bezwaren tegen amendement nr. 17 van het lid Van Dam schriftelijk te zullen toelichten. Deze brief geeft daaraan gevolg.

Zoals ik al in mijn reactie op het amendement heb opgemerkt, heeft het amendement, zoals dat luidt, geen betrekking op het (digitale) privé-kopiëren, als bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, maar alleen op artikel 16b van de Auteurswet, dat vormen van handvaardigheid en fotokopiëren voor privé-gebruik toestaat.

Blijkens de daarop door de indiener gegeven toelichting, beoogt het amendement het mogelijk te maken dat een (digitale) privé-kopie niet uitsluitend voor eigen gebruik, maar ook ten behoeve van de familie-, vrienden- of daaraan gelijk te stellen kring kan worden openbaar gemaakt. De consequentie hiervan is dat de af- of doorgifte, al dan niet in elektronische vorm, van een (digitale) privé-kopie aan familie, vrienden en kennissen mogelijk zou worden. In een digitale omgeving, die zich kenmerkt door grote en snelle verspreidingsmogelijkheden, leidt dat in feite tot een situatie, waarin uiteindelijk iedereen voor bijna iedereen een digitale privé-kopie zou kunnen maken.

Dat is onverenigbaar met artikel 5, tweede lid, onder b, van de richtlijn, waarin de privé-kopie, als uitzondering op het reproductierecht, slechts is toegestaan voor privé-gebruik. Een verruiming tot personen die behoren tot de familie-, vrienden- en kennissenkring, verdraagt zich hiermee niet. De grootschalige verspeiding die hiervan in een digitale omgeving het gevolg zou kunnen zijn, doet verder afbreuk aan de normale exploitatie van een werk en de gerechtvaardigde belangen van de rechthebbende(n). Het is immers, zoals overweging 38 bij de richtlijn stelt, aannemelijk dat het digitaal kopiëren voor privé-gebruik op grotere schaal zal plaatsvinden en een grotere economische impact zal hebben. Dit strookt niet met de zogenaamde drie-stappen-toets, zoals die is neergelegd in artikel 5, vijfde lid, van de richtlijn en internationale verdragen, zoals in artikel 9, tweede lid, van de Berner Conventie en in artikel 13 van het TRIPS-verdrag.

In de toelichting van het amendement wordt verwezen naar artikel 12, vierde lid, Auteurswet, met de kanttekening dat de daar voorziene exceptie gehandhaafd zou moeten worden. Daarbij gaat het echter om een uitzondering op het openbaarmakingsrecht, die geldt voor voordrachten, voorstellingen, op- of uitvoeringen in familie-, vrienden- of daaraan gelijk te stellen kring. Dit criterium kan echter niet, bij wijze van analogie, worden doorgetrokken naar het verveelvoudigingsrecht, waarop de in artikel 16c Auteurswet bedoelde privé-kopie-exceptie een uitzondering vormt. De privé-kopie-exceptie is en blijft beperkt tot het vervaardigen van enkele exemplaren die uitsluitend dienen voor eigen oefening, studie en gebruik. Hieruit volgt dat de aldus gemaakte privé-kopieën niet aan derden mogen worden afgegeven, behalve als dat geschiedt ten behoeve van rechterlijke of bestuurlijke procedures. Derden in dit verband is een ieder die geen partij is bij de overeenkomst of verbintenis, in casu de maker en degene die het produkt gekocht heeft. Familie, vrienden en gezinsleden van de consument zijn derhalve derden. In die zin brengt het voorgestelde amendement dus een wijziging. De richtlijn staat evenwel een ruimere privé-kopie-exceptie niet toe.

Ik merk volledigheidshalve op dat het wetsvoorstel op dit punt geen wijziging brengt ten opzichte van het huidige regime. De mogelijkheid om een (digitale) privé-kopie te maken wordt in het voorstel niet verkleind.

Hierbij gaat de nota van wijziging, die ik tijdens de plenaire behandeling heb aangekondigd (28 482, nr. 24).

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven